72 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 13 Maart 1940.
Spr.'s tweede opmerking sluit geheel bij die van den
heer Meek aan. Hij heeft de rapportcijfers i.z. huurach
terstand, oninbare huur en huurverlies wegens leegstaan
van woningen verzameld en komt dan op 4500.aan
oninbaar gebleven huur en 3935.06 aan huurverlies
wegens leegstaan (hierin zijn niet begrepen een paar
huizen in een blok, welke een geheel jaar hebben leeg-
gestaan), welke bedragen toch zeer opvallen en hij wijst
B. en W. met den meesten aandrang hierop. Zulke be
dragen zijn in dezen tijd te groot en ze klemmen te meer,
omdat bij de begrooting reeds weer wenschen zijn ver
nomen i.z. het bouwen van gemeentewoningen. Dit
cijfermateriaal f 4500.huurverlies wegens leeg
staan! moet toch voor de gemeente van groote waarde
zijn bij het beoordeelen van eventueele plannen tot bouw
van gemeentewoningen.
De heer Rom Colthoff moet de cijfers, door den heer
Praamsma genoemd, nog erger maken, n.l.: aan huur
verlies wegens leegstaan 4435.06 en 4460.10 als
oninbaar. De woningen, waarop het huurverlies geleden
is, zijn van verschillenden huurprijs: 2.50, 3.'
4.per week, doch ook woningen, per maand ver
huurd. Als alleen de goedkoopste leegstonden, zou men
daaruit kunnen concludeeren, dat het onbewoonbaar
verklaarde woningen zijn, maar dit blijkt niet het geval.
Spr. vraagt inlichtingen.
De Voorzitter antwoordt, dat de vraag van den heer
Wiersma naar het standpunt van B. en W. i.z. het ver
haal der pensioenpremie gemakkelijker is te stellen dan
te beantwoorden, want B. en W. weten het niet. Zij
bevinden zich daarbij echter in goed gezelschap, want
ook Den Haag weet het niet. De eene circulaire sprak
van wèl inhouding, de andere van het tegendeel. Thans
heeft hierover interdepartementaal overleg plaats en
B. en W. zullen zich t.z.t. bij de te nemen beslissing
aansluiten.
De heer J. de Boer (weth.) deelt mede, dat de huur
schuld reeds lang de aandacht van B. en W. heeft. Het
is echter een moeilijke kwestie, waarover overleg dient
plaats te hebben tusschen den Dienst voor Soc. Zaken
en het Woningbedrijf. In elk geval zijn maatregelen in
overweging, die wel eens drastisch zullen moeten zijn.
B. en W. staan op het standpunt, dat er verbetering
moet komen. Vaak gaat het zoo, dat aan hen, die in
de steunregeling zijn, een huurbon wordt afgegeven,
maar gaan ze een week of zes in werkverschaffing, dan
krijgen ze er geen en wordt er wel eens vergeten huur
te betalen. Dan wordt de bestaande achterstand al weer
grooter. Ook voor deze gevallen zijn maatregelen in
overweging. Een Woningbedrijf, ook al is het een
gemeentelijk, kan zooveel achterstand niet hebben.
Voorts is gezegd, dat het aanzienlijke huurverlies ver
oorzaakt wordt, doordat geregeld in alle klassen wonin
gen leeg staan. Heel wat huurverlies wijt spr. echter
aan het feit, dat het woningcomplex aan den Ooster
singel en dat aan de Klanderijdwarsstraat niet meer
voor bewoning in aanmerking komen, en een aantal
woningen in de Weerklank, hoewel nog niet afgekeurd,
toch niet meer voor bewoning kan dienen en op den
duur gesloopt moet worden.
De gemeente exploiteert evenwel niet alleen arbei
ders- maar ook burgerhuizen. Deze zijn, hoewel ze be
hoorlijk onderhouden worden, niet modern meer en
doordat er vele particuliere burgerwoningen te krijgen
zijn, staan enkele soms lang leeg. Mevr. Van Dijk wees
nog onlangs op een dergelijke woning aan de Menal-
dumerstraat. Hoewel spr. thans geen cijfers tot zijn be
schikking heeft, kan hij wel verzekeren, dat toch slechts
een klein percentage van de bewoonbare huizen leeg
staat.
