136 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 18 October 1939.
overgezet en uiteindelijk is de verbouw voor 15.000.
uitgevoerd.
Dat spr.'s fractie zoo voor en na voorstellen deed tot
verlaging van posten, was niet alleen ter bezuiniging,
maar ook op grond van wat op vorige begrootingen
was gevoteerd zeer zeker een behoorlijke basis om
aan te toetsen en steeds bracht zij in het belang
der gemeente de dingen hier naar voren.
De heer Botke beantwoordde spr. bevredigend; het
verheugt hem, dat deze er naar streeft zoo juist moge
lijk te ramen, rekening houdende met de beschikbare
gegevens.
Weth. De Boer noemde het onderzoek van den
Hoofdingenieur zeer grievend. Spr. heeft echter niet
gezegd, dat hij dat onderzoek toejuichte, doch woor
delijk: ,,Er wordt hier gezegd, dat een dergelijk onder
zoek onjuist is; misschien is het wel niet juist, maar voor
onze fractie in onze positie heeft het zeker nut.' De
genen. die dat direct als wantrouwen in B. en W. aan
merken, zien de zaak niet goed. Uit het feit, dat spr.'s
groep, de tweede in sterkte hier, opzettelijk, zonder
eenige aanwijsbare reden, onmondig en minderwaardig
wordt verklaard, spreekt een ongemotiveerd wantrou
wen. Is het dan zoo onverklaarbaar, dat spr. c.s. de
zaken wel eens anders bezien dan B. en W. Hij her
innert slechts aan de laatste wethoudersverkiezing en
de commissiebenoemingen.
Men beschuldigt spr. c.s. van wantrouwen; dan moet
hij gelegenheid hebben de zaak recht te zetten. Als men
zoo n wantrouwen in de A.R. fractie heeft en zoo'n
afkeer, dat de drie partijen, die het College vormen,
besluiten, samen te werken en de anderen bij voorbaat
uitschakelen, dan is het ook gerechtvaardigd, dat spr
c.s. niet alles, wat het College voorlegt, voor zoete koek
nemen. Dit is geen wantrouwen, doch voorzichtigheid.
De heer Van Kollem hoorde van den heer Westra,
dat hij dezen niet goed begrepen had. Als dat zoo is,
dan lag dat waarschijnlijk aan de wijze, waarop deze
zijn meening uitte. Spr. zou den heer Westra in ge-
moede willen overtuigen, dat hij met zijn redeneering
geheel op den verkeerden weg is. Deze meent, dat het
niet-uitvoeren van werken door Gem.werken een zekere
bezuiniging is. Gesteld nu, dat hij nog wethouder was
en de Gasfabriek een grooten stoomketel noodig had
en het daarvoor gevoteerde bedrag werd niet goed
gekeurd of de goedkeuring bleef lang uit, zoodat het
niet kon worden uitgegeven, dan kon de heer Westra
toch niet zeggen, dat op de Gasfabriek zoo veel is
bezuinigd.
De heer Botke (weth.) toonde den heeren Westra
en Buiël aan, dat de gewraakte uitgaven over 1938 niet
te voorzien waren. Nu zei de laatste, dat de vorige
wethouders met opzet resp. optimistisch en pessimistisch
raamden. Maar spr. meent, dat men zich toch ook kan
voorstellen, dat, als in 1936 de uitkomsten buitengewoon
tegengevallen zijn, men zich in 1937 voor een te lage
raming wil hoeden. Maar zoo te blijven doorgaan, leek
spr. niet juist, en omdat was te bemerken, dat 1938
meeviel, is voor 1939 al juister geraamd.
De heer J. de Boer (weth.) gelooft, dat de heer
Praamsma zich vergist i.z. het door hem aangehaalde
crediet voor verbetering van de Arbeidsbeurs. Inder
daad heeft de heer Praamsma toen critiek uitgeoefend
op de begrooting. De Raad heeft het gevraagde crediet
ten slotte verleend, maar door een beknotting der be
grooting door Ged. St. is het werk zeer gebrekkig, al
thans onvolledig, uitgevoerd. Voor het overige gaat
spr. niet in op wat de heer Praamsma zeide i.z. wan
trouwen.
