60 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Januari 1940.
Voortzetting der vergadering op Donderdag 1 Februari 1940.
den vorigen oorlog, een in- en verkoopfunctie hebben;
het blijft zuiver administratief. Maar juist daarom moest
er een intellectueel aan het hoofd staan, die bekwaam
is circulaires te verstaan en den dienst behoorlijk te be-
heeren. Ook het controleeren van de door de winkeliers
in te leveren bons vereischt veel zorgvuldigheid; verder
is er het inschrijven van de grossiersbons en de verkoop
der rubberzegels. Wordt de distributie niet omvang
rijker, dan zal zeer zeker de controle, zooals die thans
is, voldoende zijn; wordt de distributie uitgebreid, dan
zal ook de controle uitbreiding moeten ondergaan.
Het Rijk draagt 85 in de kosten bij, ook in de
salarissen.
Spr. meent, dat de Distributiedienst hier zeer behoor
lijk werkt. Hij heeft een brief van het Centraal Distri
butiekantoor te 's-Gravenhage gezien, welke den Distri
butiedienst hier veel genoegen zal doen.
Er is, zooals te doen gebruikelijk met een nieuwen tak
van dienst, eens geïnformeerd, hoe elders de distributie
geregeld is, en daarbij is gebleken, dat de personeels
bezetting hier zeer gering is, in vergelijking tot elders,
terwijl de zaak hier toch uitstekend marcheert. Uit ge
noemden brief en uit de ingewonnen informaties heb
ben B. en W. geconcludeerd, dat het geld hier niet over
den balk wordt gegooid.
De heer De Walle vraagt, of ingeval van uitbreiding
van den dienst, het personeel via de Arb.beurs zal wor
den aangenomen, tenzij daar natuurlijk geen geschikte
krachten te vinden zouden zijn.
De Voorzitter zegt, dat het in het algemeen wel de
bedoeling is, personeel via de Arb.beurs te betrekken,
maar als men iemand persoonlijk al kent, is het soms
beter dien te benoemen.
Volgno. 564 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 565. Onvoorziene Uitgaven f 46.864.70,
wordt aangehouden tot na de vaststelling van de In
komsten.
Aan de orde zijn de Inkomsten.
Volgno. 1. Achterstallige inkomsten van vorige
dienstjarenf 7.000.
Den heer Praamsma viel het op, dat deze post nu
anders wordt geraamd dan vorige jaren. Voorheen
raamde men de achterstallige uitgaven en inkomsten op
het meest juiste bedrag en bovendien geven voorgaande
ramingen te zien, dat er normaal meer te ontvangen
was dan uit te geven. B. en W. motiveeren deze raming
van de achterstallige inkomsten en uitgaven aldus, dat
daardoor voorkomen wordt, dat voor- of nadeelen van
vorige dienstjaren deze begrooting zouden beïnvloeden.
Natuurlijk zal het wel van invloed zijn op de rekening,
en het is voorzichtig van B. en W. dezen post niet te
hoog te ramen, maar een raming moet de werkelijkheid
benaderen. Waarom is van de oorspronkelijke methode
afgeweken?
De heer Botke (weth.) zegt, dat de gewoonte was
de achterstallige inkomsten en uitgaven volgens nauw
gezette raming op de begrooting te plaatsen. Daar heeft
de Commissie aanmerking op gemaakt en gezegd: de
raming van achterstallige inkomsten en uitgaven mag
geen invloed hebben op de begrooting van het nieuwe
dienstjaar.
Volgnos. 153 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 54. Brug', kaai', havengelden, enz.
f 38.777.50.
De heer Rom Colthoff leest in de toelichting, dat de
Verversbrug niet meer van gemeentewege wordt be
diend. doch, zoo noodig, wordt gedraaid door iemand,
die er vlak bij woont en daarvoor het bruggeld mag
houden. Hoe staat het met de aansprakelijkheid, nu de
brug niet gedraaid wordt door iemand in gemeente
dienst
De heer J. de Boer (weth.) antwoordt, dat de schoon
maker van school 7, die bij de Verversbrug woont, de
brug bedient.
De heer Rom ColthoffIs die man in gemeentedienst,
en, als er een ongeluk ontstaat, wie is dan volgens de
wet aansprakelijk, de man of de gemeente
De Voorzitter: De vrouw, want die draait de brug
meestal.
