124 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 27 September 1939.
zijn gezin; spr. ziet tegenwoordig liever zoo n particu
liere schuilplaats dan geraniums in een plantsoen. Dit
is zijn visie op deze kwestie, maar wil de Raad open
bare voorzieningen, dan is het plan i.z. schuilloopgraven
oogenblikkelijk uitvoerbaar. Overigens heeft men hier
de onaangename omstandigheid, dat men spoedig op
grondwater stuit. Op enkele hoog gelegen punten der
stad is het wel mogelijk te graven, zonder daarvan last
te hebben. Het is hier echter meestal zoo, dat men bij
het graven op 60 cm diepte letterlijk al nattigheid"
begint te voelen. Er rest hier dus niets dan gedeeltelijk
boven den grond te bouwen. Men zou de schuilloop
graven 1.80 m diep moeten maken, 60 cm in den grond
en 1.20 m er boven, een moeilijke en tevens kostbare
voorziening.
De kosten van 3.per persoon lijken misschien
wel hoog, maar zijn het niet, als men in aanmerking
neemt, wat spr. in een tijdschrift las, n.l„ dat het in
richten van een garage als schuilgelegenheid voor om
wonenden ongeveer 10.per persoon zou kosten.
De heer Hajenius heeft destijds naar beschikbare
kelders gevraagd. Daarop zijn toen eenige beschikbaar
stellingen binnengekomen.
Volgens de courant zou in Rotterdam kelderruimte
voor 100.000 menschen komen. Volgens officieele be
richten van B. en W. zijn er evenwel nog slechts voor
10.500! Het kan zijn, dat men dit aantal t.z.t., als er
oorlog komt, tot 100.000 zal opvoeren, maar daar zullen
dan nog weken overheen moeten gaan. Waar de ove
rige menschen moeten blijven (Rotterdam telt 600.000
zielen), weet spr. niet. Ongetwijfeld moeten allen, gelijk
hier, in hun woningen blijven. Wil de Raad echter het
Rotterdamsche systeem ook hier zien toegepast, dan is
dat zeer zeker mogelijk. Er zullen menschen zijn, die
thans hun kelders al ter beschikking willen stellen en
van hen, die het niet willen, kan het t.z.t. gevorderd
worden. Maar als die kelders voor het publiek open
gesteld zullen worden, heeft de gemeente toch den
plicht, om daarin eenige voorzieningen te maken, b.v.
als ze weet, dat de kelderzoldering den „instortingslast"
niet kan dragen. Dit zou echter behoorlijke kosten vor
deren. Er zou een soort schema opgezet moeten worden
met een kostenraming en dan zou de Raad dit bedrag
kunnen toestaan. Wil de Raad zich in dezen zin uit
spreken, dan vereenigt spr. zich daarmee, maar hij ge
voelt in dezen veel meer voor decentralisatie van de
inwoners. Als het mogelijk zou zijn, om bij bomaanvallen
bij wijze van spreken één persoon op eiken vier
kanten meter van de stad te zetten, zou z.i. het totale
verlies van de bevolkinq kleiner zijn dan bij centrali
satie in schuilgeleqenheden.
Een plan i.z. enkele kelders is er reeds, in overleg
met den Inspecteur van het Bouw- en Woningtoezicht,
gevormd, er zijn al kelders aangeboden en B. en W.
kunnen doen onderzoeken, welke kelders er nog meer
met goed resultaat te gebruiken zijn. Spr. vraagt den
Raad een uitspraak te doen.
De heer Van Kollem zegt. dat het van zelf spreekt,
dat de Raad den Voorzitter dankbaar is voor de uit
voerige uiteenzetting, welke ongetwijfeld haar werk
naar buiten zal doen. Spr. heeft afgewacht, of de Voor
zitter een bepaald punt ter sprake zou brengen, opdat
hij het niet zou behoeven te doen. Men is het er over
eens, dat de uitrusting van den dienst een tekort heeft,
speciaal aan brandspuitmaterieel en gasmaskers. Nu
worden hier ter stede pogingen in het werk gesteld om
een bedrag spr. heeft 25.000.hooren noemen
als vrijwilligen omslag bijeen te brengen en dit den
Burgemeester als Hoofd van de luchtbescherming aan
te bieden voor een nader uit te werken doel, dat deze
het beste kan beoordeelen. Acht de Burgemeester het
wenschelijk, dat in dezen geest verder wordt gewerkt,
zoodat het zeker is, dat mede door deze vrijwillige bij
dragen wordt geholpen om te doen wat menschelijker-
wijze voor luchtbescherming gedaan kan worden, door
de uitrusting zoo goed mogelijk te maken. Spr. sluit zich
bij het slotbetoog van den Voorzitter aan, n.l. dat het
wenschelijk is. dat de Raad een bepaalde gedachte uit
spreekt. Hij voelt er veel voor, dat de Raad zou be
sluiten om B. en W. uit te noodigen met spoed een
onderzoek in te stellen naar de schuilgelegenheden en
de geschiktheid van de aanwezige kelders om ze voor
dat doel gereed te maken, met de globale kosten, daar
aan verbonden. Dan heeft de Raad iets, dat hij kan
beoordeelen.
