146 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 8 November 1939.
Naar spr. is ingelicht, hebben zich 19 cursisten aange
meld, van wie 5 uit Leeuwarderadeel, zoodat deze
cursus Leeuwarden 1400.zal kosten. De Raad moet
dit voorstel aannemen en den betrokkenen gelegenheid
geven iets in hun vak te presteeren.
De heer Algera wil zich beperken tot het maken
van een juridische opmerking. Onder voorwaarde b
van het voorstel staat, dat B. en W. een vertegenwoor
diger van het gemeentebestuur in de commissie benoe
men. Wat wordt hier verstaan onder gemeentebestuur?
Het is bekend, dat er dikwijls misverstand ontstaat,
doordat het gemeentebestuur identiek wordt gedacht
met B. en W. Willen B. en W., voor het geval het
voorstel, ondanks het betoog van den heer Praamsma,
toch wordt aangenomen, ,,door B. en W. te benoemen"
wijzigen in ,,door den Raad te benoemen" Dit lijkt
spr. iets eleganter, omdat ook in schoolbesturen de
Raad de vertegenwoordigers der gemeente benoemt.
De heer Praamsma zegt, dat, als de heer Balk niet
goed heeft geluisterd, dit niet spr.'s schuld is. Deze
tracht spr. in de schoenen te schuiven, dat hij gezegd
zou hebben, dat de Dir. van M.H. geen voorstander van
den cursus is. Spr. is gewend, de stukken goed te lezen;
hij heeft dan ook juist gezegd, dat. niettegenstaande de
Dir. van M.H. vóór dezen cursus was, deze de oude
begrooting van 1400.reeds te hoog vond, terwijl
de nieuwe nog wel 150.— meer aanwijst. Desondanks
heeft deze er toch op aangedrongen, zoo spoedig mo
gelijk tot plannen te komen. Maar de heer Melot be
greep ten eenenmale niet, waarom een directeur noodig
was bij een cursus van 15 personen en meende, dat die
325.bezuinigd kon. Spr. vraagt een nadere toelich
ting over het directeurschap en over de 150.voor
excursies, die op de oude begrooting, waar juist het
briefje van Min. Romme betrekking op had, niet voor
kwam.
De heer Balk heeft eigenlijk niets te berde gebracht.
Hij wilde niet over de onderdeden van het plan spre
ken, maar waar moet men het dan over hebben Spr.
vindt het geen houding, dit voorstel zonder meer goed
te keuren.
Op wat de heer Van Kollem heeft gezegd, zou hij
gevoegelijk niet kunnen ingaan; de wijze, waarop deze
sprak, deugde niet. Hij had kunnen beluisteren, hoe
ernstig spr. de zaak opvat, wat blijkt uit het feit, dat
hij er niet aan wil medewerken, omdat deze cursus den
betrokkenen slechts een desillusie zal brengen. Wat in
dit voorstel gevraagd wordt, heeft spr. zóó opgeschroefd
genoemd, dat deze zaak eigenlijk niet serieus genomen
kan worden, maar dat de toestand van de betrokkenen
niet ernstig zou zijn. heeft hij niet beweerd. Doch dezen
cursus ziet hij slechts als een camouflage van de on
macht om werkelijk iets voor hen te doen. Spr. wil
gaarne ieder voorstel steunen, dat hen in een volwaar-
digen werkkring plaatst, maar in het hier voorgestelde
zit geen perspectief. Bovendien is dit geen herscholings-
cursus, omdat deze menschen nooit geschoold zijn ge
weest.
De cursus is bij de Regeering aangevraagd door de
twee R.K. bonden spr. houdt zich precies aan de
stukken en Min. Romme antwoordt, principieel bereid
te zijn in enkele gemeenten van het land wel een proef
te willen nemen. Daaraan verbindt hij dan de voor
waarde, dat de werknemers 15.— en de werkgevers
30.lesgeld betalen. Verder zegt de Minister
„Gaarne zal ik van U vernemen, in welke gemeenten
U met een proef van dezen vakcursus wilt beginnen,
opdat mijn Departement zich met die gemeenten betref
fende deze aangelegenheid in verbinding kan stellen.".
Z.E. vertrouwde het dus zeker nog niet. Spr. heeft in
de stukken niet gezien, in welke gemeenten nu de proef
is genomen en welke resultaten die had. Onwillekeurig
rijst de vraag, of Leeuwarden als proefkonijn zal dienen.
Is hier ook reeds contact met het Departement geweest?
