6 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Januari 1940.
rekening hebben gehouden met den oorlogstoestand en
de ramingen zijn gebaseerd op den vóór-oorlogstoe
stand, maar meenen, dat deze behoorlijk veilig zijn ge
steld en, buitengewone omstandigheden voorbehouden,
het eindresultaat niet zal tegenvallen, al zal er, na de
vele plaats gehad hebbende wijzigingen, niet veel ..mu
ziek" meer in deze begrooting zitten.
De belastingen kunnen niet meer verhoogd worden;
indien mogelijk is eenige verlaging gewenscht. Mis
schien valt hierover nog eens met B. en W. te praten.
Als er zekerheid bestaat i.z. de grootte der geraamde
extra-bijdrage, kunnen spr. c.s. dit jaar zonder al te
groote bezorgdheid tegemoet gaan. Men moet tegen
woordig maar niet al te ver vooruitzien, doch dankbaar
zijn, dat men zijn arbeid als bestuur van de gemeente,
zij het dan niet in opgewektheid, dan toch in rust en
vrede en als vrije burgers, mag verrichten.
De heer Sterringa meent, dat het beleid, blijkende uit
deze begrooting, practisch een voortzetting is van het
algemeene beleid van de laatste jaren, waar spr.'s partij
altijd tegen is geweest. Voortdurend hadden bezuiniging
en aanpassing plaats, vooral t.a.v. de werkende massa's.
Bovendien hebben de bijzondere omstandigheden het
levenspeil zeer veel duurder gemaakt, in 't algemeen
10 a 12 Als B. en W. ervan spreken daaraan tege
moet te komen, bedoelen zij dan rekening te houden
met de algemeene lijn, in ons land aangehouden? De
eenige maatregel is tot nog toe, dat de door M.H. ge-
steunden 5 toeslag krijgen, maar mèt dien toeslag
zijn dezen nog op een lager levenspeil gekomen. Deze
ernstige toestand moet veranderen. Spr. heeft daartoe
in den korten tijd. dat hij Raadslid is, reeds eenige voor
stellen gedaan, doch de Raad ging hiermede niet ac-
coord. Van het feit, dat de S.D.A.P. voor het eerst
zitting heeft genomen in de Regeering en dus nu vol
ledig mede verantwoordelijk is voor den toestand in het
land, heeft hij hier reeds den weerslag ondervonden,
want de S.D. behoorden tot de sterkste tegenstanders
van zijn voorstellen tot verhooging van den steun aan
werkloozen en armlastigen. De duurtetoeslag van Re-
geeringswege daarna bewijst, dat de argumenten der
S.D. niet steekhoudend waren. Er werd hier immers
aangevoerd, dat de steun aan armlastigen niet en bloc
kon worden verhoogd, omdat het hier individueele ge
vallen betrof, enz. Maar nu de Regeering een toeslag
geeft, worden hier de uitkeeringen van M.H. ook met
5 verhoogd. Dit toont aan, dat de S.D. tot de sterkste
voorvechters van de Regeeringspolitiek behooren, welke
zeer ten nadeele van de arbeidersklasse en de werk-
looze massa is.
In de Mem. v. A. staat, dat uit de besluiten van het
College en uit de voorstellen aan den Raad het beleid
van het College zal blijken, en dat een programma niet
is opgesteld. Spr. meent echter, wèl een bepaald streven
op te merken, n.l. het aanhouden der oude politiek en
het bewandelen der paden van de Regeeringspolitiek.
Zou hij nü voor de wethoudersverkiezing zijn geplaatst,
dan zou hij zijn stem niet meer aan een der partijen
geven.
Spr. is er ten zeerste tegen om al bij voorbaat de
extra-bijdrage te bekorten tot 110.000. Dat is reeds
te voren bukken voor allerlei eischen, die ook straks
weer van Den Haag zullen komen tot beknotting van
de toch al veel te sober opgezette begrooting.
Reeds eerder heeft spr. opgemerkt, dat, als er sprake
is van „rekening houden niet zoozeer met de wensche-
lijkheid als wel met de noodzakelijkheid", zulk een ter
minologie in den regel niet zoo maar een uitspraak is,
maar wel degelijk een zeer bepaalde politiek inhoudt
van verdere versobering en aanpassing. Spr. wenscht
daaraan niet mede te werken; zijn geheele optreden zal
daar tegen in gaan.
De heer Posthuma vindt, dat de laatste verkiezings
actie in het algemeen waardig is gevoerd. Hij wil daar
bij speciaal de A.R. noemen, omdat men van die zijde
in het Friesch Dagblad heel iets anders gewend was.