De heer Praamsma heeft met groot genoegen de uit
voerige uiteenzetting van den Voorzitter beluisterd,
maar zij kan bezwaarlijk gelden als antwoord op spr.'s
vragen i.z. de gevraagde 20.000.-. Als deze 20.000-
een soort algemeen crediet is, opdat de gemeente voor-
loopig tot betaling kan overgaan van wat reeds aan
geschaft of gedaan moest worden, waarvan men een
belangrijk bedrag van het Rijk zal terug ontvangen, en
tevens zal dienen voor het treffen van maatregelen, die
B. en W. als gevolg van de buitengewone omstandig
heden nog noodig zullen achten, zooals het voorstel
luidt, dan heeft spr. daartegen geen bezwaar.
Verder sluit spr. zich bij den heer Van Kollem aan.
Hij weet niet, of deze een voorstel indient; spr. voelt
er veel voor, dat de Raad B. en W. uitnoodigt op korten
termijn een behoorlijk schema met kostenberekening aan
den Raad over te leggen.
De heer Buiël bekijkt de zaak van een anderen kant.
Hij heeft altijd den indruk gekregen, dat ingevolge de
Luchtbeschermingswet de Burgemeester Hoofd van de
luchtbescherming is, die ondergeschikten heeft, die den
practischen dienst uitvoeren, en dat het eigenlijk niet
taak van den Raad is om aan te geven, wat er moet
gebeuren. Als een ondergrondsche tank voor gasolie
gemaakt moet worden of als omtrent het beschermen
van gemeentegebouwen moet worden besloten, behoort
dat tot de taak van den Raad, maar schuilloopgraven
openbare schuilkelders e.d. ressorteeren onder de lucht
bescherming, dus onder den Burgemeester.
Uit het betoog van den Voorzitter moet spr. opmaken,
dat deze als Hoofd van de luchtbescherming rekening
houdt met twee mogelijkheden dat er in Leeuwarden
werkelijk iets gebeurt en welk gevaar is er dan, en
dat er in Leeuwarden niets zal gebeuren. Daarover is
men het dus niet eens. Als men deze zaak echter in den
Raad brengt, dan moet men komen met een omlijnd
voorstel, wat er gedaan moet worden en wat zulks zal
kosten. Uit het feit, dat b.v. gasmaskers, welke eerst
waren goedgekeurd, later weer zijn afgekeurd, blijkt
echter, dat men eigenlijk nooit definitief kan beoor
deelen, wat er nu precies moet gebeuren. Aan het
Departement en het Hoofd van de luchtbescherming
is de taak te zeggen dit of dat moet er gebeuren.
Het kan wel een vraagpunt zijn, of openbare schuil
kelders nu eigenlijk deugen of niet deugen, er moet iets
gedaan worden en daarbij kan men leering trekken uit
wat in landen, waar oorlog is geweest, zooals Spanje
verkeerd is gebleken.
De heer Van Kollem wil een onderzoek laten instel
len naar de kelders. Laat men op zeer korten termijn
een vast plan opstellen, dit en dat zal gebeuren, en ten
spoedigste bij den Raad crediet vragen. Spr. gelooft
niet, dat het verantwoord is voor de openbare veilig
heid niets te doen.
Hij begrijpt, dat het thans gevraagde crediet niet zal
dienen voor werken van eenige beteekenis, zooals het
inrichten van schuilkelders, doch slechts voor een kleine
uitbreiding van materieel van verschillende diensten
Spr. vraagt een definitief plan over te leggen, niet alleen
i.z. schuilkelders op openbare pleinen, maar ook omtrent
afscherming met zandzakken en wat er verder bij te
pas komt.