De Vlietster- en Poppebrug zijn verpacht en worden
dus ook door particulieren bediend.
De heer Rom Colthoff: Hoe is dan hun aansprakelijk
heid geregeld Als het hier een gemeenteman is, zal de
gemeente wel aansprakelijk zijn en anders waarschijnlijk
toch óók, als er geen bijzondere regeling is getroffen.
De heer J. de Boer (weth.): De bediening is alleen
maar geregeld.
De Voorzitter zegt, dat B. enW. er nooit bij hebben
stilgestaan, hoe het met de aansprakelijkheid staat, als
een particulier een brug draait en er een ongeluk komt,
waaraan hij schuld heeft. Zij willen de zaak echter wel
onderzoeken.
De heer PosthumaIs er verder geen dienstverband
met den man
De Voorzitter: Er is met betrokkene overeengekomen,
dat hij zal zorgen, dat de brug gedraaid wordt en hij
daarvoor het bruggeld krijgt. Is hij niet thuis, dan doet
zijn vrouw het of zijn kinderen, maar de overeenkomst
is met den man aangegaan.
(De heeren Van Eyck van Heslinga en Van der
Schoot hebben intusschen de vergadering verlaten).
De Voorzitter stelt aan de orde het voorstel Algera,
luidende
(III) ,,De Raad, overwegende, dat ten gevolge
van de geringe doorvaarthoogte van de nieuwge
bouwde bruggen en de nog te bouwen Wirdumer-
poortsbrug in meerdere gevallen dan voorheen door
de schippers bruggeld moet worden betaald;
dat het billijk is, dat de geschatte meerdere lasten
voor de toch al zoo zwaar belaste schippers op de
een of andere wijze worden gecompenseerd, b.v. door
verlaging van bruggeld;
draagt B. en W. op een voorstel bij den Raad in
te dienen, waarin ten minste zoodanige compensatie
is belichaamd.".
De Voorzitter betoogt, dat er bruggen verlaagd zijn,
als gevolg waarvan meer schepen bruggeld moeten be
talen, wat volgens dit voorstel op de een of andere
wijze gecompenseerd moet worden voor de schippers,
die nu moeten betalen en vroeger vrij waren. B. en W.
zouden dus moeten uitmaken: dit schip had vroeger wel
onder de brug door gekund en nu niet meer, maar hoe
komt het dan als een schipper zijn schip intusschen
heeft verkocht, dat er wel onder door kon, maar zijn
nieuwe niet Is de bedoeling van het voorstel, alleen
aan die schippers compensatie te geven, die vroeger
onder de brug door konden en nu niet meer Dit hing
overigens ook van den waterstand af. Den eenen dag
betaalde een schipper en na een week was hij misschien
vrij, omdat het water was gezakt. Men moet dus ook
weten, bij welken waterstand hij er nog onder door kon.
De heer Algera zegt, dat deze zaak aan het rollen is
gebracht door spr.'s vraag in de Sectie, of, daar de
hulpbrug lager is dan de Wirdumerpoortsbrug en
daarom vaker moet draaien, waardoor den schippers
extra-lasten worden opgelegd, zij, die daarvan de dupe
zijn, vrijgesteld kunnen worden van bruggeld wanneer
zij anders onder de Wirdumerpoortsbrug door hadden
kunnen varen. Het antwoord van B. en W. in de Mem.
v. A. is juist, maar aan den formeelen kant.
De vraag kan worden gesteld indien B. en W. het
wenschelijk achten hier iets te doen, hoe kan dit dan
gebeuren De Raad zal daartoe een dispensatie kun
nen vaststellen, doch het is niet gemakkelijk deze
materie te regelen. Er zou een criterium gesteld moeten
worden voor het toepassen eener dispensatie, b.v. in
geval een schip met gestreken mast de brug kon pas-
seeren of dat het schip een inhoud van b.v. 50 ton moet
hebben. Bovendien is dit een zaak van zeer tijdelijken
aard, waaromtrent spr. geen voorstellen wil doen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Januari 1940. 61
Voortzetting der vergadering op Donderdag 1 Februari 1940.
