42 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Januari 1940. Voortzetting der vergadering op Woensdag 31 Januari 1940. woordelijk gesteld. Spr. houdt dan ook vast aan zijn standpunt, dat de S.D. hun beiden Ministers permissie hebben gegeven voor het voeren van de huidige Regee- ringspolitiek, zoodat de S.D. zeker mede daarvoor ver antwoordelijk zijn. Het is spr. wel duidelijk, dat dit den S.D. niet altijd aangenaam zal zijn; in dit verband wijst hij in het bijzonder naar het door den heer Algera uit de rede van Min. van Kleffens geciteerde, dat somber van toon is. Spr. gelooft, dat de opmerking over een verre dic tatuur, die een kleine democratie aanvalt, dan ook een verlegenheidsargument was. In het Sectierapport noch in de Mem. v. A. is zoo n opmerking te vinden. Ze is dan ook niet voor den Raad, maar voor het publiek bestemd. Daarom wil spr.'s partij met de S.D. over dit onderwerp debatteeren. (De Voorzitter: Daar zijn Zalen-Schaaf voor.) Die zalen zijn blijkbaar voor Communisten niet meer te krijgen. Het was spr., die in de Sectie over de kweekelingen met akte vragen heeft gesteld en hij is waarschijnlijk de oorzaak geweest van het citaat uit de rede van Min. Bolkestein. Spr. weet wel, dat Leeuwarden nog een goede uitzondering maakt op den regel i.z. de beloo ningen van kweekelingen met akte. Hij heeft wel eens gehoord, dat dezen elders soms wordt gevraagd wat heb je liever een doos bonbons of een gulden Ziet men naast deze lage belooningen de vele uitgaven, die de tegenwoordige Regeering doet, dan kan niemand er genoegen mee nemen. Spr. althans niet. De heer Rom Colthoff heeft gezegd, den indruk te hebben, dat sommige organen zich niet afvragen wat noodzakelijk moet gebeuren, maar: waaraan kunnen wij nu eens geld besteden, en voorts, dat gewaakt moet worden tegen te lage ramingen. Wat het bericht aan sollicitanten van hun plaatsing op de voordracht betreft, het doet spr. genoegen, dat dit is opgelost en de fout elders ligt. Dat kon spr. echter niet weten en men verwijte hem niet, dat hij het ant woord van B. en W. in de Mem. v. A. niet kon aan vaarden. Spr. is verheugd over wat weth. De Boer over het perceel Raadhuisplein 30 heeft gezegd. Dit komt over een met wat spr. zeide, n.l., dat men er met het aan brengen van een nieuwe kap niet is. Dit hadden B. en, W. er echter in de Mem. v. A. bij moeten zetten; zooals het er nu staat, geeft het den indruk, dat met een nieuwe kap en verwarming de zaak in orde zou zijn. en daartegen meende spr. te moeten waarschuwen. Weth. De Boer zeide, dat het gebouw op die plaats moet blijven en ook in denzelfden stijl. Dat kan echter ook met een nieuw gebouw gebeuren. Toen spr. het denkbeeld noemde van een nieuw gebouw aan de St. Jacobsstraat, zeide de Voorzitter: dat kost zooveel. Maar dit perceel van onder tot boven vernieuwen, zal ook niet voor de poes zijn! Er staat spr. voor oogen een gebouw op den hoek van de St. Jacobsstraat, waar het Archief en de Luchtbeschermingsdienst ondergebracht kunnen worden en hij geeft dit B. en W. ernstig in overweging. Wie gaat eigenlijk over de gemeentegebouwen? De Voorzitter: Gem.werken. De heer Rom Colthoff: Is er dan iemand van Gem. werken, die de gebouwen nagaat en ziet, wat er ge beuren moet De heer J. de Boer (weth.): Er is niet altijd geld voor het onderhoud der gebouwen beschikbaar, vooral de laatste jaren niet. Den heer Van der Schoot spijt het, nog weer iets te moeten zeggen over de wethoudersverkiezing. Gisteren zeide hij reeds, dat van de .overzijde" fiolen van toorn waren uitgegoten over de C.H. De besprekingen, schap pelijk begonnen, ontaardden in een minder faire dis cussie. Gisteren heeft spr. reeds onjuistheden in het gespro kene van A.R.- en C.D.U.-zijde aangetoond. Door de R.