De S.D.A.P. heeft in haar verkiezingsactie tegen de
C.D.U. gewaarschuwd. Spr. kan dat begrijpen; beide
partijen hebben vroeger bepaalde punten voorgestaan,
die de S.D.A.P. heeft laten varen, en na deze princi-
pieele wijziging is het haar taak, de kiezers te waar
schuwen. Als zij had gezegd als U de C.D.U. stemt,
dan bevordert U premievrij staatspensioen; ofdan
stemt U een anti-militairist, dat had spr. kunnen be
grijpen, maar dat de S.D.A.P. waarschuwtwie de
C.D.U. stemt, stemt tegen de belangen van het open
baar onderwijs, is misplaatst en bewijst, dat zij geen
andere argumenten had. Heel de Raad weet, dat hier
niemand, ook niet een lid van de C.D.U., iets doet in
het nadeel van het openbaar onderwijs. Toen eenigen
tijd geleden bij B. en W„ waarin toch twee S.D. zitten,
de neiging bestond het Gymnasium maar niet te ver
bouwen, heeft de geheele Raad gezegd al moet het
meer kosten, de bouw gaat door
Dat de R.S.A.P. -er vervangen werd door een Com
munist, maakt voor de partij-politiek niet veel verschil.
De S.D.A.P. verloor 2 zetels; dat de C.H. en C.D.U.
er ieder een zetel bij kregen en de Prot. Chr. groep
dus versterkt is, verheugt spr. natuurlijk en hij gelooft,
gezien de houding door de C.D.U. hier steeds aange
nomen, dat de vooruitstrevendheid in den Raad er niet
minder op geworden is.
Het spreekt van zelf, dat ook spr. c.s. belangstellend
uitzagen naar de samenstelling van het nieuwe College.
Immers, in de afgeloopen 4 jaren heeft spr. dikwijls den
wensch geuit, dat er een Prot. Chr.-wethouder zou
komen, die in een stad als deze wel op zijn plaats zou
zijn, maar het was hem niet mogelijk iets aan de weet
te komen, tot iemand hem in Zwolle vertelde, dat de
heer Feddema wethouder van Sociale Zaken zou wor
den en de heer Turksma van Onderwijs. En toen spr.
later een lid van de S.D.-fractie vroeg hoe komt het
met de afspraak, zeide dezeik weet het niet; onze
fractie heeft eenigen van ons aangewezen, die de zaak
regelen. Spr. acht zoo n geheimzinnigheid misplaatst en
in strijd met een gezonde democratie. Ten slotte kwam
de bekende brief van mr. Van der Meulen, dat de S.D.
in de komende zittingsperiode samen zouden werken
met de V.D. en C.H. Die combinatie bevreemdt spr.
c.s., omdat de S.D. en V.D. er op hadden moeten let
ten, dat de derde samenwerkende groep vooruitstrevend
moest zijn en in de C.H. juist een verschuiving naar
rechts had plaats gevonden. Immers, de heer Stobbe
had geen kans meer bij zijn groep, daar hij vooruitstre
vender was dan de heer Van der Schoot en men wist
dus, dat er een conservatiever iemand voor hem in de
plaats moest komen, in welk opzicht men in de heeren
Feddema en Van Eyck van Heslinga vertegenwoor
digers zal hebben gevonden. Doch ondanks dat, werkt
men met de C.H. samen en al verheugt het spr., dat er
een Prot. Chr. wethouder is gekomen, hij acht het on
juist, dat het thans een C.H. is geworden en de A.R.
zijn gepasseerd, omdat de A.R.-fractie de grootste is,
bovendien beschikt over „ervaren" menschen, terwijl,
daar de heer Van der Schoot niet voor wethouder in
aanmerking kwam, de keuze dus moest vallen op iemand,
die nog geen lid van den Raad was geweest. En spr.
blijft deze keuze onjuist achten, tenzij men hem mede
deelt, wat de oorzaak is geweest. Hij verheugt er zich
niet over, dat de R.K. wethouder is verdwenen.
Het is toch heel logisch, dat spr. op de mededeeling,
dat de S.D.-, V.D.- en C.H.-fractie zouden samenwer
ken, vroeg Wat is men overeengekomen, hoe is het
program? De beantwoording daarvan had ieder Raads
lid vóór de wethoudersverkiezing noodig om te weten,
of hij mee kon gaan met de combinatie. De heer Van
der Meulen heeft dit geweigerd en gezegd bij de be
grooting zullen wij daarop antwoorden; mevr. Busscher
sloot zich daarbij aan en de C.H. zwegen Dat men
iemand, die getoond heeft dikwijls aan hun zijde te
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Januari 1940.
