40 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Januari 1940. Voortzetting der vergadering op Woensdag 31 Januari 1940. Rijkstaak wordt, de toestand niet zou veranderen; het geld moet er immers toch komen. B. en W. zijn het daar niet mee eens. Het Rijk toch heeft meer kansen om aan geld te komen (nieuwe belastingen, enz.) dan de gemeenten, die door de werkloosheid in het moeras zijn geraakt. Wel is het Werkl.subs.fonds ingesteld ter nivelleering van de door de gemeenten gederfde be dragen, maar dit is niet afdoende gebleken. Hoe zou het er voor Leeuwarden uitzien, als de werkloosheidszorg Rijkstaak werd? Spr. wil een 3-tal overzichten geven, waaruit blijkt, dat zulks beter zou zijn voor de gem.financiën en voor het herstel der zelf standigheid. Raming 1940. De gemeente zou niet meer behoeven uit te geven 432.000.voor werkloosheidszorg en dientengevolge niet meer aanspraak maken op de ge wone bijdrage a 221.616.en de extra-bijdrage a 206.064.(samen 427.680. De gemeente zou dus een voordeel van 432.000.427.680.— 4320.hebben gehad. Zij zou dus wel de extra- bijdrage derven, maar voor een groot deel van de „voogdij" af zijn. Raming 1939. De gemeente zou niet meer behoeven uit te geven 499.000.—, geen aanspraak kunnen maken op gewone- en extra-bijdrage, resp. 285.428.— en f 100.775.samen 386.203.een voordeel dus van 499.000.386.203.— 112.797.— Rekening 1938. De gemeente zou niet hebben uit gegeven 520.557.44 en geen aanspraak hebben gehad op de gewone -en extra-bijdrage, resp. 302.964.43 en 55.790.80, samen 358.755.23, wat een voordeel had beteekend van 520.557.44 358.755.23 161.802.21. Spr. geeft echter direct toe, dat, als het Rijk de werkloosheidszorg op zich had genomen, er belastingen bij waren gekomen, zoodat iedereen iets meer had moeten betalen. In het Werkl.subs.fonds zal Leeuwarden voor 1940 moeten storten 25 opc. Gem.fondsbel. 131.330.—, 12 opcenten Vermogensbel. 11.680. 40 der hoofdsom Grondbel. gebouwde eigendommen 66.300. 25 idem ongebouwde eigendommen 2100.en 80 der hoofdsom Pers. bel. naar len, 2en en 3en grondslag 172.000.,- samen 383.410.-. Doordat Leeuwarden in de 3e klasse der Gem. fonds- bel. is gerangschikt, heeft het beschikking gekregen over uitkeering per aangeslagene uit het Werkl.subs. fonds, in totaal 14.800. De gemeente derft dus 383.410.14.800.368.610.De gewone bijdrage uit dat fonds is voor 1940 geraamd op 51.3 van de werkloosheidslasten 432.000. 221.616. Het uiteindelijk nadeel voor 1940 is dus f 368.610.221.616.- 146.994.—. Gesteld, dat de werkloosheidslasten 500.000.waren, dan zou de gewone bijdrage 57.7 288.500.zijn en het nadeel 80.110. stelt men ze op 550.000. dan is de gewone bijdrage 61.5 338.250.— en het nadeel 30.360. Bij de instelling van het Werkl.subs.fonds is slechts gerekend op de gewone bijdrage, niet op de extra- bijdrage, wat ook wel is gebleken, want Leeuwarden heeft de extra-bijdrage niet in geld, maar voor het over- groote deel in rentelooze voorschotten gekregen, welke het later moet terugbetalen. Daarom is in spr.'s bere kening ook niet met de extra-bijdrage rekening ge houden. Voor 1937 heeft Leeuwarden onvangen zfc 127.000.waarvan a fonds perdu 29.000.en ƒ98.000.— aan rentelooze voorschotten (waarop reeds rt 33.000.— is afgelost); voor 1938 zal het geen be drag a fonds perdu krijgen, doch slechts een renteloos voorschot, en het is bekend, dat de Regeering heeft besloten voortaan uit het Werkl.subs.fonds alleen de gewone bijdrage te betalen: de extra-bijdrage zal via Binn. Zaken uitgekeerd worden. Daar het er voor de gemeenten dus zeer zeker beter zou uitzien, als werk loosheidszorg Rijkstaak werd. hoopt spr., dat het nog eens zoo ver zal komen. Den heer Van Kollem merkt spr. op, dat Leeuwarden op de primitieve begrooting 1937, niet meegerekend de afbetaling a 56.000.op het tekort van 1936, welke later werd geschrapt, een tekort had van 3]/2 ton, in 1938 ook 3J^ ton, terwijl het tekort van 1939 kon worden teruggebracht tot f 240.000.