62 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Januari 1940. Voortzetting der vergadering op Donderdag 1 Februari 1940. den betreft, daar moet de heer De Boer den geheelen Raad niet in betrekken, althans spr. niet. De tijd is niet gekomen om bepaalde posten te verlagen; de gemeente heeft immers groote moeite de financiën voor elkaar te houden. Daarom is het ook niet juist, al gevoelt men nog zoo n hartelijke liefde voor de schipperij, de brug gelden te verlagen. Op grond van deze opvatting heeft spr. geen behoefte B. en W. te verzoeken verlaging van bruggelden in het algemeen onder oogen te zien. Ook tegen den gedachtengang van den heer Algera moet spr. bezwaar maken. Als men de meerdere inkomsten, ten gevolge van het feit, dat de kleinere schepen voort aan meer bruggeld moeten betalen, gaat compenseeren aan de schipperij in het algemeen, dan komt immers een groot deel niet ten goede aan de kleine, maar aan geheel andere schepen. De heer Algera toch ziet zelf geen kans de juiste personen te begunstigen. Spr. meent, dat hier mede de geheele zaak veroordeeld is, en verklaart zich tegen elk voorstel in dezen. Mevr. Van DijkSmit betoogt, dat de heer H. de Boer zeide ,,De geheele Raad zal het met mij eens zijn". Spr. niet. Ook haar lijkt het toe, dat er heel veel haken en oogen aan deze zaak zitten. Schipper Mulder verkoopt zijn schip „Zorg" en onder schipper Bakker herleeft het als „Nieuwe Zorg". Zoek dan maar eens uit, of voor het schip vroeger bruggeld is betaald of niet. Dan het verschil in waterstand vandaag kan het onder de bruggen door, morgen niet, waarbij ook van invloed is, of het schip leeg is of niet. Bovendien is een schipper ook koopman en zal hij zijn bedrijfsonkosten verhalen op het publiek en het is de vraag, of vrijstelling van bruggeld werkelijk den schippers ten goede komt en niet dengenen, wiens vracht hij vervoert. Hetzelfde heeft men gehad bij de Straatbel.toen sommigen zei den die wordt op de huurders verhaald, werd gezegd, dat zulks niet waar was, maar later bleek het wel zoo te zijn. De heer Hooiring zegt, dat het resultaat wel zal zijn, dat dit voorstel om praeadvies naar B. en W. gaatde Raad kan hierover thans ook niet beslissen. Men moet echter betwijfelen, of verlaging van het bruggeld wel ten goede komt aan de schippers zelf en spr. vreest, gezien de concurrentie bij de schipperij, dat het wel eens op een andere plaats terecht kan komen. Daarom ontraadt hij een en ander ernstig. Te 6 uur nam. wordt de vergadering geschorst. Te 8 uur nam. wordt de vergadering voortgezet. Afwezig de heer Van der Schoot. Aan de orde is wederom Volgno. 54. Brug-, kaai-, havengelden, enzf 38.777.50. De heer Praamsma zegt, dat de besprekingen ver warrend zijn geweesteen uitzondering daarop heeft weth. De Boer gemaakt, die misschien onbewust de zaak zeer eenvoudig en zuiver heeft gesteld, n.l. dat de nieuwe bruggen inderdaad een belangrijk voordeel beteekenen voor de scheepvaart door de grootere door- vaartwijdte. de flauwere bochten, enz., waarmede echter is bewezen, dat de voordeelen alleen gelden voor de groote schepen en voor het landverkeer. Doch de groote schepen betalen geen cent méér en doordat die voor deelen genieten, worden de kleine schepen de dupe. En juist voor die schepen wordt hier de aandacht gevraagd. Deze waren voorheen vrij en moeten nu de voordeelen voor de grooten betalen. De heer Buiël herinnert er aan, dat bij een vroegere begrooting een dergelijke zaak is besproken n.a.v. een adres, waarin de slechte toestand der schipperij werd geschilderd, maar een algemeene verlaging der brug gelden is toen niet doorgegaan. Wat nu wordt voorgesteld, is geen algemeene, maar een partieele verlaging voor de allerkleinste schepen. Door b.v. de schepen tot 60 ton vrij te stellen van bruggeld, zou