16 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Januari 1940. Spr. meent niet aan collectieve zelfverheerlijking schuldig te zijn, als hij de A.R.-fractie indeelt bij die belangrijke Raadsgroepen, die een wethouderszetel dienen te bezetten. De houding van spr.'s fractie is dus volkomen in de A.R. lijn. Onder geen omstandigheid mag echter ook volgens het aangehaalde rapport stelselmatig een bepaalde Raadsfractie worden uitge sloten, wat in Leeuwarden consequent gebeurt. Het be roep op den verkiezingsuitslag kan daartoe nooit leiden. Het frappeerde spr., dat er verband is gelegd tusschen den uitslag der Staten- en Raadsverkiezing en aan de Statenverkiezing een min of meer beslissende betee- kenis wordt toegekend bij de samenstelling van het Col lege van B. en W. Zóó een bepaalde houding acceptabel maken, teekent wel duidelijk de zwakheid van positie De A.R. is echter wel wat gewend. Prof. Bavinck sprak in een Deputatenvergadering over de handelwijze der Liberalen en zeide „Menigmaal werd het A.R. volk om zijn gevoelens achteruit gezet en als een schare van duisterlingen en dompers in den hoek geduwd.". Die taak schijnt de S.D.A.P. nu overgenomen te heb ben. Is het om hun opvattingen, dat de A.R. uit het College worden geweerd, dan is dat absoluut onjuist; zij zullen toch met zoo mogelijk nog meer kracht die opvattingen blijven uitdragen. Indien zij, om zitting in het College te kunnen nemen, concessies zullen moeten doen aan de S.D.A.P. en zich geheel of gedeeltelijk moeten gelijkschakelen met de meerderheid, dan noemt spr. dien eisch onjuist en in strijd met het belang van Leeuwarden, en een dergelijke frontverandering zal de A.R.-fractie nooit maken. Dan laten de A.R. het aan andere groepen over, om zich neer te vleien onder de vleugelen der S.D.A.P. Van mevr. Busscher heeft men vernomen, dat de A.R. niet zijn gevraagd vanwege hun politiek, welke echter precies dezelfde is als van de C.H. Spr. komt tot de overtuiging, dat men liever niet in zee gaat met een partij, die een standvastige politiek voert, maar wel met een groep, die als een riet door den wind heen en weer wordt bewogen. Het is wel zeer droevig, dat de oude bondgenooten, de C.H., aan deze affaire hebben medegewerkt, zulks in strijd met alle woorden, van die zijde hier jaren lang vernomen, en ook, dat zij het fractieverband met de A.R. hebben opgezegd. Niet, omdat spr. c.s. er minder van zouden zijn geworden, maar omdat de binding van de Christelijke gedachte in het politieke leven het bij de C.H. heeft afgelegd tegen iets, dat blijkbaar sterker was clan de Christelijke verbondenheid. Tegenwoordig waart, naar spr. gelooft, de geest van Hoedemaker door vele C.H. hoofden, en dan is er veel te verklaren. Im mers, Hoedemaker heeft eens geschreven aan Lohman „Indien ik zeer openhartig moest zijn, zou ik U echter moeten zeggen, dat van alle groepen op staatkundig terrein de Uwe mij wel allerminst aantrekt"; „ik sta hier tegenover U en tegen over Kuyper.". Dit beteekent een verwijdering van de A.R. Ook voor iets anders vormt de overneming van Hoedemaker's ideëen een verklaring. Hij schrijft in „Heel de Kerk en heel het volk" daarna viel mijn oogop het feestnummer van De Standaard en op een daarin voorkomende uitdrukking, waarin de hoofdredacteur zijn staatkundig beginsel met de hem eigen hel derheid op deze wijze heeft geformuleerd„Gelijk recht voor allen is in de verwarring van ons staatsleven de eisch, waarin alle richtingen elkaar ontmoeten kunnen.". En van dat gelijke recht zegt hij „Ik ben bereid de stelling, dat dit het beginsel is èn van de revolutie, èn van Rome, èn van alle tyrannie, tegenover wien ook te verdedigen.". Deze uitspraak maakt duidelijk, waarom de C.H. het gelijke recht voor allen bij de wethoudersverkiezing met voeten hebben getreden. Het kan echter ook zijn, dat de C.H.