— en van 1940 tot 206.000.1938 en 1939 ook gerekend volgens de primitieve begrooting. Was de toestand normaal en de begrooting in September gereed geweest, dan had het tekort voor 1940 186.000.bedragen. Er staat nu n.l. 20.000.extra op „Onvoorzien". Leeuwarden haalt dus volgens deze cijfers in en daar moet men zich over verwonderen, als men ziet welke bedragen Leeu warden meer moet uitgeven en minder ontvangt dan vroeger. In 1932 werd uit het Gem.fonds uitgekeerd 711.931.03 In 1940 is de raming441.610.72 Thans dus minder 270.320.31 In 1940 is geraamd voor subsidie aan M.H. 511.959.63 In 1932 werd aan M.H. uitgekeerd392.742.53 Thans dus een meer-uitgave van 119.217.10 In totaal dus een nadeel van 270.320.31 119.217.10 389.537.41, vergeleken bij 1932. Leeuwarden krijgt geen grootere bijdrage, omdat zijn belastingcapaciteit nogal hoog is. De bijdragen worden n.l. berekend naar de uitgaven voor werkloozenzorg en de belastingcapaciteit. Hoe hooger de belastingcapa citeit, hoe kleiner het percentage gewone bijdrage. Uit een staatje, dat spr. heeft gemaakt van een 25-tal ge meenten, ongeveer met Leeuwarden overeenkomende, blijkt, dat Leeuwarden, gerekend naar het gemiddeld inkomen per inwoner, no. 6 is, naar het gemiddeld ver mogen per inwoner no. 5 en naar het gemiddeld ver mogen per aangeslagene no. 13, waaruit blijkt, dat Leeuwarden te dezen opzichte er uitstekend voor staat. Het gemiddeld inkomen per inwoner is hier 417. Apeldoorn 309. Maastricht 286. Leeuwarden heeft een belastbaar vermogen van 101.836.000. Maastricht, dat belangrijk grooter is. 55.738.000.— en Alkmaar 51.718.000.Deze cijfers toonen aan, dat, als er een betere financieele regeling met het Rijk komt. Leeuwarden er goed voor zal komen te staan. Spr. hoopt, dat de stad behoorlijk onderhouden kan blijven. Dat vroeger goede straten, pleinen en plant soenen zijn aangelegd, is misschien oorzaak geweest, dat goed-gesitueerden hier zijn komen wonen. Het Werkl.subs.fonds heeft een nivelleerende wer king de zwakke gemeenten worden daardoor geholpen door de financieel sterkere. Dit is ook nog wel verder door te voeren. Spr. herinnert aan de z.g. „belasting vluchtheuvels"; Velp b.v. heft 50-60 opcenten Pers. bel., geen opcenten op de Vermogensbel. en geen opcenten op de Gem.fondsbel.; Wassenaar 65 opcenten Pers. bel., geen opcenten Vermogensbel. en 12 opcenten Gem. fondsbel.; Den Haag 80-120 opcenten Pers. bel., 38 op centen Vermogensbel. en 67 opcenten Gem.fondsbel., terwijl Leeuwarden de belastingen tot het maximum heeft moeten opvoeren. Den Haag is daarbij ook nog in de le kl. Gem.fondsbel.! Spr. meent, dat het Rijk de middelen heeft, van hen, die van deze belasting vluchtheuvels gebruik maken, nog iets te halen en daar mede de zwakkere gemeenten te helpen. Als men de uitkeeringen uit het Gem.fonds ziet en daarnaast de hoogere uitgaven voor werkloozen- en armenzorg, dan verwondert men zich, dat Leeuwarden nog met 206.000.extra-bijdrage kan volstaan. Spr. hoopt van harte, dat de post van M.H. in den loop der tijden weer teruggebracht kan worden en men weer uit het moeras kan komen, voorts, dat allen zullen mee werken, dat Leeuwarden kan blijven wat het is en zelf weer eens zijn eigen boontjes kan doppen, en ook, dat de wijziging van de financieele verhouding tusschen Rijk en gemeenten in 1940 haar beslag zal krijgen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Januari 1940. Voortzetting der vergadering op Woensdag 31 Januari 1940. De heer J. de Boer (weth.) heeft gezegd, dat B. enW. indertijd geen