men ook nog in ander opzicht de zaak dienen. Immers, de meeste schippers worden gesteund door M.H. en het moet toch worden ondervangen, dat zij, daar het voorkomt, dat zij om noodzakelijke redenen hun schepen moeten verhalen, van den steun bruggeld moeten betalen. Er is dus alleszins reden eenige ver laging toe te passen. De heer H. de Boer meende, dat de Raad voorzichtig moet zijn en hoogere instanties deze verlaging niet zouden goedkeuren. Spr. begrijpt eigenlijk niet, dat dit argument van die zijde komt en al kan hij het in zekeren zin toegeven, men kan toch niet bij een betrekkelijk kleinen post als deze verlaging met den boeman hoo- gerhand! komen. Het lijkt spr. een gevaarlijk argument, om den kleinsten onder de kleinen te hulp te komen, tegen te gaan. Immers, niemand zal, als hij vanavond naar huis gaat, meenen, dat de begrootingscijfers on herroepelijk vast staan deze begrooting zal heusch nog wel eens in den Raad komen En er is toch ook de bekende circulaire, waarin de Commissie schrijftwij zullen U niet meer vragen op speciale posten te bezui nigen, maar: wij vinden de begrooting b.v. 20.000.1 te hoog; geeft li een begrooting, waarop dat bedrag is geschrapt. De Raad heeft het toegejuicht, hierdoor een zekere vrijheid van handelen te hebben en juist daarom gelooft spr., dat het argument van den heer H. de Boer: wij moeten voorzichtig zijn in verband met hoogerhand, zeer onjuist is. De Raad moet zich stellen op het stand punt wat is wenschelijk en noodig, en iets voor de schippers doen. die zeker hulp noodig hebben. Daarom verzoekt spr. B. en W. over het voorstel-Algera, dat eenigszins gewijzigd zal worden, praeadvies uit te brengen. De heer Molenaar vraagt den heer Algera of, als geen verbouwing van de Wirdumerpoortsbrug had plaats gehad, deze dan ook met dit voorstel was ge komen. Doet hij het als gevolg van de verbouwing het is dikwijls zóó, dat de eene groep van een ver betering voordeel heeft en een andere nadeel dan gelooft spr., dat een gevaarlijk precedent wordt ge schapen. De Voorzitter: Er is niets anders dan het voorstel- Algera om B. en W. op te dragen een voorstel in te dienen tot compensatie van de meerdere lasten van de schippers, als gevolg van de geringere doorvaarthoogte der bruggen. De heer Algera is van plan zijn voorstel te wijzigen. Zijn doel is slechts enkele richtlijnen naar voren te halen en tot een bepaalde conclusie te komen over de wenschelijkheid van het voorgestelde. De heer Praamsma zeide, dat weth. De Boer een gun stige uitzondering had gemaakt; hij had daarbij ook den heer Posthuma kunnen noemen, die zeer goed heeft aan gevoeld, welken kant spr. uit wilde. Er zijn heel wat bezwaren tegen spr.'s voorstel inge bracht, maar die gaan niet of slechts in geringe mate op. Waarom? Omdat zij eigenlijk bezwaren zijn tegen iets anders dan wat spr. voorstelt, n.l. tegen een oplos sing tot op een cent nauwkeurig. Er werken hier tal van factoren, maar om een groot bedrag kan het niet gaan en spr. wenscht daartoe een schatting, welke, voor zoover gegevens aanwezig zijn, de werkelijkheid bena dert. De gedachte van zijn voorstel is toch zeer een voudig. Voordat de nieuwe bruggen er waren, konden verschillende schepen zonder betaling passeeren, thans echter niet meer. Nu gaat het er om de meerdere lasten ongeveer te bepalen en naar aanleiding daarvan een verlaging te krijgen. De heer Molenaar vroeg, wat spr. aanleiding gaf tot dit voorstel. Spr. komt, als voorzitter van een Schippers- bond, in aanraking met de nooden der schipperij, en heeft als zoodanig ook aan deze kwestie aandacht ge schonken. Op grond van de hierbij verkregen kennis meent hij, dat de Raad aan de nooden van deze bevol kingsgroep moet tegemoetkomen. Volgens den heer H. de Boer durft spr. de geheele consequentie niet aan, omdat hij een beperkt voorstel deed. Wij A.R., aldus spr., durven haar wel aan als het Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Januari 1940. 