Vergadering van Woensdag 13 Maart 1940.
70 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 21 Februari 1940.
De heeren Balk en Dijkstra vormen het stembureau.
Benoemd worden de aanbevolenen sub 1 met alg.
stemmen.
Punt 4 (bijl. no. 22).
De heer Buiël vindt deze zaak niet goed doordacht.
Inderdaad is ontslag van een leeraar midden in het
jaar een groot bezwaar, vooral in de hoogste klassen.
Men heeft er zich bij de benoeming van dr. Bruch dus
niet te voren van vergewist, of deze de betrekking
eerder kon aanvaarden. Spr. meent zich te herinneren,
dat dezen slechts om enkele puntjes voorkeur werd
gegeven: had de Raad geweten, dat hij niet op tijd in
dienst kon komen, dan was misschien een ander be
noemd. Het treft hier toevallig, dat degene, die ontslag
gevraagd heeft, nog tot 1 September kan blijven. Deze
behandeling van zaken heeft de wethouder er vol
doende aandacht aan besteed demonstreert, dat
ontslag midden in een jaar schadelijk is: was het niet
beter geweest, vooraf met den heer Van der Wateren
een regeling te treffen, als nu is gebeurd? Spr. is niet
tegen dit voorstel, maar er worde voortaan voldoende
aandacht aan dergelijke dingen geschonken.
De heer Turksma (weth.) meent, dat uit het schijn-
argument van den heer Buiël blijkt, dat schijn dikwijls
bedriegt. Dat niet voldoende aandacht aan deze zaak
is besteed, is onjuist. Zij is inderdaad te voren wel
doordacht en besproken, juist omdat in deze functie
zoo spoedig mogelijk moest worden voorzien. Men had
hier echter te doen met een sollicitant, die met zijn drie
bevoegdheden als buitengewoon bekwaam werd voor
gesteld en die, zooals het advies en de informaties luid
den, ver boven de anderen uitstak. Zelfs de Inspecteur
van het M.O. is bij spr. geweest met het doel, het mo
gelijk te maken, de indiensttreding van den heer Bruch
zoo spoedig mogelijk te doen plaats hebben. Van de
zijde van B. en W. is dus alle aandrang geoefend. Ook
met den Inspecteur van Zeeland is overleg gepleegd
en tevens met den Directeur van de R.H.B.S. te Ter-
neuzen, maar ondanks alles hebben B. en W. niet ge
daan kunnen krijgen de infunctietreding te bespoedigen,
hoewel die indruk wel was gewekt. De heer Bruch kon
natuurlijk niet ontslag vragen voor hij benoemd was.
De heer Buiël schudt wel van neen, maar men neemt
toch geen ontslag, voor men zeker is benoemd te zijn.
Na de benoeming hebben B. en W. al het mogelijke in
het werk gesteld en hun treft dan ook geenerlei schuld.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van B. en W.
Punten 513 (bijl. nos. 13, 16, 20, 15, 19, 21, 17, 18
en 14). Met alg. stemmen wordt be
sloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 13 Maart 1940.
71
Tegenwoordig 27 leden. Afwezig de heeren Feitsma
en Sterringa.
Voorzitter de heer Jhr. Mr. J. M. van Beijma,
Burgemeester.
Te behandelen punten
1Vaststelling van de notulen der Raadsvergade
ringen van 29 November en 20 December 1939.
2. Mededeelingen en rapporten.
3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
het verleenen van eervol ontslag aan N. van der
Woude als leeraar aan de middelbare avondhandels
school (bijlage no. 23).
4. Alsvoren tot wederverhuring van grond voor een
schiphuis, gelegen aan het Vliet, aan J. Mensink (bij
lage no. 32).
5. Alsvoren tot verhuring van de bovenwoning Ka
naalstraat no. 2boven aan J. Taconis (bijlage no. 35).
