10 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Januari 1940. zijn overwonnen door een doelbewuste koopkrachtpoli- tiek; het zijn de diverse regeeringen-Colijn, die door het achterwege laten van die politiek ons land in het moeras hebben gebracht. Ook bij deze verkiezingen zijn de A.R. volkomen dezelfde gebleven. Uit hun verkiezingspamfletten blijkt, dat zij voorstanders zijn van het particuliere initiatief, met beperking der Overheidsbemoeiing, en dat zij wen- schen voort te gaan op de oude beproefde paden, welke, naar spr. meent, Nederland in het moeras hebben ge bracht. De tegenstelling bleef dus in de beginselen, maar vooral ook in de practische gemeentepolitiek, in de be antwoording van de vraag wat Leeuwarden telkens noodig heeft als hoofdstad van Friesland en als provin ciaal centrum, en het was dus overbodig te zoeken naar een basis van samenwerking. Hadden de tijdsomstandigheden aanleiding moeten zijn tot een samenwerking op breedere basis? Wat de A.R.-fractie daarmede bedoelde, heeft zij niet nader gepreciseerd, noch wat zij bedoelde metwij hebben een exclusief standpunt. Hebben de A.R. op grond van de tijdsomstandigheden ook maar één zetel in ons land voor de S.D.A.P. ingeruimd Ook daarom klinkt de eisch tot samenwerking uit hun mond zoo uiterst zonderling. De breede basis zou hier moeten bestaan in een samen werking ten koste van de S.D.A.P.; deze had een zetel moeten afstaan. Zoo verstaan spr. c.s. echter de samen werking niet. Zij hebben tot recht en plicht hun begin selen in de politiek tot uiting te brengen en zij kunnen dat niet verzwakken door op een dergelijk motief het veld te ruimen voor een politieken tegenstander. De critiek van den heer Posthuma is gedeeltelijk reeds beantwoord. Diens eerste bezwaar was van formeelen aard. Hij heeft in de Secties gezegd, dat het hem onaan genaam was geweest, dat zoo vlug na den verkiezings uitslag een blok was gevormd en dat er overleg met hem had moeten worden gepleegd. Dat hier normaal snel gewerkt is. was om de belangen van den betrokken wethouder, welke eischten, dat niet langer getraineerd werd dan strikt noodig. De heer PosthumaDat heb ik in de Secties niet gezegd. De heer Van der Meulen: U wenschte te spreken over de onsympathieke wijze, waarop onmiddellijk een blok was gevormd. De heer Posthuma: „Onmiddellijk'' heb ik ook niet genoemd. De heer Van der MeulenDan is hier misschien sprake van misverstand. Kon hier de eisch van overleg gesteld worden en zoo zal de heer Posthuma het misschien bedoeld heb ben van spr. c.s. verlangd worden den heer Posthuma inlichtingen te geven, terwijl de, uit den aard der zaak vertrouwelijke, besprekingen gaande waren Die eisch is absurd. Die besprekingen zelf gingen den heer Post huma niet aan. Het eenige, wat hem aanging, was het resultaat van de besprekingen, maar om tijdens de be sprekingen inlichtingen te geven aan een buitenstaan der, daartoe is en zal spr. nooit bereid zijn. Overleg veronderstelt medezeggingschap; waar spr. c.s. alleen verantwoordelijk voor het resultaat zijn, kunnen zij het recht om daarover te beslissen niet gedeeltelijk uit han den geven. Is het resultaat voor den heer Posthuma aanvaardbaar, dan zullen wij gaarne zijn steun aan vaarden; is het voor hem niet aanvaardbaar, welnu, hij is er ook niet verantwoordelijk voor. Wat het ge sprek in Zwolle betreft, zal de heer Posthuma moeten zeggen, of het vóór of na het bereiken van de samen werking is gevoerd, wil spr. daarop kunnen antwoorden. Na het bereiken daarvan kon aan den heer Posthuma de zetelverdeeling worden medegedeeld; natuurlijk niet de verdeeling der functies, welke het College onderling had uit te maken. Daar staan de samenwerkende frac ties geheel buiten. Is er in dezen geheimzinnigheid betracht en hadden den heer Posthuma in de vergadering van 5 September j.l. mededeelingen moeten worden gedaan? Spr. ontkent de practische gronden daarvoor en ook, dat deze