63 Voortzetting der vergadering op Donderdag 1 Februari 1940. gaat om de sociaal-zwakkenwij hebben den naam misschien niet, dat wij daarvoor strijden, maar in wer kelijkheid is dat wel het geval en daarom durven wij de consequentie van een verdergaande regeling wel aan. Waarom spr. het niet gedaan heeft? Omdat hij rekening moest houden met de practische bereikbaarheid en hij meende aanvankelijk, dat alleen bereikbaar zou zijn een oplossing, welke de begrootingspositie in geen enkel opzicht in gevaar zou brengen. Dat nu de heer H. de Boer heeft gezegd, dat er iets in het algemeen gedaan moet worden in het belang der schipperij, heeft spr.'s oordeel aangaande die bereikbaarheid gewijzigd en hem doen voorstellen in het algemeen een onderzoek in te stellen, hoe aan de slechte positie van de schipperij te gemoet zou kunnen worden gekomen, en door de woor den van den heer De Boer is spr. overtuigd, in die richting nu ook van dezen eenigen steun te kunnen ver wachten. Spr. hoopt, dat wat deze zeide de instemming van diens fractie heeft en ook die spr.'s voorstel, dat eenigszins gewijzigd is, waardoor het tegemoet komt aan de verlangens van den heer De Boer, zal steunen. Het luidt aldus „de Raad, overwegende, dat ten gevolge van de geringere doorvaarthoogte van de nieuwgebouwde bruggen en de nog te bouwen Wirdumerpoortsbrug in meer dere gevallen dan voorheen door de schippers brug geld moet worden betaald; dat het wenschelijk is te overwegen, of de moge lijkheid bestaat, dat deze meerdere lasten kunnen worden afgewend bijv. door verlaging van bruggeld of vrijstelling daarvan voor schepen beneden een be paalde tonnenmaat; overwegende, dat het in het algemeen wenschelijk is, dat een onderzoek wordt ingesteld naar de moge lijkheid van verlaging of vrijstelling van bruggelden voor schepen beneden bepaalde tonnenmaten; verzoekt B. en W. over deze beide punten aan den Raad te rapporteeren en eventueel de noodige voor stellen in te dienen.". Het eerste voorstel ging alleen over de kleine sche pen; het nu voorgestelde onderzoek omvat meerdere schepen. De heer Westra vraagt, of het niet gewenscht is, dat de Raad bij al de overwegingen nog de overweging voegt, dat bij de Vlietsterbrug nu minder bruggeld wordt betaald dan vroeger. De heer Van Kollem kan niet voor het voorstel- Algera stemmen, omdat de heer Algera daarin een ge heel nieuw element heeft gebracht, dat een gevaarlijk precedent voor de gemeente schept, n.l. dat door een bepaalde daad van de gemeente, i.e. verbouwing en verbetering van de bruggen, schade ontstaat, welke eventueel zal moeten worden vergoed. Iets dergelijks heeft men gehad bij de Potmarge, waar door de huis eigenaren schadevergoeding werd gevraagd. Als dit element er niet in zou zitten en alleen in het algemeen een onderzoek gevraagd werd, zou spr. mee kunnen gaan. De heer J. de Boer (weth.) meent, dat men met dank aan zijn adres een beetje voorbarig is. Spr. had het beter gevonden, dat de herziening van de bruggelden, een belangrijke materie, vooraf in de Secties was besproken. Men zegt, dat de verruiming van de doorvaartwijdte en het afsnijden van bochten bij de brugverbeteringen alleen den grooten schepen ten goede komen, doch ook de kleinere schepen profiteeren van de vernieuwing. De heer Westra heeft terecht opgemerkt, dat thans bij het Vliet minder bruggeld behoeft te worden be taald. Vroeger moesten de schepen, van de Ooster gracht af het Vliet binnenvarende, door de Vlietster- en de Boomsbrug, thans alleen door de Boomsbrug. De Hoeksterpoortsbrug is een vaste brug geworden, wat juist een belemmering beteekent voor groote sche pen, wat aanleiding zou kunnen