De voorzitter zeide zoopas, dat de schippers den
eenen dag misschien zullen hebben moeten betalen en
den anderen dag niet. Ieder voelt echter wel, dat thans
in meer gevallen bruggeld moet worden betaald dan
vroeger en daar zit een zekere onbillijkheid in, gezien
de moeilijke situatie, waarin de schipperij toch al ver
keert. Als men weet, op welke zware lasten deze reeds
zit, dan moet men elke verslechtering voorkomen. Spr.
sprak onlangs een schipper van een 48-tons scheepje,
die in een jaar 380.aan bruggeld had betaald en
vracht is er maar weinig
Wat spr. onder compensatie verstaat? Dat er reke
ning wordt gehouden met de nieuwe situatie als de
gemeente vroeger 57.000.— aan bruggelden ontving
en nu 58.000.dan zou men de totale opbrengst
kunnen verminderen met het verschil ad 1000.door
verlaging van het bruggeld voor de kleine schepen, wat
zou moeten geschieden door wijziging van de verorde
ning. Spr. weet, dat zulks moeilijkheden geeft voor
individueele gevallen. Er zal een zekere schatting
moeten worden gedaan men is te dezen van ver
schillende factoren afhankelijk de opbrengst kan ook
achteruitloopen en men zal een bepaald bedrag voor
verlaging moeten aannemen. Als nu voor een schip
beneden 50 ton b.v. 12J^ cent wordt betaald, dan zou,
omdat nu in meer gevallen bruggeld moet worden ge
heven, het voortaan 10 ct. kunnen zijn. De methode
laat spr. echter graag aan B. en W. over en hij ver
trouwt, dat dezen een oplossing zullen vinden en voor
stellen, de heffingsverordening zóó te wijzigen, dat de
opbrengst van het bruggeld ongeveer gelijk blijft aan
vroeger. Spr. gelooft, dat daar een billijke gedachte
in ligt.
Voorts vraagt spr. het College al weet hij, dat het
moeilijk is de inkomsten der gemeente te verminderen
gezien de situatie der schippers, te onderzoeken, wat
het zou kosten als schepen van 50, 40 of 30 ton vrij
gesteld werden van bruggeld. Dat zijn vermoedelijk
maar kleine bedragen en dan kan de Raad overwegen,
of het ook mogelijk ziju zijn hier vrijstelling van brug
geld te verleenen.
De Voorzitter zegt, dat de heer Algera dus eigenlijk
wijziging van de heffingsverordening wil om tot ver
laging van bruggeld te komen. De een vindt, dat de
schippers toch al te veel betalen, een ander, dat zij
thans met de vele bruggen, die gedraaid moeten worden,
te veel betalen en nu verzoekt hij B. en W. eens te
onderzoeken, of, gezien de totale financieele omstandig
heden van de schipperij, het bruggeld niet lager gesteld
kan worden, b.v. op 20 ct. in plaats van 30 en 40 ct.
in plaats van 50.
De heer J. de Boer (weth.) merkt op, dat de nieuwe
bruggen, naast de verhooging van de lasten, toch ook
belangrijke voordeelen bieden, zoo b.v. de Vrouwen-
poortsbrug, waar de doorvaartwijdte veel breeder en
de bocht veel ruimer is geworden, en bij de Vlietster-
brug is het voor de schipperij toch ook veel gemakke
lijker dan vroeger men behoeft minder te wachten en
kan sneller doorvaren, wat toch voordeel beteekent.
Wel vermindert bij de Wirdumerpoortsbrug de door
vaarthoogte, maar de doorvaartbreedte wordt veel
grooter. waardoor ook hier sneller doorvaren wordt
bevorderd, hetgeen zeer zeker van belang is voor de
schipperij.
De heer Algera wil de schippers om de nadeelen van
de nieuwe bruggen t.a.v. het bruggeld ontlasten, maar
dan mag daarbij ook wel eens bekeken worden, welke
voordeelen deze hun bieden.
De gemeente geeft groote bedragen uit voor de
bruggen en de Raad mag dus wel zeer voorzichtig zijn,
alvorens te besluiten tot vermindering van bruggelden.
Bovendien gaat het niet aan omtrent deze zaak hier
zoo maar te besluiten.
De heer H. de Boer heeft er op zichzelf niets tegen,
dat deze kwestie onder oogen wordt gezien, maar hij
meent wel te moeten opmerken, dat de heer Algera het
eigenlijke doel waarnaar zeer zeker ook de geheele
Raad wil streven, indien het binnen het raam van het
financieel mogelijke bereikbaar is op een heel andere
wijze wil bereiken, dan in dit voorstel tot uitdrukking
komt.