vóór de stemming moest weten, hoe het stond met het pro gram van samenwerking. Men heeft ook hierbij de regels van het spel te volgen. Om in die vergadering over de geheele zaak van gedachten te wisselen, ontbrak de tijd en de geëigende gelegenheid daarvoor is de begroo- tingsvergadering, wat spr. toen ook heeft gezegd. Nu is, door omstandigheden waarop zijn fractie geen in vloed heeft, de begrooting later gekomen dan men dacht. Men kan dat betreuren en deze late indiening kan mis schien een argument zijn om, vooral na een verkiezing, de begrooting eerder te behandelen. Het belangrijke in deze zaak is echter wat is het resultaat van de samenwerking geweest? Een vast program is niet opgesteld dat zou in dezen tijd niet mogelijk zijn maar wel bepaalde „Richtlijnen i.z. de gemeenteraadspolitiek 1939/1943", luidende: 1. Eenstemmigheid van de drie samenwerkende fracties om trent hetgeen door hun wethouders ten aanzien van hoofdpunten van beleid is overeengekomen. 2. Werkloozenzorg (a. eigenlijke armenzorg, b. werkverschaf fing en c. werkverruiming). Verzet tegen verdere bezuiniging. Zoo mogelijkherstel en meer werkverruiming door uitvoering van nuttige openbare wer ken in Leeuwarden door Leeuwarder ingezetenen. 3. Onderwijs. Verzet tegen verdere bezuiniging. Zoo moge lijk herstel van wat afgeschaft of verminderd moest worden (o.m. gymnastiek- en handwerkonderwijs) en uitbouw (o.m. van het openbaar bewaarschoolonderwijs) 4. Krotopruiming in versneld tempo en woningbouw in den meest uitgebreiden zin (gemeentelijke en andere). Handhaving van de tot dusver gevoerde grondpolitiek. 5. Belastingen. Streven naar belasting naar draagkracht. Eveneens bij schoolgelden e.d. 6. In het algemeen een vooruitstrevend beleid, gericht op sociale en cultureele zorg, op bevordering van de welvaart der ingezetenen (dus ook van den middenstand) en op bevordering der stadsontwikkeling; verzet tegen aanslagen op de gemeentelijke autonomie. Commentaar daarop acht spr. overbodig. Brengt de oorlog en alles wat daarmede samenhangt ook verandering in die richtlijnen? Den oorlog noemen de, kan spr. niet nalaten te zeggen, dat hem deze ge heele discussie eenigszins onwezenlijk voorkomt; al deze kleine gemeentelijke aangelegenheden vallen in het niet bij het groote wereldgebeuren. Heeft dit invloed op deze richtlijnen? Heel veel zal er zijn, dat niet verwezenlijkt kan worden, doch de richting van het beleid, de ten- denz t.a.v. werkloosheidszorg, bewaarschoolonderwijs, woningbouw, bevordering welvaart der ingezetenen, verzet tegen den aanslag op de gem. autonomie, kan dezelfde blijven. Ook blijft er de zorg voor de minder bedeelden, de zorg voor wat Leeuwarden als provin ciaal centrum noodig heeft, enz., en de samenwerking, welke hiervoor noodig is, óók met de A.R. en C.D.U., zal niet moeten zijn het beschikbaarstellen van een zetel, maar dat dezen de samenwerkende groepen steunen. Meenen de A.R. echter te moeten zijn „H.M.'s meest loyale oppositie", spr. c.s, die jaren in de oppositie zijn geweest, zullen ook deze oppositie in het democratische staatsbestel weten te waardeeren. De heer Feitsma sprak van persoonlijke grieven. Iedere persoonlijke gegriefdheid of iemand onaange naam te willen zijn, is bij spr. verre geweest, en uitslui tend zakelijke overwegingen hebben gegolden. De stelling is geponeerd, dat de samenstelling der commissies geen politieke zaak zou zijn. Spr. gaat daar niet op in; de commissies zijn zooveel mogelijk gelijk gelaten. De grief van de anderen is, dat de Commissies zijn samengesteld zonder overleg met hen en zij be roepen er zich op, dat de gewoonte tot overleg altijd bestaan heeft. Men heeft spr. echter het tegendeel verzekerd. Spr. c.s. hadden geen behoefte aan over leg. En als er bij de anderen wel behoefte aan be stond, waarom heeft men zich dan niet tot spr. c.s. gewend? Toen de heer Westra verzocht hem in een bepaalde commissie te benoemen, is dat ingewilligd en Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Januari 1940. 