De belangrijkste oorzaak van den huurachterstand is.
dat een aantal perceelen nog als woning op de lijst van
het Woningbedrijf staat, maar in werkelijkheid niet
meer verhuurd wordt. Hier dient men dus te spreken
van huurderving of huurverlies, niet van huurschuld.
Daar is echter niets aan te doen. Het is indertijd
's Raads bedoeling geweest bij elke gelegenheid is
daarop aangedrongen dat de Weerklank nu eindelijk
eens tegen den grond moest. En ook t.a.v. de Klanderij
dwarsstraat is een saneeringsbesluit genomen.
De Voorzitter zegt, dat Gem.werken timmert voor
het Woningbedrijf en dat deze „timmerman'' geen ge
specificeerde nota stuurt.
Nu kan men zich op het standpunt stellen, dat B. en
W. het onderhoud van de gemeentewoningen aan Gem.
werken hebben opgedragen, Gem.werken er dus ver
antwoordelijk voor is en niemand anders er meer iets
mee te maken heeft. Daartegenover kan men aanvoeren,
dat, als men een bedrag van 29.000.moet betalen,
men dan ook graag wil weten waarvoor. B. en W.
willen deze zaak, waar zij reeds over gepraat hebben,
nader bezien; het zal wel mogelijk zijn, in groote trek
ken, nota's over te leggen, maar de boekhouder van
Gem.werken heeft gezegd, dat zulks niet oogenblik-
kelijk kan gebeuren.
Mevrouw Van DijkSmit zag op de leeg staande
gemeentewoning aan de Menaldumerstraat nooit een
aanwijzing, dat deze te huur is. En zoo zijn er enkele
woningen meer. Spr. vindt het heel vreemd, dat de
gemeente daarin niet voorziet. Het doet eigenaardig
aan, als men op het (particuliere) huis, schuin tegen
over deze gemeentewoning, wel leest ,,Te huur".
De heer J. de Boer (weth.) zegt, dat B. en W. daar
gaarne op zullen letten. Spr. meent, dat het geen ge
woonte is een dergelijke aanwijziging opzettelijk ach
terwege te laten.
De heer Praamsma is tot op zekere hoogte bevredigd
door de mededeeling van den wethouder, dat de cijfers
van het Woningbedrijf de bijzondere aandacht van
B. en W. hebben, dat er maatregelen genomen zullen
worden en dat, in groote lijnen althans, nota's over
gelegd zullen worden.
Z.i. is het Woningbedrijf een zelfstandige instelling.
Als zoodanig leest men er ook in de Raadsstukken van.
Indertijd zijn de timmerwerkplaatsen van Gem.werken
en het Woningbedrijf samengevoegd, omdat, naar men
zeide, zulks voordeeliger werkte en in alle opzichten
beter was. Deze combinatie betrof echter alleen de
werkzaamheden. Maar de administratie van het Wo
ningbedrijf dient toch een afgerond geheel te zijn. Voert
het Woningbedrijf zijn administratie slechts ten deele
of kan het niet aantoonen, wat aan de gemeentewonin
gen geschiedt, dan behoeft het ook niet gecontroleerd
te worden. Spr. gelooft, dat Woningbedrijf en Gem.
werken formeel gescheiden dienen te worden het Wo
ningbedrijf moet een eigen, zelfstandige administratie
bezitten, d.w.z., dat het niet een nota van eiken halven
kruiwagen zand, maar in ieder geval een gespecificeerde
nota per blok woningen moet kunnen overleggen, zoo
dat de zeer belangrijke uitgaven van het bedrijf gecon
troleerd kunnen worden.
De heer Rom Colthoff meent, dat, wil men het Wo
ningbedrijf als zelfstandig bedrijf beschouwen, men het
moet zien als huisbaas. En als huisbaas moet het op
dracht geven, wat aan de huizen gebeuren moet. Maar
spr. krijgt hier den indruk, dat Gem.werken op eigen
houtje de huizen onderhoudt en de rekening aanbiedt.
De Voorzitter zegt, het beeld van den heer Rom Colt
hoff gebruikend, dat niet het Woningbedrijf, maar de
gemeente huisbaas is, die zorgt, dat hij zijn perceelen
goed onderhoudt en een juiste administratie voert. Het
Woningbedrijf is geen huisbaas, maar een gedeelte van
het beheer van de gemeentefinanciën en -eigendommen.