7
staan, op zijn eerlijk gemeende vraag niet wilde ant
woorden, acht spr. in strijd met een gezonde demo
cratie, wat hij van de S.D. en V.D. niet had verwacht.
Hij hoort alsnog graag, welke afspraak is gemaakt.
Spr. c.s. hebben graag medegewerkt aan de verkie
zing van twee S.D.-wethouders en al hadden zij
liever een A.R. gehad ook tot het verkiezen van
een C.H., omdat zij een Prot. Chr.-wethouder voor het
geheel gewenscht achtten. Zij hadden echter bezwaar
tegen den V.D.-wethouder, omdat de heer Turksma
Onderwijs zou krijgen en gevreesd werd, dat hij, gelet
op bepaalde interrupties, zóó tegenover het Christen
dom staat, dat niet kan worden verwacht, dat hij mede
zal werken aan de vereischte opvoeding tot de Chris
telijke deugden.
Was over de samenstelling der commissies voordien
eenige bespreking geweest, dan had spr. medegedeeld,
dat hij wel eens in een andere commissie wilde zitten,
maar zij waren reeds samengesteld. Spr. vindt dit on
juist. Hij c.s. wachten intusschen de inlichtingen af,
waar zij recht op hebben.
Spr. noemt de verplegingskosten van behoeftige
krankzinnigen 27.677.—den steun aan werkloozen
(waarvan een deel wordt terugontvangen van het
Rijk) en de uitgaven voor de werkverschaffing ad
1.212.684. die samen reeds ongeveer J4 van het
totaal der uitgaven van den geheelen gewonen dienst
uitmaken, ontstellend hoog. Het toont ook aan, hoe
groot het aantal menschen is, dat aangewezen is op de
hulp van de Overheid en hoeveel werkloosheid er is.
Het is goed, in de begrootingsvergadering den nadruk
te leggen op den ontzaglijken nood, want al die men
schen hebben ondanks de enorme bedragen, voor hen
uitgegeven, nog behoefte aan alles. Deze toestand is
een absolute veroordeeling van de financieele verhou
dingen en een ieder, die het wèl meent met zijn volk,
zal het daarheen moeten sturen, dat deze veranderen.
Men zal minder moeten leven met de vraag voor oogen:
welke is de financieele uitkomst, dan welhoe wordt
met den arbeid, de productie en de grondstoffen het
meeste bereikt ten behoeve van een ieder De Raad
kan echter de ellende niet veranderen. Armenzorg en
steunverleening, hoe waardevol ook, blijven ten slotte
lapwerk. Toch meent spr., dat de mogelijkheden tot
verbetering aanwezig zijn.
De financiën der gemeente zijn natuurlijk verre van
rooskleurig. Zij is in de 3e klasse van de Gem.fondsbel.
en met de Grondbel. en de Pers. bel. aan den top.
T.a.v. de Straatbel, en den erfpachtscanon heeft spr.
wenschen, die onvervuld zijn gebleven. Hij had gaarne
gezien, dat hierover bij deze begrooting radicaal was
beslist. Hadden B. en W. beide verlaagd, dan had al
licht de extra-bijdrage moeten worden verhoogd en dat
had natuurlijk geweigerd kunnen worden, maar ook
kunnen gelukken. Er zijn hier zoovele van de Haagsche
eischen geaccepteerd, dat men nu wel eens mag pogen
iets te ontvangen. In elk geval vindt spr. 6J^ Straat
bel. onjuist. Den Haag stelt het niet als eisch en ook
hier kan, evenals in andere gesaneerde gemeenten,
4 geheven worden.
Ook de erfpachtscanon ad 6 is in dezen tijd on
gehoord hoog. Niemand vraagt thans nog 6 rente.
Het Grondbedrijf heeft het overigens niet noodig, daar
het een zeer groote winst maakt. Het G.E.B., Grond
bedrijf, de Gasfabriek en het Slachthuis maken samen
4 ton winst, wat eigenlijk indirecte belasting is, die te
zwaarder drukt, nu aan allerlei heffingen al zeer veel
moet worden betaald. En dan is de begrooting nog
slechts kloppend te krijgen met een extra bijdrage van
206.000.(die men intusschen niet gemakkelijk zal
krijgen) en dat ondanks de bezuinigingen, waardoor
o.m. de salarissen van het gemeentepersoneel zijn ver
laagd en veel moois is stukgeslagen moeten worden.