De heer Melot schreef, dat hier en daar op aandrang
van de organisaties een cursus voor kellners, koks e.d.
in het leven was geroepen. Is dat nu hetzelfde als de
cursus hier ter stede, want in het schrijven wordt ver
der gezegd, dat het hier een cursus voor bladkellners
betreft. Spr. merkt nog op, dat hij dezen titel niet heeft
uitgevonden; deze komt in de officieele stukken voor.
In de aanvrage leest men, dat de cursus telkenmale
4 maanden zal duren, maar spr. vraagt zich af, wie op
den volgenden cursus moeten komen. Trouwens, er
stappen wel meer menschen rond, die wel eens een her
scholingscursus noodig hebben.
Spr. vraagt, of de heer Van Kollem punt 2b van het
leerplan wel goed gelezen heeft, dat zegt, dat de cursus
voornamelijk op bedienend personeel, de z.g. bladkell
ners, is ingesteld. Wat dit personeel nu met het leerplan
te maken heeft, is spr. een raadsel. Uit het schrijven
van den Dir. van M.H. valt te concludeeren, dat hier
aanstonds wel eenige kellners zijn, die iets meer kennis
hebben opgedaan, maar ze blijven werkloos rondloopen.
Zoo bezien kan men hier ook wel een herscholings
cursus voor onderwijzers en kweekelingen met akte
organiseeren, met de belofte, dat dezen na 4 of 5 maan
den een aanstelling zullen krijgen, of voor de landar
beiders ,,van den heer IJtsma".
Nu zegt men wel, dat deze kellners af en toe noodig
zijn, maar spr. vraagt zich af, of dat inderdaad zoo is.
Voorts zouden zij een kans krijgen bij vacatures hier
ter stede, waarin nu nog wel wordt voorzien door per
sonen van elders. Dit nu is toch zoo n wonder niet. De
Raad b.v. benoemt hier herhaaldelijk personen van
elders in verschillende functies. Er is altijd uitwisseling
van menschen van de eene plaats naar de andere.
Nu staat spr. gelukkig in zijn meening niet alleen.
Hij heeft belanghebbenden uit werkgevers- en werk
nemerskringen hier ter stede gehoord, die van den cur
sus weinig heil verwachten, ook omdat deze te veel
geld kost. Het is spr. ook bekend, waaruit weer kan
blijken, dat hij de zaak serieus bekijkt, dat enkele jaren
geleden twee der voornaamste werkgevers hier gratis
een dergelijken cursus hebben aangeboden, met hun
eigen materiaal, maar dat de werknemers het aanbod
niet hebben aangenomen, omdat zij er geen heil in
zagen. Spr. heeft getracht de kwestie ernstig en zakelijk
te bezien, maar hij kan het leerplan niet au serieux
nemen.
Deze aangelegenheid mag ook niet losgemaakt wor
den van de financieele omstandigheden, waarin Leeu
warden verkeert. Voor het l.o. wordt hier 13.28 en
voor het u.l.o. 10.98 per leerling, per jaar, uitgegeven.
Het zoo belangrijke vervolgonderwijs, dat 11.06 per
leerling kostte, moest worden opgeheven en nu zal een
4-maandelijksche cursus in het leven geroepen worden,
die 100.per leerling zal kosten! En dan zou men
daarvan nog niets mogen zeggen, omdat men het dan
niet wèl zou meenen met de betrokkenen Spr. meent,
dat hier met geld wordt gesmeten Het vakonderwijs
aan de scholen kost 2.08 per leerling per jaar en voor
dezen cursus bedragen de kosten 2.50 per lesuurEn
dan te bedenken, dat voor excursies tijdens dien cursus,
o.a. naar stoomvaartmaatschappijen, 150.— zal wor
den uitgetrokken! Maar de Raad kon geen 1.50 per
lid voteeren voor het bezoek aan de zoo noodzakelijke
werkverschaffingsobjecten, ofschoon de Raadsleden
dat overigens graag zelf hebben willen betalen, gelet
op de omstandigheden, waarin Leeuwarden verkeert.
En daar prijkt nu wel 325.op de begrooting van
dezen cursus voor een directeur, die absoluut overbodig
is, ook volgens den Dir. van M.H.