11 als de heer Posthuma had verzocht overleg te plegen, dan was dat ook gebeurd. Een verzoek van dezen heeft spr. echter niet bereikt. En als op den avond der be noeming de heer Feitsma spr. c.s., alvorens te stemmen, wil dwingen door middel van een motie tot samenwer king, dan zeggen spr. c.s.vele maanden hebt gij tijd gehad ons over de commissies te vinden nu is het tijd tot stemmen. Spr. c.s. zouden daarbij dictatuur uitge oefend hebben. Zij hebben den Raad medegedeeld, hoe zij zouden stemmen; zij hadden het ook kunnen laten. Spr. c.s. zouden toch zóó gestemd hebben en de overigen waren niet gebonden aan hun mededeeling, welke spr. c.s. hebben gedaan als eisch van beleefdheid en als practische maatregel om de stemming niet te gecompli ceerd te maken. Die beleefdheid is echter met onbe leefdheid beantwoord, en er is gesproken van dictatuur en onderdrukking der minderheden. Als een dergelijke onbeleefdheid het gevolg is van onze beleefdheid om te zeggen, hoe wij zullen stemmen, aldus spr., en men daarin een persoonlijke krenking wil zien, dan kunnen wij eerder gekrenkt zijn over de manier, waarop onze houding is beantwoord. Te 12.20 uur nam. wordt de vergadering geschorst. Te 2 uur nam. wordt de vergadering voortgezet. Afwezig de heer Dijkstra. De heer Van der Meulen vervolgt, dat men deze begrooting heeft te zien in het licht der omstandigheden, vanuit een bepaalde inrichting der maatschappij, welke de S.D., lang voordat de heer Posthuma daarop critiek oefende, reeds veel principieeler en consequenter heb ben gecritiseerd. Spr. zal daar echter niet verder op ingaan. Gezien de oorlog en alles wat daaruit voortvloeit en de financieele (wan)verhouding tusschen Rijk en ge meenten, zijn de S.D. bereid de begrooting te aanvaar den als het resultaat, dat redelijkerwijze te bereiken viel. Het verheugt hun, dat met de thans onderhanden zijnde objecten als het Gymnasium en de Wirdumerpoortsbrug voor nieuw werk is gezorgd; dat hedenmorgen de ver betering van den Troelstraweg is aangenomen: dat op de begrooting verschillende onderhoudswerken staan en dat B. en W. doende zijn om ook t.a.v. den Groninger- straatweg spoedig tot een resultaat te komen. Het voorstel van B. en W. om t.a.v. het Wilhelmina- plein af te wijken van het Raadsbesluit van verleden jaar, aanvaarden spr. c.s. in de gegeven omstandig heden, doch met dit voorbehoud, dat, als de post voor onderhoud van straten en pleinen straks niet voldoende zal blijken, wat vrij zeker is, B. en W. dan verhooging zullen voorstellen. Zoo niet, dan zal de S.D.-fractie zulks doen. Over de besprekingen van B. en W. met de L.W.S. i.z. de Jachthaven, vraagt spr. naar de resul taten. Ook het Kanalenplan is een object van groote beteekenis. Spr. c.s. vertrouwen, dat dit. met alles wat er aan vastzit, de voortdurende aandacht van B. en W. heeft. Verder noemen B. en W. vrij vage plannen om trent het gemeente-archief. Spr. c.s. vertrouwen daar over meer te zullen hooren. T.a.v. krotopruiming en woningbouw geven B. en W. blijk van activiteit. De S.D.-fractie dringt aan op een woningstatistiek, en wil zoo noodig voorstellen daartoe doen, ter verkrijging van een stevige basis voor een bepaalde woningpolitiek. Dat nog een zoo hoog bedrag voor M.H. kon worden qevoteerd, als door haar werd gevraagd, verheugt spr. De S.D. zullen, bij noodzaak, hun stem geven aan ver hooging van dezen post. Wat de critiek van den heer Sterringa op de S.D. betreft, hij begon al dadelijk met een onjuistheid, n.l., dat de S.D. volledig verantwoordelijk zouden zijn voor de Regeeringspolitiek. Hij moet en kan echter weten, dat de S.D. verklaard hebben zich de vrijheid voor te behouden, om die naar eigen inzicht te beoordeelen. Ook komt de heer Sterringa er op terug, dat de S.D. zijn voorstellen mede hebben verworpen: het valt echter niet te verwonderen van een