4 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Januari 1940.
f. vacature-C. Andriesse, meerderjarig inwoner
1. C .Andriesse, Willem Lodewijkstraat 63;
2. J. Brolsma, Cronjéstraat 13;
3. J. Zwikstra, Poppeweg 69.
Mevr. Van DijkSmit vraagt, wie deze aanbeve
lingen opmaakt.
De Voorzitter antwoordt, dat bij de stukken de brief
ligt van de Comm. van Toez. op het L.O., waarbij zij
den Raad deze aanbevelingen doet.
Mevr. Van DijkSmit weet dit, maar noemt de
Comm. de namen ter voorziening in de vacatures, of
doen b.v. in de vac.-Rodenburg de bijz. scholen dit
Zoekt in de vac.-meerderjarig onderwijzer de Comm.
iemand, of komt uit de gemeente zelf een stem op: dien
achten wij wel geschikt
De Voorzitter zegt, dat mevr. Van Dijk meer vraagt,
dan hij vertellen kan. Deze zaak is zuiver van de
Comm.; of haar leden een naam noemen of dat het
anders gaat, weet spr. niet. De Comm. heeft echter deze
aanbevelingen gedaan.
Mevr. Van DijkSmit kan dan den Voorzitter wel
iets vertellen. Zij meende altijd, dat kinderen met 6 jaar
pas op school kwamen, maar dat een kind van 8 maan
den op een bijz. lag. school zou zijn, verwondert haar
wel. Dat moet wel een heel bijzondere lagere school zijn!
De heer Bunt n.l., aanbevolene in de vac.-Rodenburg,
heeft slechts een kind van 8 maanden en dat hier iemand
wordt voorgedragen, die geen kind op een bijz. lagere
school kan hebben, daartegen heeft spr. bezwaar.
De Voorzitter vindt het ook eigenaardig, dat hier zoo
iemand wordt voorgedragen. De Comm. heeft deze aan
bevelingen zoo gedaan en het is natuurlijk niet doenlijk,
dat B. en W. alle aanbevelingen, welke van dergelijke
commissies komen, controleeren. De Comm., die blijk
baar de zaak een beetje onserieus heeft opgevat, is in
dezen verantwoordelijk. Spr. stelt voor, deze vacature
aan te houden en verder tot stemming over te gaan.
De heer Westra heeft bezwaar te stemmen. Het blijkt,
dat de Comm. deze aanbeveling niet met zorg heeft
opgesteld. Natuurlijk hebben B. en W. haar niet nage
gaan, maar nu er één naam niet juist is, kan de Raad
niet aannemen, dat de andere wél juist zijn en het is
beter, dat de Comm. de aanbevelingen nagaat. B. en W.
moeten voortaan dergelijke aanbevelingen eerst contro
leeren, opdat de Raad zijn benoemingen juist kan doen.
De heer Posthuma wil ook dit punt aanhouden. On
der b staat meerderjarig onderwijzer, wat moet zijn
onderwijzeres. Of is dat een typefout
De Voorzitter: De verordening spreekt van meerder
jarig onderwijzer. Daar valt natuurlijk ook een onder
wijzeres onder.
De heer Wiersma wenscht ook aanhouding. Als hij
het goed heeft, heeft de aanbevolene sub 1 in de vac. e,
aangegeven als vader van een kind op een bijz. lag.
school, geen kind meer op zoo'n school.
De Voorzitter stelt thans aanhouding van dit punt
voor, om een en ander nader te doen onderzoeken.
Met alg. stemmen wordt besloten Punt 5 aan te
houden tot de volgende vergadering.
Punt 6. De aanbeveling van het bestuur luidt als volgt:
1. mevr. E. de Boer Looijenga, Emmakade 139;
2. H. DijkstraHoeksma, Menaldumerstr. 1;
3. J. HulshoffBoonstra, Van Leeuwenhoek-
straat 24.
Benoemd wordtmevr. De BoerLooijenga met 24
stemmen (mevr. HulshoffBoonstra 2 stemmen).
De heer H. de Boer onthoudt zich van stemmen.
Punt 7 (bijl. no. 10).
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van B. en W.
Punt 8 (bijl. no. 7).
De Voorzitter zegt. dat B. en W. in hun voorstel
295.wijzigen in 300.aangezien het, daar een
der verkoopers in staat van faillissement is, vrij veel
omslag zou geven de aankoopsom op 295.te houden,
nu de rechter-commissaris machtiging tot verkoop tegen
300.heeft gegeven en het verschil slechts 5.is.