Aan de orde is de Nota van aanmerkingen ten aanzien
van de Gemeente- en Bedrijfsbegrootingen, dienstjaar
1939. (Bijlage bij bijl. no. 119 van 1939).
Inkomsten Gemeentebegrooting
Volgnos. 52, 56. 58. 62, 103, 105, 125, 131, 156. 158,
161, 163 en 165.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig de
voorstellen van B. en W.. zooals die in bovengenoemde
bijlage zijn omschreven.
Volgno. 181. Winst Grondbedrijf.
De heer Praamsma herinnert zich, dat dit voorjaar is
besloten, dat B. en W. praeadvies zouden uitbrengen
i.z. verlaging van den erfpachtscanon t.a.v. nieuw uit
te geven gronden. Nu blijkbaar de winst van het
Grondbedrijf steeds grooter wordt, terwijl reeds
15.000.is afgeschreven als verlies op de bouw
gronden, vraagt spr., of dat praeadvies reeds uitge
werkt is, of dat het bij de eerstvolgende begrooting kan
worden tegemoetgezien.
De Voorzitter zegt, dat B. en W. willen trachten een
desbetreffend voorstel te doen, doch thans zit men ter
Secretarie onder het werk. De ambtenaren van de afd.
Fin. moeten herhaaldelijk op andere afdeelingen dienst
doen. Er zijn thans reeds ambtenaren overwerkt en er
zullen nog andere volgen. Spr. kan daarom niets belo
ven. Er is niet meer van hen te vergen. Voor het schrij
ven van adressen, zooals dat hier door eenige vreemde
krachten is geschied, kan men wel tijdelijke hulp krijgen,
maar voor dit onderzoek geschikte vervangers te vin
den, is niet gemakkelijk.
De heer Buiël: Is dit dan geen werk voor het Grond
bedrijf
De Voorzitter: Er is slechts een boekhouder bij het
Grondbedrijf, die tevens de boekhouder van Gemeente
werken is.
Volgnos. 181. 186; van de uitgaven der Gemeente
begrootingvolgnos. 200, 206, 208, 213, 214, 224. 225.
230, 258, 266, 268, 292, 315, 316, 321, 323, 328, 341.
351. 366, 484, 485, 500 en 530; van Gemeentewerken
volgnos. 107. 108, 127, 192, 193, 194, 198, 199, 204 en
206; van het Reinigingsbedrijfvolgnos. 23 t/m 32. 45
t/m 47 en 48; van het Gasbedrijfvolgnos. 31 en 24,
en van de uitgaven van de Gemeentebegrootingvolg
nos. 233 en 238. Met alg. stemmen wordt besloten
overeenkomstig de voorstellen van B. en W.
Volgno. 256. jaarwedden Politiepersoneel.
De heer Wiersma dringt er nogmaals op aan, hoewel
het slechts zijdelings met dit punt te maken heeft, om
het G.O. voor de politie tot stand te brengen. De Voor
zitter zeide bij de begrooting, dat deze zaak bijna in
kannen en kruiken was. Komt zij haast aan de orde
De Voorzitter antwoordt, dat hij zich vóór de mobi
lisatie met deze aangelegenheid heeft bemoeid, maar
nu is er wel wat anders te doen. Bovendien gelooft
spr.. dat de positie van de agenten zonder G.O. niet
minder is dan met.
De heer Buiël vraagt, of bij den postOpenbare
Veiligheid, niet moet worden gerekend op uitgaven
voor eventueele maatregelen i.z. luchtbescherming.
De Voorzitter antwoordt, dat het hier gaat over
wijziging van een verordening. De Raad gaf zoojuist
crediet voor de luchtbescherming; voorloopig is er dus
wel eenig geld.
Volgnos. 256, 264 en 291. Met alg. stemmen wordt
besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W.
Volgno. 313. Onderhoud straten en pleinen.
De heer Westra kan zich niet vereenigen met het
voorstel t.a.v. het Wilhelminaplein, om het geraamde
bedrag ad 30.000.over te brengen naar den dienst
1940 en de bijdrage ad 3000.-— van den gew. dienst
aan den kap.dienst te laten vervallen. Dit is in strijd
met wat de Raad uitdrukkelijk heeft aangenomen. Ged
St. zullen mèt den Raad deze verbetering urgent vinden.