Men moet de zaak zien, zooals ze is en eerlijk be
spreken en niet den menschen iets voorspiegelen, om
zelf het bevrijdende gevoel te krijgen van: „nu doen wij
toch iets voor hen". Een goed plan zou spr.'s volle in
stemming hebben zelfs al zou het bedrag der kosten
belangrijk hooger zijn mits het de menschen maar aan
een broodwinning zou helpen en blijvende werkgelegen
heid zou bevorderen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 8 November 1939. 147
Overigens loopen hier niet alleen kellners werkloos
rond; in alle categorieën zijn werkloozen, voor wie men
niets doen kan, een toestand, waar ook de landelijke
autoriteiten niets tegen vermogen. Nu gaat men echter
de menschen blij maken met een doode musch, waar
door men meent van hen af te zijn. Spr. vindt dat een
qoedkoope manier van doen en wenscht daar niet aan
mede te werken.
De heer Feddema (weth.) kan, na wat de heeren
Balk en Van Kollem hebben gezegd, kort zijn. Wat de
heer Praamsma zeide over het schrijven van den heer
Melot, slaat op den ouden toestand en op de oude be
grooting. Nadien is een landelijke begrooting in over
leg met den Minister vastgesteld. Enkel onder de voor
waarden daarvan is de Minister bereid aan een her
scholingscursus mede te werken. De heer Melot is, nu
de zaak landelijk is geregeld, wel voor een dergelijken
cursus en ziet er wel licht in voor de betrokkenen. Het
is niet de bedoeling, den cursus doorloopend te geven;
het gaat maar om één keer.
De heer Praamsma ziet er geen perspectief in. Hij
weet het echter evenmin als spr., die niet kan zeggen,
dat er wel perspectief in zit. Men geeft in ieder geval
den menschen gelegenheid weer in het normale bedrijfs
leven te komen en is met dit voorstel in de lijn van de
Min. circulaire van 9 Oct. 1939, waarin gezegd wordt,
dat het vinden van werk niet mag afstuiten op gebrek
aan vakkennis en daarom wenscht de Regeering met
kracht mede te werken in de richting van herscholing
der arbeiders.
Inderdaad hebben zich 14 cursisten uit Leeuwarden
opgegeven en uit Leeuwarderadeel 5. De verdeeling
der totale kosten ad 1500. is niet zoo, dat Leeuwarden
1400.— betaalt en Leeuwarderadeel 100.— als er
20 leerlingen zijn, bedragen de kosten per leerling
75.— en betaalt Leeuwarden 14 X 75. Boven
dien wordt een groot gedeelte terugbetaald uit het
Werkl.subs.fonds.
De heer Van Kollem gaat niet in op het uitvoerige
betoog van den heer Praamsma. Deze gaat uit van de
veronderstelling, dat de cursisten toch geen werk zul
len vinden in hun vak. Niemand weet echter, of zij
aanstonds wel of niet werk zullen vindenmen kan
alleen hopen, dat zulks het geval is. Maar een goede
vakman heeft toch veel meer kans op een behoorlijke
betrekking dan iemand, die zijn vak heeft verleerd.
Ook op het financieele gedeelte gaat spr. niet in; de
heer Praamsma vergeet echter, dat het Rijk 60 bij
draagt. Diens meening, als zou er sprake zijn van een
proefcursus, is niet juist. Zooals de cursussen nu uit
eindelijk in overleg met de bonden van werkgevers,
werknemers en het Dep. van Soc. Zaken zijn samen
gesteld, gelden ze voor het geheele land; het leerplan
is uniform en ministerieel goedgekeurd.
Of een leeraar aan dezen cursus te veel of te weinig
verdient, is niet aan den Raad ter beoordeeling. Uit
de toelichting op het leerplan blijkt bovendien, dat een
uur lesgeven ook minstens een uur voorbereiding eischt
en de vergoeding daarom op 2.50 moet worden ge
steld. Bij de nieuwe begrooting is er geen sprake van
een directeur, maar van een leider die slechts in één
vak les mag geven, doch bij iedere les aanwezig moet
zijn. Het Departement heeft uitgemaakt, dat 20.
per week voor dezen niet te veel is.
De heer Praamsma vindt, dat de cursisten blij wor
den gemaakt met een doode musch. Niemand kan echter
weten, of zij, als zij hun vak beter kennen, werk kunnen
krijgen of niet. Het initiatief tot dezen cursus gaat echter
van de werklooze kellners zelf uit en als die overtuigd
zijn, na herscholing een betere kans op werk te hebben,
moet de Raad hun die niet onthouden.