De heer Meek meent, dat, als men hier schuilkelders
maakt, men ze goed moet maken. Spr. heeft op ver
schillende plaatsen in het land schuilgelegenheden be
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 27 September 1939. 125
zien. Zoo voor 't oog zijn het eigenlijk maar greppels
met walletjes er om. Als daarin gedurende een dag of
14 kinderen spelen, is er weinig van over. Spr. gelooft,
dat dergelijke schuilplaatsen in de practijk niet veel
zullen beteekenen. Vat men deze zaak goed aan, dan
kost het veel geld en waar moet dat allemaal vandaan
komen? Er zal wel iets te maken zijn, maar goedkoop
is het niet.
N.a.v. de mededeeling, dat particuliere bouwplannen
naar den Minister waren opgezonden, waarop deze
antwoordde, bij die gebouwen geen schuilkelders noodig
te achten, vraagt spr., of bij dat antwoord geen enkele
motiveering was.
Voorts vraagt hij, of deze ƒ20.000.nog door de
Comm. van O. moet worden goedgekeurd. (De Voor
zitter: De Commissie staat er geheel buiten).
Den heer Rom Colthoff is het niet duidelijk, waaruit
eventueele kelderinrichtingen betaald kunnen worden.
Natuurlijk zal het onderzoek, dat aan een zoo juist
mogelijke begrooting vooraf moet gaan, ook geld kosten.
Is het de bedoeling van den heer Van Kollem om al die
kosten eventueel nog te bestrijden uit deze 20.000.
of moeten die daar geheel buiten vallen Spr. denkt,
dat, als met het werk begonnen zal worden, van die
20.000.niet veel meer over zal zijn.
Mevrouw Van Dijk—Smit houdt zich aan hetgeen de
Voorzitter zeide het moet zoo zijn, dat ieder zooveel
mogelijk in eigen omgeving een schuilplaats maakt. Er
zijn nog zooveel huizen in Leeuwarden, waar een lapje
grond bij is, waar een geraniumperkje omgespit en met
behulp van kisten een schuilplaats gemaakt kan worden.
Spr. geeft B. en W. den raad, om op een paar punten
in de stad een voorbeeld te geven van zoo n particuliere
schuilplaats. Daar hebben de menschen ten minste wat
aan. Vindt men, dat er haast bij de zaak is, dan kan
dat op korten termijn geschiedenieder kan dan op die
wijze zijn licht opsteken. De voorzieningen, die meer
geld vergen, kunnen later wel bekeken worden.
De Voorzitter antwoordt den heer Praamsma, dat
eenige der voornaamste uitgaven van de 20.000.
genoemd zijn. Het is overigens inderdaad de bedoeling,
dat de Raad dit crediet geeft, en B. en W. machtigt,
daaruit de noodige voorzieningen te betalen.
De heer Buiël meende, dat deze zaak eiqenlijk niet
aan den Raad was, maar spr. achtte het plicht haar wel
in den Raad te brengen. Hij had formeel kunnen zeggen:
ik zal dat zelf wel opknappen, maar hij wilde juist den
Raad wel eens hooren, omdat B. en W. eigenlijk niet
precies wisten, welken kant zij uit moesten.
De kwestie van schuilloopgraven en eventueele in
richting van bestaande kelders is wel degelijk in het
College besproken. En nu is uit de discussies gebleken,
dat de heer Van Kollem verlangt, dat B. en W. een
onderzoek doen instellen naar de aanwezige kelder
ruimte in de stad en met voorstellen, met een globale
berekening, zullen komen. B. en W. willen dit voorstel
van den heer Van Kollem gaarne overnemen, omdat zij
er eenerzijds ook wel over dachten, maar anderzijds
weten, dat. als de voorzieningen eenigszins op ruime
schaal geschieden en niet zoo, dat men kan zeggen
,,nu hebben wij in Leeuwarden ook iets", ze wel heel
wat zullen kosten. Misschien echter is ook nog wel een
deel uit die ƒ20.000.te bestrijden, als er nog wat
meevallers zijn. Bovendien, zal het onderzoek snel ge
beuren, dan zal de Inspecteur van het Bouw- en
Woningtoezicht misschien eenige hulp noodig hebben,
welke eveneens uit die 20.000.moet worden betaald.
Een andere kwestie, welke men ook nog niet kan
overzien, is door de I.W.G.L. aangesneden. De N.V.
vestigt er de aandacht op, dat het nuttig zou zijn een
register samen te stellen van regenputten, welke in tijd
van oorlog, als de waterleidingwerken tijdelijk onklaar
kunnen geraken, voor watervoorziening kunnen dienen.