6. Alsvoren tot aankoop van het St. Anthony Gast
huis van drie, aan den Mr. P. J, Troelstraweg gelegen,
strooken grond (bijlage no. 34).
7. Alsvoren tot aanvaarding van een legaat, door
wijlen H. Aalderink te Groningen aan de gemeente
vermaakt ten behoeve van de verpleegden in het Stads-
verzorgingshuis (bijlage no. 31).
8. Alsvoren tot opheffing van de door de Veree-
niging van tot zekerheidsstelling verplichte gemeente
ambtenaren gestelde zekerheid voor T. Terpstra als
ambtenaar bij de voormalige Stads Bank van Leening
(bijlage no. 24).
9. Alsvoren tot intrekking van de aanwijzing der
voormalige Stads Bank van Leening als gemeentelijke
tak van dienst (bijlage no. 33).
10. Alsvoren tot onttrekking aan het openbaar ver
keer van het Bagijneklooster en van gedeelten van de
steeg aldaar naar de Bagijnestraat en de Kalksteeg
(bijlage no. 26).
11. Alsvoren om te bepalen, dat de vaststelling van
een plan tot uitbreiding voor de gemeente, met uitzon
dering van het gedeelte, begrepen in het den 22en Fe
bruari 1939 vastgestelde uitbreidingsplan, wordt voor
bereid (bijlage no. 25).
12. Alsvoren tot het aangaan van een onderhand-
sche geldleening, groot 500.000.(bijlage no. 28).
13. Alsvoren tot wijziging van de begrootingen van
de gemeente en van de Gemeentewerken, dienst 1940.
14. Alsvoren tot vorming van een nieuw le leerjaar
van den gemeentelijken cursus tot opleiding van be
waarschoolonderwijzeressen en in verband daarmede
tot wijziging van de gemeentebegrooting, dienst 1940
(bijlage no. 30).
15. Alsvoren tot vaststelling van rooilijnen aan de
Noordwestzijde van den Groningerstraatweg tusschen
de Willem Sprengerstraat en het perceel Groninger
straatweg no. 23 en in zake de verbetering van de be
bouwing aldaar (bijlage no. 27).
16. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders
op het beroepschrift van H. J. Visser, tegen de weige
ring van vergunning tot het bouwen van twee z.g.
autoboxen aan de Frederik Ruijschstraat (bijlage no.
29).
Punt 1. De notulen worden onveranderd vastgesteld.
Punt 2. Wordt medegedeeld
a. rapporten omtrent kasopneming van de Gem.
Reiniging, het Openb. Slachthuis, het Grondbedrijf, de
Gemeentewerken, de Gem. Gasfabriek, het Gem. Elec-
triciteitbedrijf en het Gem. Woningbedrijf.
Wordt voorgesteld voor kennisgeving aan te nemen.
De heer Wiersma is voldaan over de rapporten van
het Verificatiebureau, die vrij uitvoerig, maar toch
overzichtelijk zijn, zoodat B. en W. en Raad er inder
daad iets aan hebben.
In het rapport omtrent de Gem. Reiniging trof spr.
de volgende passage
„Ingevolge Uw circulaire van 13-9-'39, no. 1176, aan de gera.
bedrijven en instellingen gericht, moet aan de ambtenaren in vas
ten dienst, die in militairen dienst verblijven, de ambtelijke bezol
diging worden uitgekeerd, voorzoover deze meer bedraagt dan
de militaire vergoeding.
Genoemde circulaire regelt echter niet het geval, dat de mili
taire vergoeding gelijk is aan of hooger dan de ambtelijke bezol
diging. In die gevallen moet o.i. van den betrokken ambtenaar
de verschuldigde pensioenbijdrage (10 gevorderd worden.
Aangezien het laatste geval zich bij den Reinigingsdienst voor
doet en nog geen pensioenbijdrage werd ingevorderd, brengen
wij deze aangelegenheid onder de aandacht van Uw College.".