-Raadsleden geen vermoeden hebben van Hoe demaker, maar een andere omstandigheid zich sterker betoonde dan de Chr. samenwerking. Spr. stelt het op prijs in het publiek te vernemen, welke reden daaraan een einde maakte. Want het is geen kleinigheid, dat te doen in dezen tijd, nu de machten van ongeloof en revolutie steeds radicaler trachten het Christendom te vernietigenmen moest juist in de ure des gevaars onafscheidelijker dan ooit zijn verbonden. Spr. c.s. hopen de gemeenschappelijke taak nu alléén voort te zetten. Tal van vraagstukken zullen aan de orde komen, zoo zal in dezen tijd van toenemende Over heidsbemoeiing meer dan eens de vrijheidssfeer der bur gers in het gedrang komen. Zij hopen daarop te letten, ook als machtsontplooiing zich hult in het gewaad der democratie. Bij alles laten zij zich leiden door de A.R. beginselen, door de toepassing waarvan Leeuwarden's belang het beste is gediend. De heer De Walle c.s. meenen, dat B. en W. t.a.v. de raming den juisten weg hebben gevolgd. Zij be seffen, welke groote moeilijkheden het College had bij de raming in verband met de na het opmaken der ontwerp-begrootingen ingetreden buitengewone om- omstandigheden. De financieele gevolgen daarvan laten zich ook thans niet overzien en spr.'s fractie vereenigt er zich mede, dat de abnormale toestand voorloopig grootendeels buiten beschouwing is gelaten. Toch is voor eenige reserve gezorgd door „Onvoor zien" niet onbelangrijk hooger te ramen. Of deze vol doende zal blijken, betwijfelt spr.'s fractie uit de Mem. v. A. blijkt trouwens ook, dat B. en W. daarvan zelf allerminst overtuigd zijn. Spr. c.s. lijkt „Onvoorzien" ondanks de verhooging zeer bescheiden geraamd en B. en W. zullen zeer zeker t.z.t. nog wel met begrootings- wijzigingen moeten komen. Onder de gegeven omstandigheden vereenigt spr.'s fractie zich niet met het door een der leden ingenomen standpunt, dat de begrooting zóó moet worden omge werkt, dat volstaan kan worden met de extra-bijdrage van 1939, nl. 110.000. Dan zouden verschillende posten totaal met 96.000.-— verlaagd moeten worden hoe zou zulks onder de tegenwoordige omstandigheden mogelijk zijn Die opvatting bevreemt te meer, daar sommige leden ook nog verlaging van de Straatbel, en van den erfpachtscanon bepleit hebben. Spr.'s fractie is volstrekt niet tegen verlaging der be lastingen. Integendeel zou zij gaarne medewerken tot verlaging van de Straatbel., ja waarschijnlijk zelfs tot algeheele afschaffing daarvan, als de financiën van Leeuwarden dat toelieten. Men heeft zich echter op den bodem der werkelijkheid te plaatsen en spr. c.s. vinden dan ook den tijd voor belastingverlaging aller minst rijp. Zij vereenigen zich in het algemeen met de aange boden begrooting, doch zullen t.a.v. enkele posten nog een opmerking maken. De heer Westra wijdt eenige woorden aan de be grootingen en wat daaraan is voorafgegaan. Daar de besprekingen i.z. de wethoudersverkiezing zuiver zake lijk zijn gebleken en het persoonlijke was uitgeschakeld, wil spr., als voorzitter zijner fractie, er iets van zeggen. I.z. de samenstelling van het College zijn spr. c.s. het in het algemeen met de A.R. eens, dat het College behoort te bestaan uit vertrouwensmannen van den Raad en daar de Raad aan het hoofd der gemeente staat, behoort het College een afspiegeling van den Raad te zijn. Spr. sluit zich te dezen gaarne aan bij hetgeen de heer Algera zeide. Daarom vindt de R.K.-fractie het niet goed, dat de A.R. de tweede in sterkte hier stelselmatig van het College wordt uitgesloten en zij heeft daarvan zelf meerdere malen doen blijken. Daartegenover staat echter, dat de A.R. vroeger meermalen gelegenheid hebben gehad deel te nemen aan de vorming van een College, maar bepaalde bezwaren hadden en daardoor zelf hebben medegewerkt, dat de vorige meerderheids- vorming tot stand kon komen. De R.K.-fractie, 1/l0 deel van den Raad uitmakende, meent allerminst recht Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Januari 1940. 