Men begrijpt evenwel, dat de dienst van Gemeente
werken dat alles niet kan nagaaner zou hulp bij
moeten komen, wat ook weer kosten meebrengt.
Den heer Meek antwoordt spr., dat goede schuilloop
graven inderdaad te prefereeren zijn. Ook spr. heeft
ervaren, dat, als men de schuilplaatsen e.d. elders gaat
onderzoeken, men eenigszins ontnuchterd wordt.
Den heer Rom Colthoff zegt spr., dat t.z.t. wordt
medegedeeld, of de door hem bedoelde kosten uit de
20 mille bestreden zijn.
Tot mevr. Van DijkSmit zegt spr., dat het publiek
moet weten, dat het voor bescherming op zich zelf is
aangewezen en met meer of minder moeite de een
heeft er meer voor over dan de ander daarnaar moet
handelen.
Den heer Van Kollem geeft spr. toe, dat de uitrusting
van den Lb.-dienst inderdaad slechts aan bescheiden
eischen voldoet. Het is nu natuurlijk maar de kwestie,
wat men onder „bescheiden" verstaat. Rekent men met
gasgevaar, dan ontbreekt nog zeer veel. In tegenstelling
met hier, waar men al over gasgevaar spreekt, rekent
men in Holland eigenlijk alleen met scherfgevaar, en
spr. meent, dat men daar dichter bij de waarheid is. Hij
wist niet, of er al besloten was tot geldinzamelen hij
heeft geen zitting in het Comité, met die zaken belast.
Maar elke verbetering, die in den dienst wordt aan
gebracht, zal z.i. het geheel ten goede komen, mits men
bij aanschaffing overleg pleegt met hen, die er over
kunnen oordeelen b.v. het Hoofd van den dienst en
vak- en wijkleiders. Spr. zou echter tenzij de Raad
ruim crediet beschikbaar stelde geen kans zien, den
dienst verder uit te rusten. Het gaat niet om een 50
Dan zouden B. en W. wel zoo vrij zijn geweest het uit
te geven. Dat hebben zij wel met grootere bedragen
gedaan instrumenten en verbandmiddelen hebben meer
gekost. (De heer Van Kollem: Ik had meer het oog
op brandgevaar).
Spr. wil bekennen, dat men bij een ernstigen aanval
met brandbommen hier te weinig materiaal heeft.
Gelijk spr. reeds uiteenzette, is het gelukt in plaats
van sirenes geld voor brandweermaterieel van het Rijk
los te krijgen. De andere gemeenten hebben die 4200.
niet gekregen.
De heer Van Kollem vraagt den Voorzitter, of deze
een uitbreiding van brandspuiten c.a., in verband met
het brandbommengevaar, strikt noodzakelijk acht.
De Voorzitter zegt, dat, naar den oorspronkelijken
opzet, in één wijk drie z.g. waterleidingeenheden zouden
zijn, uitgerust met standpijpen, een paar honderd meter
slang en straalpijpen.
Dit zal niet voldoende zijn. Waar de waterleiding
niet meer capaciteit heeft, zouden meerdere motorspuiten
goed te stade komen. In wijk IVc heeft men er zelf a!
een aangeschaft.
De heer IJtsmaNatuurlijk wil de gemeente wel een
of meer spuiten cadeau hebben.
Den heer Van Kollem gaat het om deze vraag hoe
de Voorzitter denkt over het feit, dat de burgerij poogt
25.000.bijeen te krijgen, om daarvan b.v. motor
spuiten aan te schaffen
De Voorzitter meent, dat juist op deze manier de
Luchtbescherming iets eigens wordt van de burgerij,
die er tot nu toe maar vrij lauw tegenover stond.
De heer Meek: Is het nu de bedoeling, dat er schuil
loopgraven gemaakt worden
De Voorzitter zegt, dat tot nog toe alleen over kelders
gesproken is. Wil de Raad echter tot het maken van
j schuilloopgraven besluiten, dan zullen ze dadelijk ge
maakt worden.
Als het publiek vindt, dat in Leeuwarden niets ge
daan wordt, dan komt dat, doordat het niets ziet. Maar
men vraagt niet, of, als er iets gebeurt, dit wel voldoende
zou zijn.
De heer Buiël zegt, dat het ook juist zijn bedoeling
was, dat een onderzoek ingesteld en het resultaat daar
van voor den Raad gebracht zou worden.