De heer Van der Meulen merkt op, dat, daar
M. Boetes in staat van faillissement is, het voorstel zal
moeten luiden„tot aankoop van D. Smits en den
curator in het faillissement van M. Boetes", enz.
De Voorzitter antwoordt, dat B. en W. het voorstel
aldus wijzigen.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het bij monde van den Voorzitter gewijzigde voorstel
van B. en W.
Punten 9 en 10 (bijl. nos. 12 en 11). Met alg. stemmen
wordt besloten overeenkomstig de voor
stellen van B. en W.
Punt 11 (bijl. no. 9).
De heer Van Kollem is den betrokken dienst dank
baar voor deze verbetering in een mooi stadsgedeelte.
Het heeft hem getroffen, dat door weigering van eige
naars van perceelen om met de gemeente een minnelijke
schikking te treffen, het werk niet afgemaakt kan wor
den, zoodat voorloopig een gedeelte van den weg een
klinkerbestrating moet hebben. Dit beteekent een be
langrijke schadepost voor de gemeente, daar het later
asfalteeren wel meer zal kosten dan wanneer dit in eens
gebeurt. Spr. vraagt, te trachten den grond bij voorbaat
in bezit te nemen door middel van een rechterlijke uit
spraak.
De heer Praamsma sluit zich gaarne hierbij aan. Hij
zou het toejuichen, als het B. en W. alsnog zou geluk
ken, liefst door minnelijke schikking, de verbetering in
eens uit te voeren, wat het voordeeligste is.
Het viel spr. op, dat groote strooken van 108 en
115 m2 voor 1.in totaal worden afgestaan en kleine
strookjes voor 3.50 of 5.— per m2. Vanwaar dit
groote verschil
De heer J. de Boer (weth.) antwoordt, dat B. en W.
moeilijk onteigening konden voorstellen; de Raad moest
eerst beslissen. B. en W. zulen echter onteigening t.a.v.
de drie eigenaren, met wie geen overeenstemming werd
verkregen, overwegen. Het schijnt niet meer mogelijk
om nog op andere minnelijke wijze tot overeenstemming
te komen.
Soms moeten slooten worden overgenomen en soms
voortuintjes, zoodat de waarde van de betrokken ter-
reintjes voor de eigenaren zeer verschillend is. Daarom
is in sommige gevallen 5.— per m2 voor een klein
perceeltje gegeven. Overigens ligt het voor de hand,
dat, als de gemeente voor een stuk sloot 1..in totaal
geeft, zij voor een afscheiding moet zorgen, welke kos
ten er dan bijkomen.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van B. en W.
Punt 12. Met alg. stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van B. en W., sub
a, b en c.
Punt 13 (bijl. nos. 159 en 160 van 1939 en no. 8 van
1940).
ALGEMEENE BESCHOUWINGEN.
De heer Feitsma wil iets zeggen over de verdeeling
der wethouderszetels in verband met den uitslag dei
gemeenteraadsverkiezingen. Hoewel de zaak reeds klaar
was, hebben spr. c.s. nog getracht ook hun fractie in de
samenwerking te betrekken. Zij meenden, dat de moei
lijke tijden er toe moesten leiden de handen ineen te
slaan en in het bijzonder toen het oorlogsgevaar begon
te dreigen, meenden zij een beroep te moeten doen op
de samenwerkende groepen om haar exclusief standpunt
te laten varen. Men wenschte echter blijkbaar geen nader
contact met de A.R. en zoolang spr. lid van den Raad
is, is dit zoo geweest. Ook voor een samenspreking vóór
de te nemen beslissing was de S.D. fractie nimmer te
vinden. Mede namens de C.H. is daartegen steeds ge
protesteerd, omdat bij de samenstelling van een College
zooveel mogelijk alle politieke partijen dienen te worden
gekend. Doet men dit niet, dan kunnen de meerderheids
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Januari 1940.
5
partijen hiervan tijdelijk misschien eenig voordeel heb
ben, op den duur zal het schadelijk zijn voor het alge
meen belang, maar ook zal het gepleegde onrecht zich
wreken op die groepen, die geen rekening houden met
de belangen en opvattingen van haar politieke tegen
standers. De kiezers zullen uiteindelijk inzien, dat er bij
het besturen der gemeente iets gebeurt, dat niet over
eenstemt met de democratische beginselen, en hun stem
onthouden aan die partijen. Men kan niet ongestraft
doorgaan zich ten koste van den minder sterke te be-
voordeelen.