-Prot. fracties werd geregeld gezamenlijk vergaderd en in den boezem dier fracties leefde de wensch, om ook in het College een plaats in te nemen. Dit wil spr. even vaststellen, omdat de A.R.- een schrijven aan de S.D.-fractie heeft gericht, om zelf in aanmerking te komen voor een wethouderszetel. Daar wist de C.H.- fractie niets van. Spr. kan het nog niet begrijpen, dat, nu de wensch der R.-Prot. i.z. een wethouderszetel is vervuld, de A.R. zoo gebeten zijn en zeggen, dat er een oorzaak moet zijn geweest voor het kiezen van een C.H. in plaats van een A.R. Dan hadden de A.R. beter kun nen zeggen: wij willen beslist een A.R. weth., maar dan moet men niet samen vergaderen. Er is gezegd, dat spr. zou hebben beweerd, niets te weten van het bij de A.R. ingekomen briefje der C.H.- fractie. Dat is niet juist. Spr. heeft gezegd, dat de in houd van het briefje hem niet bekend was, hij het niet gelezen had en er dus niet verantwoordelijk voor was. De A.R. laten het nu echter voorkomen, alsof spr. ge logen heeft. De C.H. kunnen zich te allen tijde verant woorden zij hebben zich niet met leugen of bedrog ingelaten. Overigens blijkt uit het briefje der C.H.- fractie niet, dat zij een verwijdering wilde of geen gemeenschappelijke besprekingen meer. Voorts is gezegd, dat er na de vergadering, waarin over het bewuste briefje is gesproken, nog een bespre king is gehouden, maar daar is spr. niet bij geweest. De heer Wiersma zeide, dat het ook spr. bekend was, dat er nog een samenspreking werd gezocht of gevraagd tusschen de R.-Prot. en de R.K. Hij is zich niet bewust, dit ooit te hebben gehoord. Hij kan zich den toon van de A.R. niet begrijpen men zou haast zeggen, dat men daar teleurgesteld is en dat aan anderen, die daar in het geheel niet mee annex zijn, maar die, volgens den wensch der R.-Prot., een zetel voor Rechts hebben willen innemen, wil wijten. Omdat er niet een A.R.-weth. is gekomen, wordt de zaak persoonlijk uitgemeten. Dat is niet fair. Spr. kan deze persoonlijke teleurstelling niet aanvaarden. Daar geen samenspreking met de A.R.-fractie moge lijk was, heeft spr. medegewerkt om toch een Recht- schen wethouder te krijgen. De A.R. willen dit echter niet zoo zien en dat spijt hem. De heer Algera zegt, dat volgens den heer Van der Schoot de A.R. een schrijven hebben gericht aan de S.D.A.P., waar de C.H. niets van wisten. In chronolo gische volgorde is de zaak zóó geweest: nadat de A.R.- fractie, tegelijk met de andere fracties, bericht van de C.H. had gekregen, dat deze de samenwerking opzeiden en de A.R.-fractie dus aan zich zelf was overgelaten, heeft zij zich tot de S.D. gewend. In eerste instantie vroeg spr.: waarom hebben de C.H. de samenwerking opgezegd: wat spr. c.s. betrof was er geen reden voor en zonder dat zij van iets wisten, kwam de opzegging uit de lucht vallen. Spr. betreurt dat. Er zijn gisteren fiolen van toorn over hem uitge goten, zegt de heer Van der Schoot. Spr. heeft slechts gezegd het te betreuren, dat de C.H. zich juist in deze tijden, nu men het als Christenen eens moet zijn, hebben afgescheiden. Het belangrijkste punt in deze zaak is dit, dat de C.H. zich hebben afgescheiden. De heer Van der Schoot zeide, naar spr. meent, dat hem was medegedeeld, dat, als de C.H. den aangeboden zetel hadden geweigerd, deze niet was aangeboden aan de A.R. Verschillende sprekers hier hebben gezegd, dat de Prot.-Chr. richtin gen recht hadden op een zetel. Hoe zou dat recht dan tot gelding zijn gekomen, als de C.H. den zetel niet hadden aanvaard en men ook de A.R. had willen uit schakelen De heer Van der Meulen zegt, dat de heer Posthuma eenige feitelijke onjuistheden heeft geponeerd, welke spr. niet kan laten gaan. Deze zeide, dat de critiek van de S.D.A.P. op de inrichting der maatschappij, vroeger Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Januari 1940. 