De heer Balk zegt, dat de heer Praamsma doet, alsof
deze cursus een proefkonijn is. In meerdere plaatsen is
deze cursus reeds voor de tweede maal gegeven om de
goede resultaten.
De heer Praamsma beriep zich er op, dat hem de
mededeeling had bereikt uit werkgeverskringen, dat
dergelijke cursussen slechts een desillusie wekken; dan
begrijpt spr. echter niet, dat werkgeversorganisaties als
„Horecaf' en „De Friesche Bond" adresseeren. Het
gaat hier niet om een proef; het leerplan is ministerieel
goedgekeurd en na afloop wordt den cursisten een cer
tificaat afgegeven door een examencommissie. Ook in
Groningen is een dergelijke cursus opgericht.
In vakkringen is men overtuigd, dat deze cursussen
het personeel ten goede komen en de plaatsingskans
vergrooten.
Bij benoemingen vraagt de Raad ook niet, of het
Leeuwarders zijn, aldus de heer Praamsma. Hier loopen
kellners rond, die niet volledig vakbekwaam zijn en
daarom niet in dienst genomen worden. Zij zijn nu ten
laste van M.H. en door dezen cursus bestaat de moge
lijkheid, dat zij aan het werk komen.
De Voorzitter antwoordt den heer Algera, dat B. en
W. meenden, dat, daar het hier een cursus voor één
maal betreft, een vertegenwoordiger van de gemeente
wel door hen benoemd kan worden. Stelt de Raad
echter prijs op benoeming, dan hebben B. en W. daar
geen bezwaar tegen. Het gaat hier om het houden van
eenig toezicht en gewoonlijk geschiedt zoo'n benoeming
door B. en W. Deze vertegenwoordiger is niet te ver
gelijken met een gedelegeerde van de gemeente in het
bestuur van de nijverheidsscholen, dien de Raad
benoemt.
De heer Posthuma vraagt, of de uiteindelijke kosten
van dezen cursus voor de gemeente bedragen 14 X
f 75.1050.verminderd met 60 zijnde de
bijdrage van het Rijk. Spr. vindt dezen cursus zeer duur
opgezet en begrijpt absoluut niet, waarvoor het noodig
is, dat de leider 20.per week verdient, terwijl deze
bovendien nog 2 lesuren heeft, welke hem 5.op
leveren, dus in totaal 25.
De leerstof lijkt hem, gezien ook den korten cursus
duur, zeer moeilijk voor menschen, die niet anders dan
de lagere school hebben gevolgd.
De heer Buiël veronderstelt, dat in de groote steden
misschien wel 50 a 60 personen aan den cursus deel
nemen, terwijl het hier om een 14 a 15 gaat. Het lijkt
spr. de moeite waard, den Minister in overweging te
geven, of hier ter stede, met het oog op het geringe
aantal cursisten, de leider zou kunnen vervallen. Spr.
kan niet inzien, wat deze eigenlijk moet doen. Hij heeft
aanwezig te zijn, zoo heet het, maar dat is toch op zich
zelf geen functie
De heer Rom Colthoff merkt op, dat hier is gezegd,
dat „Horecaf" sympathiek tegenover het plan staat.
Het kost „Horecaf" immers ook niets en waarom zou
de bond er dan niet sympathiek tegenover staan Ge
zegd is voorts, dat overleg is gepleegd met het Depar
tement en dat dit ook sympathie voor het plan heeft.
Maar de Raad heeft den cursus uit financieel oogpunt
te beoordeelen. Spr. heeft aan het betoog van den heer
Praamsma niet veel toe te voegen. Deze cursus is veel
te duur opgezet. Als het een werkverschaffing aan
werklooze kellners was, zou spr. kunnen zeggen; „fiat!"
Het is echter wel een werkverschaffing, maar naar een
anderen kant, n.l. aan vier leeraren, en daarvoor is de
zaak toch al te duurSpr. kan dan ook aan deze hooge
begrooting zijn stem niet geven.
De heer Praamsma zegt n.a.v. de mededeeling van
den wethouder, dat het schrijven van den heer Melot
betrekking had op den ouden toestand, dat hij dat ook
reeds betoogd heeft, maar ook het schrijven van den
Minister slaat op dien ouden toestand. De stukken be-
hooren juist alle bij het oude plan.
En nu is de wethouder niet verder kunnen komen,
dan dat hij hoopt op resultaten. Spr. hoopt niet, maar
hij weet zeker, n.l. dat er geen perspectief in deze zaak
zit.
De heer Van Kollem zeide, dat de vakman meer kans