Spr. heeft echter tegen zijn fractieleden gezegd: wij
gaan niet op de stoep staan; men zal niet altijd door
gaan ons te passeeren, te meer, daar speciaal de A.R.-
partij steeds versterkt terugkeert, zoowel in stemmen-
aantal als verhoudingsgewijs. Bij de laatstgehouden ver
kiezing was de A.R. partij na de S.D.A.P. de sterkste.
Spr. c.s. hebben ook ditmaal geduldig gewacht op een
uitnoodiging van de S.D., als zijnde de grootste fractie,
tot een conferentie i.z. de wethouderszetels. Toen de
tijd verstreek, heeft spr., namens zijn fractie, den S.D.
verzocht, om er eens met elkaar over te spreken. Het
antwoord was zeer teleurstellend; er bleek uit, dat spr.
zich had vergist in de mentaliteit van den tegenstander.
Het luidde
„Mede in antwoord op Uw brief d.d. 14 Juli 1939 heb ik de
eer U mede te deelen, dat de Raadsfractie der S.D.A.P. het stand
punt, omschreven in dien brief, niet deelt en dan ook geen prac-
tisch resultaat van een bespreking daarvan verwacht. Zij is in
middels met de V.D.- en C.H.-fractie overeengekomen om in de
volgende zittingsperiode van den Raad samen te werken, ook bij
de a.s. wethoudersverkiezing.".
De hier genoemde partijen achten zich dus geroepen,
met uitsluiting van de overige groepen, het stadsbestuur
in handen te nemen en dat dit ernstig bedoeld was,
bleek later ook, toen de Raad een lijstje kreeg, waarop
de leden van den Raad waren verdeeld over de ver
schillende commissiën, terwijl voorheen hierover altijd
vriendschappelijk overleg werd gepleegd, wat ook nut
tig en noodig is. Een protest van spr. c.s. werd voor
kennisgeving aangenomen. Dat men van dergelijke be
noemingen een onder-onsje maakt en de buitenstaanders
voor een fait accompli plaatst, vinden spr. c.s. erg en
hierover willen zij gaarne nader worden ingelicht.
De reden, waarom men den R.K.-weth. niet meer
wenschte, moet wel zeer ernstig zijn geweest. Ook hier
over verwacht spr. nadere mededeelingen. Maar dat
men zich zonder de overige groepen te raadplegen, tot
de C.H. heeft gewend, was voor de A.R. een klap in
het aangezicht, te meer, omdat de nieuwe C.H.-weth.
eerst September j.l. Raadslid is geworden en dus direct
voor een verantwoordelijke taak werd geplaatst. Dat
men in de plaats van iemand, die vele jaren en niet
zonder verdienste wethouder was, en met voorbijgaan
van vele leden met jarenlange ervaring i.z. gemeente
bestuur, een persoon de voorkeur geeft, die zich zoo
goed als nooit op dit gebied heeft bewogen, doet de
vraag rijzen hebben de samenstellers van het College
wel voldoende rekening gehouden met het algemeene
belang en was het niet beter geweest, vooraf eens met
elkaar deze dingen te overleggen Persoonlijke lief
hebberij speelt bij spr. c.s. geen rol, maar dat hun rech
ten met voeten worden getreden, heeft hun verontwaar
diging gewekt. Twaalf jaar is spr. lid van den Raad en
hoewel hij zat in den hoek waar de slagen vielen en zijn
fractie niet de plaats kreeg, welke haar toekwam, waren
de persoonlijke verhoudingen van zijn kant zeer vriend
schappelijk. Spr. c.s. waren het niet steeds eens met het
College, maar spr. heeft het zoo gezien, dat, hoewel
ieder uit een verschillend beginsel levende, zijn tegen
standers ook overtuigd waren, het gemeentebelang het
meest te dienen op hun wijze. Hiervoor had hij respect
en ondanks de verschillende opvattingen heeft hij een
zekere saamhoorigheid gevoeld. Doch als hij nu terug
ziet op de handelingen van de samenwerkende partijen,
dan beginnen deze een persoonlijk karakter aan te ne
men. In hoeverre de V.D. medegewerkt hebben aan
deze formatie, is spr. c.s. onbekend; zij kunnen begrij
pen, dat dezen hun invloed in het College wenschten te
behouden. Steeds is met de C.H. in de grootste harmonie