aanhanger van een verre dictatuur, die thans tracht een kleine democratie te ver moorden, dat hij zich niet wèl kan bevinden bij een democratische staatsinrichting. Hij had nu echter moeten weten het is van S.D. zijde althans gezegd dat die voorstellen een ondeugdelijk middel waren om tot zijn doel te komen. Wil hij werkelijk met zijn critiek iets uitrichten, dan had hij daarmede bij de begrooting van M.H. moeten komen, maar die liet hij hedenmorgen zonder meer passeeren. Hij doet nu niets anders dan nakaarten, zijn eigen onmacht demonstreeren om iets te kunnen doen in het belang van de arbeidersmassa. Spr.'s fractie is voor de voorgestelde verhooging van het subsidie aan het Chr. bewaarschoolonderwijs, echter onder hetzelfde voorbehoud, al eerder door haar ge maakt. Wat het openbaar bewaarschoolonderwijs be treft, is het wachten nog steeds op het praeadvies op een adres van de Ver. v. Volksonderwijs. Spr. hoopt het binnen niet al te langen tijd tegemoet te zien. Spr. c.s. keuren den verhoogden post voor den Ge- neesk. dienst goed, als het College, zonder dat de plan nen tot reorganisatie in den Raad zijn gebracht, nu reeds ziet aankomen, dat meer geld noodig is. Het spreekt vanzelf, dat zij zich niet t.a.v. de plannen zelve binden. De heer Feitsma meende, dat hier en daar nog wel ietys bezuinigd kan worden. Blijkbaar verwacht ook hij dus heel weinig resultaat van verdere bezuinigingspo gingen. Spr. c.s. meenen, dat vorige jaren reeds genoeg is bezuinigd en dat wat overbleef noodig is voor het behoorlijk functioneeren van de gem. diensten. Ook volgens de S.D. is het onjuist, de extra-bijdrage te beperken tot 110.000.er zal ten minste 206.000.moeten worden gevraagd. Zij meenen eveneens, dat de tijd voor belastingverlaging nog niet is gekomen, omdat, ook al mag deze op zichzelf en in bepaalden vorm wenschelijk zijn, toch reeds vast staat, dat de hoogere instanties daarin niet zullen toestemmen. Zou er echter sprake van kunnen zijn, dan zou niet allereerst de Straatbel, of de erfpachtscanon in aanmer king komen, maar de Gem.fondsbel. de gemeente zou in de 2e klasse geplaatst moeten worden om wer kelijk iets in het belang van de breede massa te doen. Deze belasting is het beste in overeenstemming te bren gen met de draagkracht. Het moet wel verwonderen, dat juist de heer Post huma als kampioen voor verlaging van de Straatbel, optreedt, welke toch nog altijd een belasting op een bepaald bezit is. Ten slotte erkennen spr. c.s. de juistheid van de op merking van het College, dat in deze onzekere tijden de begrooting niet anders kan zijn dan een min of meer onzekere raming, een leidraad, en als zoodanig zijn zij bereid haar te aanvaarden, met de toevoeging, dat zij niet zullen aarzelen verhooging van bepaalde posten voor te stellen, als zulks op grond van de tijdsomstan digheden noodig zal blijken. Mevr. Busscher—Sjerp zegt, dat als dekking van het aanzienlijke tekort van deze begrooting 206.000. als extra-bijdrage moet worden gevraagd. Toen bij de laatste begrootingswijziging bleek, dat het aanvanke lijke tekort der begrooting van 1939 van 240.000. was teruggebracht tot 110.000.herleefde de hoop, dat de tekorten geleidelijk zouden verminderen, tot de gemeente weer op eigen kracht zou kunnen drijven. Helaas had stijging van het tekort plaats, te verklaren uit de onevenwichtige internationale toestanden, welke na het uitbreken van den oorlog en door de algemeene mobilisatie in ons land nog onzekerder zijn geworden. Wat hiervan voor onze gemeente de gevolgen zijn, is niet te zeggen, noch hoe de posten hierdoor zullen worden beïnvloed. Als gevolg hiervan dienen wenschen om te beginnen met opbouw van wat in de laatste jaren moest worden afgebroken, voorloopig achterwege te blijven. Spr. c.s. waardeeren het beleid van B. en W.zij zijn hun erkentelijk voor het verrichte werk, speciaal in de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1940 | | pagina 5