43 Voortzetting der vergadering op Donderdag 1 Februari 1940. principieel en consequent, door de tegenwoordige S.D. niet meer zou worden onderschreven, omdat zij de el lende daarvan niet meer aan den lijve ondervonden. Spr. wil hier niet verder op ingaan, omdat de begroo ting daarvoor niet de geschikte gelegenheid is, doch wijst er slechts op, dat die critiek nog volledig en prin cipieel wordt onderschreven. Voorts had de heer Posthuma de vrijmoedigheid te zeggen, dat spr. de publicaties van zijn eigen partij niet kende. Het is echter wel zeer vrijmoedig hier te zeggen en vroeger in de verkiezingscampagne dat de S.D.A.P. premievrij staatspensioen als leuze heeft los gelaten. Als de heer Posthuma het bewuste boekje zoo goed had gelezen als spr., dan zou hij weten, dat op blz. 46 staat „De commissie acht daarom een kosteloos Staatspensioen, ge heel gescheiden van de zichzelf bedruipende verzekeringsregeling, onvermijdelijk. De commissie meende, dat voorop moet staan, dat alle Nederlanders, die ouder zijn dan 65 jaar en niet in de In komstenbelasting zijn aangeslagen, recht zullen krijgen op een staatspensioen van 3.per week voor ongehuwden en 5.- per week voor een echtpaar." Te zeggen, dat spr. de publicaties van zijn partij niet leest en dan daaruit een onjuiste interpretatie te geven, zooals de heer Posthuma heeft gedaan, dat is een wijze van debatteeren, welke niet op haar plaats is. Ook diens bestrijding van spr. c.s. i.z. de Straatbel, is onjuist. Als het ooit tot belastingverlaging komt, dan wenschen spr. c.s. niet in de eerste plaats de Straatbel. per slot van rekening een belasting van een soort bezit te verlagen, maar zal er moeten komen een verlaging van de Gem.fondsbel. Voorts was onjuist de critiek van den heer Sterringa, die nogmaals meende de S.D. volledig verantwoordelijk te kunnen stellen voor de Regeeringspolitiek. Uit de verklaring van den heer Drees in de Tweede Kamer kon hij weten, dat dit onjuist is. Mevr. BusscherSjerp betoogt, dat de heer Westra zeide, dat de V.D. als een der redenen om niet langer met de R.K. samen te werken, noemden het gebrek aan homogeniteit in de R.K.-fractie, maar over verdere re denen is niet gesproken. Dat is niet juist; als tweede reden heeft spr. genoemd het feit, dat de R.-Prot. Raads- groep twee zetels meer had gekregen en zij c.s. achtten het daarom billijk, dat deze versterkte groep een wet houderszetel zou krijgen. Verder zeide de heer Westra, dat indertijd, toen het ging om belangrijke verlagingen van de electriciteits- tarieven, de geheele V.D.-fractie tegen het voorstel van B. en W. heeft gestemd. Spr. c.s. hadden geen bezwaar tegen deze verlaging; de toenmalige weth. van Fin., de heer Hellema, wenschte zelfs een bedrag voor een rede lijke verlaging beschikbaar te stellen, waarmede spr.'s fractie accoord ging. Zij had echter bezwaar tegen het verkoopen van de claim aan de provincie, omdat zij met den heer Hellema meende, dat deze later grooter waarde zou bezitten. Verlaging der electriciteitstarieven heeft spr.'s fractie, bij monde van den heer Turksma, steeds bepleit. Als de heer Westra meent, dat spr.'s fractie, buiten de S.D.A.P. om, met de C.H.-fractie overleg heeft ge pleegd voor of tijdens de besprekingen, vergist hij zich. Zij hebben de leiding der besprekingen geheel aan de S.D.A.P. overgelaten. Dat volgens den heer Buiël de Straatbel, zou zijn aangenomen op valsche voorlichting van de V.D., doet spr. opmerken, dat het niet de gewoonte is van de V.D. met valsche voorwendsels te werken. Als deze belasting indertijd op voorstel van den V.D. weth. van Fin. is ingevoerd, dan is dat gebeurd, omdat hij meende, dat Leeuwarden daardoor zou ontkomen aan het toezicht van het Rijk. Volgens den heer Praamsma zou spr. gezegd hebben, dat de C.H. ten slotte nog wel zelf mochten weten, wien zij als wethouder zouden aanwijzen; zij heeft dit wel ongeveer gezegd, maar „c'est le ton, qui fait la musique" n.a.v. een te voren gemaakte opmerking, dat spr. c.s. daarop invloed zouden hebben willen uit oefenen, heeft zij gezegd: „Wien de C.H. als wethouder wenschen aan te wijzen, was o.i. een zaak van de C.H. zelf", iets wat h.i. voor iedere fractie geldt. Te 11.15 uur nam. wordt de vergadering geschorst. Op Donderdag 1 Februari, des voorm. 