samengewerkt; nooit is er eenig verschil van beteekenis
geweest. Te zamen protesteerde men, wanneer, zooals
de laatste jaren geschiedde, de R. Prot. werden geweerd
en er omtrent de wethoudersverkiezing geen overleg
werd gepleegd, en thans doet de C.H.-fractie hetzelfde,
wat zij steeds in anderen heeft veroordeeld en bestre
den. Ook de houding der A.R. t.o.v. de financieele
politiek vond bij haar warme belangstelling en met
groote vrijmoedigheid en ijver is zij in het strijdperk
getreden. Spr. c.s. vinden het onbegrijpelijk en kwalijk
te rijmen met goede trouw, dat zij zonder ook maar
eenige mededeeling te doen met pak en zak naar de
S.D.A.P. is overgeloopen. Met begrijpelijke belangstel
ling zullen spr. c.s. afwachten, hoe zij dien omzwaai zal
volbrengen. Samenwerking toch beteekent, dat men het
eens is over de hoofdzaken en zóó de gemeentepolitiek
zal voeren. Spr.'s fractie zal, aan de peripheric geplaatst,
den gang van zaken afwachten en de haar toebedeelde
plaats innemen als H.M.'s meest loyale oppositie. Haar
opvatting van de practische politiek is dezelfde gebleven
en al kon zij zich niet met alle opgelegde bezuinigingen
vereenigen, zij kon niet doorgaan op den weg, dien het
College aanprees. Nog steeds is de A.R.-fractie voor
standster van een zuinig financieel beleid, dat zich be
paalt tot het noodzakelijke en zij meent, dat veel wat
misschien wel wenschelijk is, achterwege moet blijven.
De toestand der Rijksfinanciën toch is zorgwekkend en
deze houden ten nauwste verband met de gem.financiën,
welker toestand in het algemeen slecht is. Houdt men
hiermede geen rekening, dan verdubbelen zich de
moeilijkheden en zal devaluatie niet kunnen uitblijven,
waarvan zij, die den minsten weerstand hebben, inzon
derheid de dupe worden.
Ziende wat in andere landen plaats vindt, mag men
zich gelukkig achten, dat de Regeering in de laatste
jaren een voorzichtige financieele politiek heeft gevoerd.
Men kan hierover verschillend denken, maar als men
het eens kon zien, niet geleid door behoudzucht in den
verkeerden zin des woords, maar door de overtuiging,
dat wat spr. c.s. voorstaan uiteindelijk zal zijn in het
belang der gemeenschap, dan zou hun standpunt ook
bij den tegenstander meer waardeering hebben ge
vonden.
In den aanhef van den Aanb.brief wordt gezegd, dat
in de laatste jaren de budgetaire positie der gemeente
op een min of meer stabiel en rustig vlak is beland,
omdat de begrooting is aangepast aan de veranderde
omstandigheden en aan de meeste eischen van hooger-
hand was voldaan. B. en W. achten dit begrooting-
technisch een vooruitgang. Zij zullen het echter ook met
de A.R. eens zijn, dat de begrooting zich langzamerhand
heeft aangepast aan de werkelijkheid en inzien, dat,
hoewel ook spr. c.s. noode afstand hebben gedaan van
veel wenschelijks, de achteruitgaande welvaart zulks
eischte. Het wenschelijke moest achterstaan bij het
noodige. Ook de hooge autoriteiten hebben hierbij wel
eens misgegrepen, maar aangezien de belastingen ten
top zijn gevoerd, vele mingegoeden hieraan reeds moeten
betalen en er dan nog zuinig moet worden beheerd,
blijkt duidelijk, dat de grens van het financieel kunnen
is bereikt.
In de rede van den Min. van Buitenl. Zaken werd
gezegd, dat, als handel, scheepvaart en industrie kwij
nen, ons volk het zeer moeilijk zal krijgen. Bijna alle
denkbare moeilijkheden zijn onzen export, scheepvaart
en industrie de laatste jaren in den weg gelegd, zoodat
het volksinkomen sterk is gedaald. En daar er thans
een bijna alles vernietigenden oorlog in Europa woedt,
is het niet ondenkbaar, dat „het rustige en stabiele vlak"
nog wel eens heftig kan worden bewogen.
Spr. c.s. begrijpen, dat B. en W. voorloopig geen