En in het rapport betreffende de Gasfabriek
„Van J. Faber, plaatswerker, in vasten dienst bij het bedrijf
werkzaam, thans in militairen dienst, werden geen pensioenbij
dragen ingevorderd over de periode September 1939 tot Januari
1940. Wij verwijzen te dezer zake naar ons rapport betreffende
de controle van de administratie van den Openbaren Reinigings
dienst over het le kwartaal 1940.".
Men schijnt er bij de controle van de Gasfabriek op
aangedrongen te hebben, over te gaan tot invordering
van de pensioenpremie. Ook spr. meent, dat deze inge
vorderd moet worden. T.a.v. de Reiniging treft men
echter een dergelijke passage niet aan, hoewel ook daar
achterstand is bij de invordering der premie. Op welk
standpunt staat het College? Wil het de premies alsnog
invorderen?
De heer Meek wilde hetzelfde opmerken en zal het
dus niet herhalen.
T.o.v. het Woningbedrijf viel het hem op, dat bij een
bepaald blok een huurachterstand was van 2770.95,
bij een ander 953.82, plus een huurverlies wegens
leegstaan ad 905.52. Hoe is de huurbetaling of op
haling hier geregeld? Geschiedt dit niet wekelijks? Is
er een bijzondere aanleiding tot het vele leegstaan, b.v.
wegens gebreken e.d.? Als het niet-huurbetalen in een
bepaald blok chronisch wordt, moeten doeltreffende
maatregelen genomen worden.
De heer Praamsma meent ook, dat de Raad dankbaar
mag zijn voor de wijze, waarop de verificatie thans
plaats vindt. Spr. juicht het ook toe, dat men niet meer,
zooals voorheen, alleen een soort kascontrole heeft,
maar het Ver.bureau allerlei opmerkingen maakt, waar
mede Leeuwarden zijn voordeel kan doen.
In het rapport i.z. het Woningbedrijf heeft spr. zich
verwonderd over het volgende
„Bij de controle van het grootboek bleek, dat de rekening
Crediteuren per 31/12/'39 een debetsaldo aangaf van 23.082.24.
Dit saldo is ontstaan doordat het Woningbedrijf door het bedrijf
Gemeentewerken bij den Centraal Kassier belast werd voor di
verse bedragen, wegens werkzaamheden, in den loop van 1939
voor het Woningbedrijf verricht.
Een dergelijke inrekeningstelling, zonder indiening van een
gespecificeerde nota, achten wij niet gewenscht, omdat door het
Woningbedrijf geen controle kan worden uitgeoefend op de juist
heid van het in rekening gestelde bedrag.".
Het Woningbedrijf wordt dus van tijd tot tijd belast
met een zeker bedrag, waarop het geen controle kan
uitoefenen, noch waarvan het ten naasten bij kan ver
moeden, wat er voor gebeurt. Den vorigen keer heeft
het Ver.bureau i.z. de Gasfabriek opgemerkt, dat daar
geen controle mogelijk was, omdat de magazijngoederen
zonder bon werden afgegeven. De Voorzitter zeide
toen die zaak is reeds in orde.
Men weet, dat spr. de geheele regeling i.z. het Wo
ningbedrijf, wat het onderhoud betreft, nimmer heeft
toegejuicht en ook de heer Muller deelde spr.'s stand
punt, dat Gem.werken daar beter van wordt, doch het
Woningbedrijf slechter. Uit de laatste begrooting bleek,
dat Gem.werken voor 29.000.werk voor het Wo
ningbedrijf zal uitvoeren, waar dit intusschen met de
alg. kosten 37.000.voor moet betalen. Juicht spr.
de methode op zich zelf al niet toe, dat het Woning
bedrijf zelfs niet weet, wat er voor de 29.000.ge
beurt en alle controle mist, is toch al te dwaas. Men
krijgt het gevoel, dat het Woningbedrijf wordt gebruikt
als melkkoedie weet ook niet, wat men haar afhaalt.