17 op een vasten wethouderszetel te kunnen laten gelden, zelfs niet op een zetel, maar wel meende zij, toen een Raadsmeerderheid haar een zetel wilde geven, er voor te moeten zorgen haar fractie zóó samen te stellen, dat zij in het belang van de gemeente dien zetel kon be- zettten. En als dan ten slotte die Raadsmeerderheid meent niet langer een lid der R.K.-fractie als wethouder te wenschen, dan kan deze dat feitelijk voor kennis geving aannemen recht kan zij niet laten gelden. Dit neemt echter niet weg, dat zij zeer belangstellend heeft gevolgd, hoe de meerderheidsgroep haar houding meen de te moeten motiveeren en het zou misschien enkel belangstelling zijn, ware bij die motiveering niet eenige critiek op de R.K.-fractie gebleken. Wel heeft de V.D. de verantwoordelijkheid op zich genomen voor het ver wijderen van den Kath. wethouder, dat neemt niet weg, dat men die in anderen zin teruggeworpen heeft op spr.'s fractie, n.l. de mindere homogeniteit daar, welke niet altijd waarborg zou bieden voor het stemmen van die fractie. Spr. heeft genoeg gevoel voor de realiteit om zijn fractie niet als voorbeeld van homogeniteit voor te stellen, maar dit kan bezwaarlijk voor de S.D. en V.D. de reden zijn geweest mevr. Busscher noemde het één der redenen, doch de andere heeft zij den Raad laten bevroeden om de Katholieken uit te sluiten. Die mindere homogeniteit heeft bestaan en misschien bestaat zij in de toekomst nog wel eens. maar de homo geniteit in een andere fractie kan wel eens gemakkelijker oorzaak zijn voor een minderheid in het College. De niet-homogeniteit in de R.K.-fractie is in den Raad niet gebleken op essentieele punten in het beleid van B. en W. Het is een enkele keer voorgekomen, dat eenige R.K.-fractieleden tegen een onderdeel der begrooting hebben gestemd en het is meer dan 4 jaar geleden, dat enkelen van de toen 4 leden tellende fractie gestemd hebben tegen de begrooting der Lichtbedrijven, ver dedigd door hun eigen wethouder, op grond, dat de tarieven niet verlaagd werden. Maar bij het zeer be langrijke voorstel van B. en W. i.z. het nieuwe stroom- leveringscontract met het P.E.B., dat groote tariefs verlaging als gevolg heeft gehad, heeft de geheele V.D.-fractie het College in den steek gelaten, wel in volkomen homogeniteit met haar wethouder, maar was toen geen hulp gekomen uit de „oppositie", dan was door die homogeniteit het College in de minderheid gebleven. Wel stemde de R.K.-fractie tegen de begroo ting der Lichtbedrijven, maar later verzette de homo geniteit in de V.D.-fractie zich tegen verlaging der tarieven, wat echter niet wegnam, dat de verkiezings actie der V.D. sprak van het feit, dat er een belangrijke tariefsverlaging was gekomen, vooral mede als gevolg van het voortdurende aandringen van de V.D. Dat het College op essentieele punten in de minder heid is gebleven door de niet-homogeniteit van de R.K.-fractie, is niet gebleken, noch door den heer Van der Meulen aangetoond. Als voorbeeld heeft hij ge noemd het verschil van inzicht tusschen den heer Buiël en spr. t.a.v. het adres van den Malthusiaanschen Bond. Dat was een kwestie, niet het beleid van B. en W. rakende en waarmede een Raadsmeerderheid niets te maken had. Ook het meeningsverschil i.z. de lucht bescherming een zuiver technische kwestie mag niet als voorbeeld gelden. Dergelijke voorbeelden om het niet langer met de R.K. samenwerken te verklaren, zijn er met de haren bijgesleept. De A.R. hebben reeds lange jaren aangedrongen op vertegenwoordiging in het College. Spr. c.s. weten, dat hij, die thans door de V.D. als wethouder is voorge dragen en verkozen, bij een vorige gelegenheid door de S.D.A.P. niet als candidaat is geaccepteerd. En als men er rekening mee houdt, dat de C.H. kans heeft gezien, dat de A.R., die de meerderheid uitmaakten van de R.