10 uur, wordt de vergadering voortgezet. Tegenwoordig 28 leden. Afwezig de heer van der Schoot en aanvankelijk de heeren Balk en Van Kollem. De Voorzitter doet lecture van een voorstel, onder teekend door den heer Sterringa, luidende (II) „Ondergeteekende stelt den Raad voor, het College van B. en W. te verzoeken, na overleg met het onderwijzend personeel der lagere scholen, den post „kosten van schoolbibliotheken" dusdanig te verhoogen, dat een behoorlijke vernieuwing der bibli otheken mogelijk zal worden.". Te behandelen bij volgno. 354 van de Gem.begrooting. Aan de orde is de ontwerp-begrooting van GEMEENTEWERKEN, zooals die bij Nota van wij ziging is gewijzigd. De heer Molenaar betoogt, dat bij alle verbeteringen, in den loop der jaren aangebracht in de stad en in de toegangswegen naar de stad. het Oosten geregeld ach ter is gebleven, en als daar iets gebeurde, was het na veel moeite. Toen er jaren geleden geregeld gesproken werd over de verbetering en overname van de Hoekster- poortsbrug, kreeg de Raad steeds onbevredigende ant woorden, waarbij hij zich echter moest neerleggen. Een der leden heeft toen schriftelijke vragen gesteld, waarop B. en W. uitvoerig hebben geantwoord, en niet lang daarna is de brug verbeterd. Het lijkt wel, of het met de verbetering van den Groningerstraatweg denzelfden kant uitgaat; tien jaren geleden stond zij reeds pro me morie op de begrooting Zij is dus al jaren urgent en bij iedere begrooting wordt er over gesproken. 5 jaar geleden stond zelfs 100.000.algemeene kosten voor den Groningerstraatweg uitgetrokkenhet leek dus toen, alsof men verder was, want als het geld er is, is er kans, dat het gebruikt wordt. Was het toen maar gebruikt, dan was de zaak in orde geweest, want het zal nu wel heel wat meer moeten kosten Nadien is er geen post meer voor geraamd en de verbetering steeds uitgesteld. De volksmond verklaart dit aldus: als de Burgemees ter daar maar woonde, dan ging het wel vlugger, en als spr. dan zegt, dat de oorzaak een andere is, dan gelooft men hem kwalijk. En toen weth. De Boer in het Oosten kwam wonen, zei men nu zal het wel gauw in orde komen. Ook dat is niet het geval geweest. Als B. en W. nu zeggen: de plannen zijn opgezonden naar den Rijks waterstaat en verder kunnen wij niets mededeelen, dan bekruipt spr. de vrees, dat de geschiedenis met de Hoeksterpoortsbrug zich hier gaat herhalen. Als dat waar is, hoopt hij, dat B. en W. eens volledig aan den Raad willen overleggen, wat te dezen in den loop der jaren is gedaan, misschien met hetzelfde gevolg als in dertijd bij die brug, en dat ook deze verbetering dan ernstig zal worden aangepakt. Allen zijn het er toch over eens, dat deze belangrijke toegangsweg naar de stad allesbehalve fraai is, en, vooral nu de brug daar behoorlijk is, hoog noodig verbetering vraagt. Over de Emmakade sprekende op gevaar af als de vrager in het Sectieverslag te worden beschouwd zegt spr., dat de bewoners daar aan B. en W. een adres hebben gericht om verbetering. Spr. heeft het niet ge- teekend; het gezelschap stond hem niet aan, vooral niet, omdat het ook geteekend was door iemand, die, blijkens een brief van de Comm. van Overleg, in andere kwa liteit meende, dat de straten en pleinen in Leeuwarden goed in orde waren en de onderhoudskosten wel ver laagd konden worden. Als iemand dat meent, kan men

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1940 | | pagina 21