Door deze handeling brengt men haar echter niet voor
uit. Volgens de Commissie moet op het onderhoud van
straten en pleinen 6000.bezuinigd worden en B
en W. willen dit doen, door de 3000.van het Wil
helminaplein te laten vervallen. Dit bevredigt de Com
missie toch niet en de door ieder gewenschte verbe
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 18 October 1939. 137
tering van het Wilhelminaplein komt weer op losse
schroeven te staan. Het volgende jaar is de begrooting
misschien weer niet tijdig goedgekeurd en is het weer
te laat om het plein te verbeteren. Het lijkt spr. beter
de bijdrage ad 3000.— aan den kap.dienst te hand
haven. welke, daar het een post op den kap.dienst is,
naar de volgende begrooting kan worden overgebracht,
en dan kan, daar de onderhavige begrooting wel zal
worden goedgekeurd, bij het begin van het volgende
jaar deze verbetering worden aangevat. Als de 3000-
op andere wijze kan worden gehandhaafd, is er geen
bezwaar tegen, dat de Raad zich bij den eisch der Com
missie neerlegt. Het hangt van het antwoord van B.
en W. af, of spr. zal voorstellen den onderhoudspost
van straten en pleinen met 3000.— te verlagen, dan
wel de bijdrage van den gew. dienst aan den kap.dienst
met 3000.- te verhoogen. In ieder geval moet de
post van het Wilhelminaplein blijven bestaan als waar
borg, dat die verbetering het volgende jaar zoo spoedig
mogelijk wordt uitgevoerd.
De heer Posthuma meent, dat B. en W een heel aar
dige oplossing hebben gevonden. Spr. juicht het toe, dat
deze zaak zoo is getracteerd. Hij vraagt B. en W.,
daar 1939 nog niet is verstreken en er nog wel iets op
den onderhoudspost zal zijn, aandacht te schenken aan
de Emmakade N'.Z. De bewoners hebben een adres aan
B. en W. gericht om de straat te verbeteren, dat mede
onderteekend was door den Hoofdingenieur van den
Prov. Waterstaat, die zelf deze straat op de lijst heeft
gezet, als niet in aanmerking komend voor verbetering
dit jaar. Een min of meer komische noot
De heer Botke (weth.) maakt uit het betoog van den
heer Westra op, dat deze meent, dat het mogelijk is,
dat, als men aan het Wilhelminaplein niets doet, men
wel 3000.afschrijft. Met den post op den Kap.dienst
is echter niets gebeurd; alleen de 3000.bijdrage van
den gew. dienst wordt afgevoerd. Met den heer Post
huma meent spr., dat B. en W. een aardige oplossing
gevonden hebben; aan de limiet van 60.000.moet
toch worden voldaan. Spr. begrijpt het zoo: als men het
Wilhelminaplein wil verbeteren, mag voor onderhoud
van straten en pleinen 57.000.worden gevoteerd en
3000.—voor het Wilhelminaplein, terwijl de 30.000-
op den kap.dienst blijft. De Commissie wil voorts, dat
in 1940, als die verbetering op de begrooting komt, dat
gene, wat mocht overblijven van die 57.000. wordt
afgeschreven op de tijdelijke leening van 30.000.
De heer Westra: Is het de bedoeling den post op den
kap.dienst te laten staan
De heer Botke (weth.): Ja, op de begrooting 1940.
De heer Westra: Dus nu moeten wij weer wachten
op de begrooting 1940 en dan komt de verbetering weer
niet aan de orde door de late goedkeuring.
De heer Botke (weth.): Dan kunnen wij speciaal
vragen, wat Ged. St. er van denken en dan kunnen
dezen zich met de Comm. in verbinding stellen, opdat
de verbetering in het goede seizoen in orde komt.
De heer Van der Meulen kan wel met B. en W.
meegaan, om de 3000.— af te voeren, daar het prac-
tisch toch niet mogelijk is, dien post in het thans ver
gevorderde seizoen nog te verwerken, maar hij kan het
niet eens zijn met den wethouder, dat die 3000.— in
den post van 60.000.begrepen moet zijn. De Raad
heeft uitdrukkelijk verklaard, dat er behalve voor het
gewone onderhoud van straten en pleinen nog een post
voor het Wilhelminaplein dient uitgetrokken. En er is
geen reden om daarvan af te wijken, ook niet bij de
begrooting 1940. Spr. meent, dat het volgende jaar deze
zaak op precies dezelfde wijze gesteld en eindelijk maar
eens uitgevochten moet worden, zooals de heer Westra
het zeide.