toezegging hebben gedaan om praeadvies uit te brengen i.z. de bestaande erfpachten. Wel is 30 Januari 1939 een voorstel-Buiël aangenomen om B. en W. te verzoeken i.z. de nieuw uit te geven erf- pachtsgronden praedavies uit te brengen. De Voorzitter stelt voor geen replieken te houden. De heer Posthuma vereenigt zich daarmee niet. Hij heeft in eerste instantie het woord gevoerd en daarna hebben verschillenden iets gezegd, wat hij graag wil weerleggen en het is billijk, dat hij daarvoor gelegen heid krijgt. Over een opmerking van spr. hebben drie S.D. gesproken en dat kan hij toch niet zonder meer laten gaan. Laat de Voorzitter den spreektijd dan limi- teeren tot b.v. 5 of 10 minuten. De Voorzitter geeft toe, dat, als een partij een andere is aangevallen, dikwijls een ander lid van die partij daar tegen op is gekomen. Dat was toch bij de C.D.U.- fractie ook mogelijk geweest? Het betrof hier immers niet een persoonlijke zaak, maar de gevoerde politiek. Eigenlijk zijn de replieken al gehouden, al was het niet door dezelfde sprekers, maar door andere fractieleden. De heer Posthuma geeft toe, dat er inderdaad zoo iets als repliek is geweest. Spr. heeft er zich echter aan gehouden, dat alleen de fractieleiders zouden spreken; de anderen zijn daarvan afgeweken en hebben grooten- deels hun repliek geleverd, doch spr. niet. De Voorzitter: Als U iets zegt, beginnen de anderen ook weer. De heer Posthuma: Er is nog iemand hier, die in dezelfde positie verkeert. En de heer Van der Schoot zal toch ook nog wel iets willen zeggen. De Voorzitter antwoordt, eigenlijk alleen voor den heer Sterringa een uitzondering te moeten maken, daar die geen mede-fractielid heeft. De heer Buiël herinnert er aan, dat bij de vorige begrooting bij de artikelsgewijze behandeling gelegen heid is gegeven nog enkele dingen in het algemeen op te merken. De heer Sterringa heeft daar bezwaar tegen: hem lijkt het beter nu te repliceeren. De Voorzitter legt er zich bij neer, den fractieleiders ieder nog b.v. 5 minuten toe te staan. De heer Posthuma zegt den heer Van der Meulen, die spr. c.s. niet heeft ingedeeld bij de oppositie, dat hij c.s. inderdaad daartoe niet behooren en zooveel te meer hinderde het hun, door het blok niet te zijn gekend bij de wethoudersverkiezing, noch in het program. Er is gesproken over de nieuwe strooming in de C.H.-fractie; waarin bestaat die? Mevr. Busscher zeide, dat hier voorheen was één Prot.-Chr. groep er zijn echter steeds twee Prot.-Chr. groepen geweest, n.l. de A.R. en C.H., die steeds één groep vormden en daar naast de C.D.U. Spr. moest dat even zeggen, om mis verstand te voorkomen. De heer Van der Meulen wilde spr. niet volgen in zijn uiteenzetting t.a.v. den maatschappelijken toestand, want de S.D. hadden dat vroeger en beter gedaan. Dat „beter" weet spr. welDe tegenwoordige socialisten zijn niet meer de menschen, die vroeger tot de S.D.A.P. behoorden en die veel meer dan nu aan den lijve onder vonden, welk een ellende de maatschappelijke verhou dingen meebrachten. Van de zijde der S.D. is ook gezegd, dat spr. voor verlaging van de Straatbel, is, omdat hij voor belas tingverlaging in het algemeen is. Dat moet nu eens uit zijn; men weet wel, dat spr. tegen de 6J^ Straatbel, is, omdat Leeuwarden de eenige Friesche gemeente is, die zoo n hoog percentage heft; andere slechts 4 Het is een kwestie van recht tegenover Den Haag en men moet spr. niet aankomen met het verlegenheidsargu ment dat hij daarmede op belastingverlaging in het algemeen aanstuurt. De heer H. de Boer zeide, dat wat spr. bij de ver kiezingen i.z. het openbaar onderwijs opmerkte, zoo niet door de S.D.A.P. is gezegd. De S.D.A.P. heeft echter meer gedaan dan het bewuste pamflet uitgeven en bij de Staten- en Raadsverkiezingen den