zijn een actie voor schadevergoeding te voeren, b.v. door de Stanfries. Maar als de gemeente zou beginnen met schadevergoe ding voor dergelijke dingen De heer Algera zegt geen schadevergoeding te be doelen. De heer J. de Boer (weth.) zegt, dat toch een com pensatie van de lasten bedoeld is. Daar is men echter zoo maar niet mee klaar. Er wordt tegen B. en W. ge zegd zoek dat nu maar eens uit, maar daar kunnen zij niet zoo direct op ingaan. Er is ook niet aan gedacht, den grooten schepen, die bij de pakhuizen aan het Hoeksterend moeten zijn en die, nu de Hoeksterpoortsbrug een vaste brug is ge worden, om moeten varen door de Vrouwenpoortsbrug, iets te vergoeden. Maar toch heeft de scheepvaart in het algemeen belang bij den door de gemeente uitge- voerden bruggenbouw. Ook de bedrijven aan en bij het Vliet werden een tijdlang door den bruggenbouw gedupeerd, maar daar naar kan men toch geen schadevergoeding geven. Van de verbetering van de Camminghabrug over het Vliet hebben de eigenaars der omliggende kleine winkelhui zen ook geen voordeel gehad; zij hebben er op eigen kosten voor moeten zorgen, dat hun panden, die in de diepte waren geraakt, weer op straathoogte kwamen. Spr. meent dan ook, dat, als de gemeente den weg naar schadevergoeding opgaat, zij op een gevaarlijk pad be landt. Bij het onderzoek, dat B. en W. gevraagd wordt, zou zeker blijken, dat aan deze zaak verschillende kan ten zitten, welke men niet kan negeeren. De heer H. de Boer betoogt, niet van hoogere in stanties te hebben gesproken, doch slechts te hebben gezegd, geen bezwaar tegen een onderzoek i.z. verla ging van bruggelden in het algemeen, gezien in verband met de financieele positie dezer gemeente, te hebben. Hij handhaaft ten volle, wat hij in eerste instantie zeide. Hij heeft het zeer gewaardeerd, dat de Voorzitter eerst den heer Algera heeft gevraagd, de bedoeling van diens voorstel te preciseeren. Spr. durft niet weer van den geheelen Raad te spre ken, maar hij gelooft, dat het grootste deel van den Raad niet precies had begrepen wat de heer Algera wilde, maar ook nu is het dezen niet gelukt duidelijk te maken, dat de compensatie geheel den kleinen schip pers ten goede zou komen, waarmede de onhoudbaar heid van het voorstel-Algera duidelijk is gebleken. Daarom heeft spr. gezegd, dat er op zichzelf niets tegen zou zijn in het algemeen te onderzoeken, in hoeverre sprake zou kunnen zijn van verlaging van de bruggel den en of in de toekomst eventueel rekening zou kunnen worden gehouden met den zwaren druk, die ongetwij feld op een groot deel der schipperij ligt. Uit het onder zoek zou kunnen voortvloeien, dat de kleine schipperij in de eerste plaats geholpen zou moeten worden. Spr. heeft zich uitdrukkelijk los gemaakt van de over weging van den heer Algera in eerste instantie. Men moet echter ook niet het bijzondere geval aan de alge meene kwestie verbinden. Bij de uitwerking van het praeadvies immers kunnen talrijke factoren op de brug geldverlaging van invloed blijken te zijn. Daarom ook kan eerst nadat de zaak is voorbereid, er hier over ge praat worden. Spr. c.s. kunnen niet meegaan met het voorstel-Al gera, omdat ze de consequenties daarvan niet kunnen overzien. Op dezelfde gronden als in eerste instantie door spr. ontwikkeld en op grond, dat de heer Algera zelf de onmogelijkheid van zijn voorstel voelt, is hij er tegen, maar hij heeft geen bezwaar tegen een eventueel onderzoek van de geheele kwestie; later kan men dan de zaak in bijzonderheden onder oogen zien. De heer Posthuma zegt, dat hier geen sprake is van schadeloosstelling. Er is in dit verband opgemerkt, dat er menschen gedupeerd worden bij bruggenbouw, door dat tijdelijk hun zaak verloopt en dat groote schepen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1940 | | pagina 31