Spr. gelooft, dat dit een poging van den heer Algera
is op zichzelf te waardeeren om onder oogen te
zien, of op den duur de druk op de schipperij kan
worden verminderd. Daarover zal in den Raad wel
geen enkel verschil van meening zijn, maar de heer
Algera zal zelf wel voelen, dat zulks in de financieele
omstandigheden, waarin de gemeente verkeert, heel
moeilijk is. Nu heeft hij echter een voorstel ingediend,
dat eigenlijk met dit breedere doel niets te maken heeft.
Het bestaat feitelijk alleen uit de uitspraak, dat het door
de verlaging der bruggen zeker is, dat die schepen, die
vroeger niet behoefden te betalen, thans ook bruggeld
verschuldigd zijn. De heer Algera neemt dat uitgangs
punt echter zelf in zijn toelichting terug, omdat hij het
onmogelijke daarvan wel voelt. Hij stelt, dat, als de
gemeente vroeger 57.000.aan bruggelden ontving
en nu 58.000. men dan de totale opbrengst aan
bruggelden zou kunnen verminderen met 1000.en
wel door verlaging van bruggeld. Maar hoe kan men
precies uitmaken, waar die hoogere opbrengst een ge
volg van is Misschien van het feit, dat er dit jaar
meer scheepvaart was.
Het heeft geen zin, als de heer Algera de conse
quenties van zijn eigen voorstel niet aanvaardt, dit aan
te nemen. Wel kan de Raad het College vragen in het
algemeen de geheele bruggeld-tarifeering en alles wat
daarmee annex is, onder oogen te zien.
Dit voorstel moet niet worden aangenomen, alvorens
de heer Algera erkent, dat hij ermede bedoelt de ge
legenheid aan te grijpen om aan de orde te stellen, de
vraag wat op den duur voor de schipperij mogelijk is.
De Raadsleden moeten precies weten, waar het hier
om gaat. Allen weten zij, dat de schipperij zwaar belast
is. In alle openbare lichamen Tweede Kamer, Prov.
Staten en thans ook hier in den Raad, wordt over dit
onderwerp gesproken, maar niemand durft eigenlijk de
consequenties van een bepaald voorstel te aanvaarden.
De heer Algera voelt wel, dat er ook in zijn voorstel
een onzeker element zit. Is het evenwel zijn bedoeling,
de kwestie op breeder basis te brengen, dan valt er
over te praten.
De heer Posthuma ziet de zaak zoo het geheele weg
verkeer en de groote schippers profiteeren van de
prachtige nieuwe bruggen, maar daar staat tegenover,
dat een deel van de schippers juist de kleine
wordt gedupeerd. Het komt spr. voor, dat de bedoeling
van den heer Algera is, daarom de kleine schipperij,
die, zooals hij terecht opmerkte, toch al zoo sterk onder
den druk zit, wat te verlichten. Hij zit echter met de
volgende moeilijkheidhoe moet dat straks worden
geregeld Spr. acht het opmaken van de schade tot op
een cent niet mogelijk, maar is er van overtuigd, dat
de oplossing te vinden is in de richting van vrijstelling
van een deel van de scheepjes beneden een bepaalde
tonnenmaat. De heer Algera heeft daarom gevraagd, of
B. en W. de financieele uitkomsten, bij vrijstelling van
scheepjes van 40 a 50 ton, eens zouden willen nagaan.
In het algemeen moet men aanvaarden, dat de kleine
schipperij niet mag worden belast door het profijt van
anderen. Daarom sluit spr. zich bij den heer Algera aan.
En kan aan het voorstel-Algera vastgekoppeld worden,
dat B. en W. de mogelijkheid van een algeheele her
ziening onder oogen zien, dan zullen spr. c.s. ook gaarne
medewerken.
De heer Westra heeft vandaag twee maal geconsta
teerd, dat de heer H. de Boer direct maar namens den
geheelen Raad spreekt, waartegen spr. ernstig bezwaar
maakt. Het is mogelijk, dat de geheele Raad het i.z. de
richtlijnen eens was, maar wat de kwestie der bruggel-