kiezers in artikelen in het Volksblad er op gewezendenkt er om, als men de C.D.U. kiest, kiest men voorstanders van het bijzonder onderwijs. Spr. vindt dat niet erg. maar men moet de zaak niet anders voorstellen dan zij is. En als de C.D.U. zegt: als U de C.D.U. stemt, stemt U voor premievrij staatspensioen, dan mag zij dit zeg gen, omdat de houding van de S.D.A.P. in dezen is gewijzigd en deze, blijkens het rapport Sociale Verze kering, niet langer premievrij staatspensioen voorstaat en dit als gemeenschapszorg heeft losgelaten. De heer Van der Meulen: Dat is onjuist. De heer Posthuma: Dan heeft U het niet gelezen. De heer Van der Meulen: U heeft niets van het rap port begrepen. De heer Posthuma: De heer Kupers heeft het in de Tweede Kamer ook gezegd. Op grond van dat rapport kan men zeggen, dat de S.D.A.P. premievrij staatspen sioen als gemeenschapszorg heeft opgegeven. Weth. De Boer interrumpeerde, dat het programma van de C.D.U. hier niet aan de orde is; bijna alle par tijen hebben hier over de verkiezingen gesproken en waarom mag spr. het dan niet doen De heer Van der Schoot vond, dat spr. niet had mogen spreken over persoonlijke aangelegenheden. Hij heeft niet gesproken over interne zaken der C.H. en draagt dezen geen haat toe. Spr. heeft slechts het feit geconstateerd, dat de heer Stobbe niet weer candidaat voor den Raad was en dat hij dat beschouwde als het gaan van de C.H.-fractie in meer conservatieve richting. De heer Sterringa heeft niets ten voor- of ten nadeele van de een of andere partij willen zeggen. Spr. vat zijn taak in den Raad en dus ook in de Raadscommissies ernstig op. Het verdient wel aanbe veling, om overleg t.a.v. de samenstelling dier commis sies mogelijk te maken. Zoo kan de vertegenwoordiging van spr.'s partij in de Comm. voor de Strafverordenin gen niet ideaal genoemd worden, ofschoon het zijn nut kan hebben, vooral nu men, zooals in den laatsten tijd is gebeurd, op ledenvergaderingen bezoek van politie- inspecteurs krijgt Gezien het algemeen wenschelijke, vindt spr. deze begrooting een somber beeld geven, omdat zij de in de laatste jaren voortdurend toegepaste bezuiniging weer spiegelt. Spr. heeft slechts één voorbeeld genoemd de ondersteuning door M.H.; hij had echter meer kunnen noemen, o.a. de bezuiniging op de loonen en salarissen van het gemeentepersoneel, waaromtrent spr. reeds voorstellen tot verhooging heeft gedaan in verband met de toenemende duurte. De heer Van der Meulen zeide, dat spr. zijn bezwaren i.z. M.H. had kunnen uiten, toen de begrooting dier instelling aan de orde was. Hij heeft echter deze begrooting tijdens de ter inzage ligging niet afdoende kunnen bestudeeren, daar hij door militairen dienst slechts één dag vóór de Raadsvergadering in Leeuwarden kan komen. Zijn standpunt t.a.v. M.H. is evenwel in vorige vergaderingen voldoende duidelijk gebleken. Er in deze vergadering iets over te zeggen, is voor spr. geen kwestie van onmacht, maar van prac- tische onmogelijkheid. Gisteren heeft hij, in verband met M.H., de houding van de S.D. gecritiseerd, waarop de heer Van der Meulen antwoordde, dat spr. reeds dadelijk fout was. door de S.D. verantwoordelijk te stellen voor de Re- geeringspolitiek. Hij gelooft echter, dat de heer Van der Meulen bij elk onderdeel van de Regeeringspolitiek hoogstwaarschijnlijk een soortgelijk bezwaar zou kunnen hebben gemaakt, ook t.a.v. de twee Ministeries, die door zijn partijgenooten zijn bezet. De vroeger gebruikelijke methode om i.z. de onderwijsverslechteringen alles op den eenen C.H.-Min. Slotemaker de Bruine af te schui ven, werd in de S.D. pers juist voortdurend afgekeurd. Toen werden dus wél de andere partijen mede verant-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1940 | | pagina 20