-Prot. Raadsgroep. geen zetel in het College kregen, dan voelt men, dat er al eenige bespreking was ge weest, voordat de S.D. contact zochten met de V.D., en spr. gelooft, dat zulks eerder de reden is, welke tot een andere samenstelling heeft geleid dan die, waarop men nu tracht te wijzen en die niet ter zake dienende is. Hoe het echter zij, spr. c.s. hebben getracht in den tijd, dat zij deel van het College uitmaakten, die plaats zoo goed mogelijk te vervullen en mocht die tijd ooit weer aanbreken, dan hopen zij weer op de beste wijze de belangen der gemeente te dienen. Voorts spreken zij de hoop uit, dat de samenstelling van het tegenwoor dige College mag strekken tot nut en voordeel van de Leeuwarder gemeenschap. Spr. weet niet, wie de heer Van der Meulen al of niet bij de oppositie indeelt, maar de katholieke fractie is niet van plan daarin plaats te nemen. Het College heeft de gemeentebelangen namens den Raad te behar tigen en zoolang het dat doet op een wijze, die de goedkeuring van spr. c.s. wegdraagt en het zich onge veer houdt aan de lijnen, tot nu toe gevolgd, zal de houding van de R.K., hoewel niet in het College ver tegenwoordigd, dezelfde blijven en slechts bepaald worden door het gemeente- en niet door het partij belang. Wel zal het eene R.K. lid anders over het College oordeelen dan het andere, maar zij zullen het B. en W. niet met allerlei spitsvondigheden moeilijk maken. Te 3.40 uur nam. wordt de vergadering geschorst. Te 3.55 uur nam. wordt de vergadering voortgezet. De heer Westra vervolgt met er op te wijzen, dat volgens den heer Van der Meulen diens fractie bij de vorming van het College op het standpunt stond, zoo veel mogelijk van haar desiderata terecht te willen brengen en zich daartoe de noodige medewerking te verzekeren. Spr. verklaart, dat tusschen de S.D.- en de R.K.-fractie nooit met die intentie is onderhandeld. Er is slechts samenwerking geweest voor de samenstelling van het College zonder meer, zonder eenig program of zelfs maar richtlijnen alleen werd verondersteld, dat de programma's van de verschillende partijen voldoende basis boden voor een vruchtbare samenwerking door de leden van het College individueel, in het belang van de gemeente. Maar de Kath. fractie heeft zich nooit geroepen gevoeld om te trachten een zoo groot mogelijk percentage van de S.D. desiderata te helpen verwezen lijken. Vielen die toevallig samen met de verlangens der R.K., dan hebben dezen die met veel animo gesteund. De heer Van der Meulen zeide, dat er ditmaal alleen losse richtlijnen zijn. Deze zijn echter zeer vaag, omdat er te veel sprake is van „zoo mogelijk". Het is spr. niet duidelijk, waarom het tegenwoordige College meer waarborg zou bieden voor gunstige resultaten dan het vorige. Voorts is er strijd over de vragen, of het ge volgde systeem bij de samenstelling der Raadscommis- siën gewenscht is en tot nog toe gebruikelijk was. Spr. meent, dat beide partijen eenigermate gelijk hebben. Voor zoover hem bekend, is het niet altijd, maar wel meer. voorgekomen, dat men een dergelijk lijstje van de samenstelling overlegde, hoewel misschien iets vroeg tijdiger, waardoor rectificatie gemakkelijker was. Het systeem zelf, om geen besprekingen over de samenstel ling te voeren, is volkomen onjuist. Onderling, zonder politiek, dienen de fracties deze te regelen. Immers, zij zelve kunnen het best beoordeelen. welke leden voor bepaalde Commissies geschikt zijn. Daarom is het ge wenscht, dat men voortaan niet meer zegt, zooals de heer Van der Meulen, wel eenigszins contre coeur, deed „Wij hebben geen belang bij een bespreking." Inderdaad de S.D. niet, maar de gemeente heeft er wei belang bij, dat ieder Raadslid geplaatst wordt in die Commissie, waar hij het nuttigst werkzaam kan zijn. De S.D. moeten toch ook op dit standpunt staan. Over de begrooting zelve zullen de R.K. niet al te veel zeggen. Zij wijkt niet al te zeer af van de vorige, zooals die uiteindelijk is gewijzigd. Wel maakten eenige factoren het noodig, dat de extra-bijdrage wederom

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1940 | | pagina 8