De schuld van dit alles treft echter niet Raad en B.
en W.; dezen kunnen nu eenmaal de economische ver
houdingen niet wijzigen. Allerlei factoren zijn hierop
van invloed geweest25 mille is minder uit het Gem.-
fonds uitgekeerd, terwijl „Onvoorzien" hooger moest
worden geraamd dan vorige jaren, al hebben natuurlijk
Raad en B. en W. wel fouten gemaakt. Er moet echter
komen een andere financieele verhouding tusschen Rijk
en gemeentenreeds eenige malen is een herziening
beloofd.
Spr. dankt B. en W. voor hun toezegging, dat zij
in de Mem. v. Toel. de nieuwe boekingswijze zóó zullen
toelichten, dat deze voor iedereen begrijpelijk is.
Het verheugt spr., dat B. en W. zullen doorgaan met
het verwijderen van krotwoningen en het bevorderen
van goeden arbeiderswoningbouw. In dit opzicht is hier
nog veel te doen. Ieder die weet, dat hier nog ontzet
tend veel sloppen en stegen en ellendige woningen zijn,
zal het van harte toejuichen, dat daar zoo spoedig en
radicaal mogelijk verbetering in komt.
Gelukkig komt het ook tot verbetering van het Wil-
helminaplein; de financiering evenwel heeft spr.'s in
stemming niet. Hij zal haar aanvaarden, maar vindt het
jammer, dat Leeuwarden in die richting gedreven is.
Dat B. en W. nog niet veel van den Groningerstraat
weg kunnen zeggen, bevredigt spr. niet geheel. Was er
gezegd de voorbereidingen zijn in zoo'n stadium, dat
daarover niet in het openbaar gesproken kan worden,
dan had spr. zich dat kunnen indenken. Gezien echter
de belangrijkheid van het object, kan de Raad wel eenig
recht op behandeling laten gelden. Kan men daarvoor
niet in besloten zitting gaan
In de Sectie vroeg spr., of de kosten aan scholen en
andere gebouwen, waarin bij het begin van de mobili
satie militairen gelegerd waren, zijn vergoed. Hij heeft
daarvoor geen post op de begrooting gezien. (De heer
Botke (weth.): Zie dienst 1939).
Op spr.'s desbetreffende vraag in de Sectie kreeg hij
ten antwoord, dat er 15 kweekelingen met akte bij het
L.O. werkzaam zijn. Hij verbaast er zich over, dat B.
en W. de belooning van 600.in de Mem. v. A.
eenigszins verdedigen. Spr. beschouwde het slechts als
een bloote vraag naar het aantal. En waarom geeft men
hierbij weer, wat Min. Bolkestein onlangs in de Tweede
Kamer heeft gezegd? Waarom staat hier, dat Z.E. het
instituut niet mooi vindt? Deze deed toch geen enkel
voorstel tot verbetering? Waarom haalt men nu zonder
eenig doel de Rijkspolitiek in den Raad? De lage be
looning wordt verdedigd met de motiveering, dat de
jonge menschen toch meestal in de plaats wonen, waar
zij werken, wat voordeeliger is. Spr. aanvaardt dit niet,
omdat hij de belooning zelve niet aanvaardt en hij is
overtuigd, dat deze naar het oordeel van het grootste
deel van den Raad veel te laag is.
Voor den Geneesk. dienst wordt een hooger bedrag
gevraagd in verband met de reorganisatie. In de Sec
ties is opgemerkt: is het niet vreemd, dat de Raad het
hoogere bedrag moet vaststellen, zonder de reorgani
satie te kennen? Spr. had verwacht, dat men daarop zou
antwoorden: het is inderdaad beter mèt de plannen het
kostenbedrag te beoordeelen, doch B. en W. meenen,
dat dit niet het geval is. Dat spijt spr. Men kan eigen
lijk alleen een post beoordeelen, als men volledig weet.
waarvoor hij dient, doch als B. en W. meenen, dat het
in dit geval anders is, wil hij het graag weten.
In het begin der vergadering heeft de weth. van S.Z.
op een adres geantwoord en naar aanleiding daarvan
heeft spr. een vraag gesteld, waarop hij geen antwoord
kreeg; de Voorzitter heeft dit onmogelijk gemaakt. Spr.
wil er graag aan medewerken, dat ieder hier de plaats
krijgt, welke hem toekomt, ook M.H., maar men moet
het niet zóó stellen, alsof de Raadsleden onmondig zijn,
zoodat, als men in verband met een mededeeling van
den wethouder een vraag stelt, het niet mogelijk is,
daarop antwoord te krijgen. Zou dit voortaan hier de
methode worden, dan zal spr. daar een andere tegenover
stellen. Hij gaat voor deze wijze van werken niet uit
den weg.