De heer Botke (weth.) zegt, niet bedoeld te hebben,
dat men zich bij dezen gang van zaken neer zal moeten
leggen, maar hij veronderstelt, dat het zoover zal komen.
De Voorzitter vraagt den heer Westra, of hij een
voorstel doet.
De heer Westra ziet daarvan af, als hij in dezen geen
steun vindt.
Volgnos. 313, 314 en 337. Met alg. stemmen wordt
besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W.
Volgno. 318. Onderhoud plantsoenen.
De heer Praamsma zegt, dat dikwijls is opgemerkt,
dat de onderhoudspost der plantsoenen zoo hoog is.
Spr. komt hier thans niet op het bedrag, maar in het
antwoord van B. en W. doet het hem eigenaardig aan,
dat 3275.— is gevonden door een hek om en de betege
ling van de speelplaats bij school 16 achterwege te laten.
Het is toch zeer te verwonderen, dat iets dergelijks
onder de plantsoenen ressorteert. B. en W. hebben her
haaldelijk betoogd, dat er te weinig geld voor de plant
soenen was en dit bedrag van 3300.behoort daar
niet eens bij, zoodat men dit voor de plantsoenen meer
zou kunnen uitgeven. (De Voorzitter: Niet meer dan
totaal 35.000.—
Had deze 3300.op den postopenbare werken
gestaan, dan had men toch 35.000.zuiver voor den
plantsoendienst kunnen besteden; nu slechts 31.700.
Gebeurt het meer, dat er iets van een bepaalden post
onder een anderen zit
De Voorzitter antwoordt, dat de onderhavige post
betreftplantsoenen en afkeeringen en zoo is dit er op
gekomen.
De heer J. de Boer (weth.) antwoordt, dat geregeld
afkeeringen uit den plantsoendienst betaald worden,
evenals b.v. herstelling van de gebouwen in den Prin
sentuin. De bedoeling is de verbetering bij school 16 in
1940 weer op de begrooting te brengen en dan onder
den postopenbare speelplaatsen, wat juister is.
Volgnos. 318, 319, 347, 365, 371, 435 en 439. Met
alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig de voor
stellen van B. en W.
Volgno. 447Meisjes H.B.S.
De heer Sterringa ziet in het laatste deel van het
antwoord van B. en W. een verzwakking der voor
gaande argumenten en stelt voor, dat er uit weg te
laten; anders schept men het gevaar, dat de Comm.
haar standpunt handhaaft.
De Voorzitter zegt, namens B. en W., dat dezen het
voorstel-Sterringa overnemen; dan vervalt het laatste
deel van het antwoord, zoodat achter ..handhaven" dus
een punt moet worden gelezen.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het
voorstel van B. en W., zooals dit bij monde van den
Voorzitter is gewijzigd.
Volgnos. 481, 498, 519, 529 en 532; van de Overige
opmerkingen: volgno. 114; van het Woningbedrijf
volgno. 13; van het Gasbedrijfvolgnos. 36 en 40. Met
alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig de voor
stellen van B. en W.
Ten slotte zou de Commissie gaarne een opgaaf ont
vangen van de kosten der geneeskundige armenverzor
ging voor en na de onlangs ingevoerde reorganisatie, enz.
Mevr. BusscherSjerp merkt op, dat reeds in de sec
ties is gevraagd naar het verslag i.z. de reorganisatie
van den Geneesk. Dienst. Toen zeiden B. en W., dat
dit in concept gereed lag en binnenkort in den Raad
zou komen, maar nu is het nóg niet verschenen. Spr.
vraagt naar de reden van dit uitblijven, dat zij ook niet
in het belang der gemeente acht.
De Voorzitter antwoordt, dat het rapport pas ten
Stadhuize kwam, nadat het bij de Comm. van Beheer
over het Stadsziekenhuis was geweest, die er nog een
rapport aan toevoegde. Bovendien werd de Commies-
Redacteur, toen hij deze zaak in bewerking had, er
wegens de distributiemaatregelen afgehaald. Den
G.G.D. is door het uitstel echter geen schade berokkend