De gemeente, als huisbaas, draagt het onderhoud aan
het eene en de administratie aan het andere bedrijf op.
Wil men van de laatste een zuiver beeld hebben, dan
moet natuurlijk bij het Woningbedrijf geboekt worden,
wat Gem.werken aan onderhoud voor de woningen uit
geeft. De beoordeeling van B. en W. en Raad van de
administratie van het Woningbedrijf kan, ook zonder
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 13 Maart 1940.
73
nota's, dus zuiver zijn en is het ook. De totale kosten
van het onderhoud der woningen, 29.000.dienen
toch ten laste van het Woningbedrijf te komen. Alleen
zou het Woningbedrijf aan de hand van nota's kunnen
zien, waar het nu eigenlijk zijn 29.000.aan uitgeeft.
De heer Posthuma herinnert er aan, dat er een paar
jaar geleden ook in den Raad is gediscussieerd over het
vele leeg staan van gemeentewoningen. Spr. heeft,
evenals de andere Raadsleden, gezien, dat het gederfde
bedrag ook nu weer zeer hoog is. Het antwoord van
den wethouder, dat dit bedrag voor een belangrijk deel
voortkomt uit het feit, dat in Weerklank en andere
buurten afgekeurde woningen leeg staan, bevredigt spr.
niet. Want al zou daardoor ongetwijfeld een
zekere huurderving ontstaan, de luttele huur, welke die
huisjes opbrachten, kan onmogelijk van grooten invloed
op het zeer hooge bedrag aan huurverlies zijn.
Men kan echter bij de huizen, die afgekeurd zijn en
niet meer verhuurd worden, niet spreken van huurder
ving; die zijn toch van de exploitatie uitgeschakeld?
De heer J. de Boer (weth.): Ik heb gezegd: de wo
ningen, die nog niet bewoonbaar zijn verklaard, maar
nochtans niet meer verhuurd zijn.
De heer Posthuma: Als die niet meer verhuurd wor
den, schakelt men ze toch uit!
Er kan en moet ook meer gedaan worden om tegen
te gaan, dat er zooveel woningen leeg staan. Een paar
jaar geleden zeide spr.als het Woningbedrijf dat niet
kan doen, schakel dan de woningbureaux in en laat die
aan de verhuring een kleine provisie verdienen, maar
B. en W. stonden daar zeer sceptisch tegenover en spr.
geeft toe, dat die methode ook niet ideaal is. Het is
echter in het gemeentebelang, huurderving tegen te
gaan. Spr. is geen tegenstander van gemeentelijke wo
ningvoorziening en het zou hem spijten, dat. als door
onvoldoende voortvarendheid bij het pogen tot ver
huren het tekort grooter zou worden, hij van een voor
een tegenstander zou moeten worden.
De heer J. de Boer (weth.) kan den heer Posthuma
direct gerust stellen: de woningen, die leeg staan, zijn
slechts een miniem deel van de verhuurbare woningen.
Wat de verrekening van Gem.werken met het Wo
ningbedrijf betreft, kan spr. verzekeren, dat Gem.wer
ken geen spijker slaat, of de administrateur van het
Woningbedrijf moet er opdracht voor geven. Willen
bewoners iets aan een gemeentewoning gedaan hebben,
dan vervoegen zij zich bij dit bedrijf, en eerst, als dit
vindt, dat zoo n reparatie noodig en gemotiveerd is.
mag Gem.werken er aan te pas komen. Het gaat nu
nog hierom, dat men niet precies kan uitmaken, of het
Woningbedrijf wel op de hoogte is met de gedetailleerde
uitgaven van Gem.werken. Dit zal nog nader worden
nagegaan. Er zal wel een weg te vinden zijn.
De rapporten sub a worden voor kennisgeving aan
genomen.
b. dankbetuiging van W. Terpstra voor het hem
verleend eervol ontslag als onderwijzer.
Voor kennisgeving aangenomen.
c. verslag van den toestand van het Middelb. On
derwijs over 1939.
Ligt nog eenigen tijd ter inzage.
d. schrijven van mevr. H. van Gilsede Jong,
houdende verzoek haar, in verband met vertrek uit de
gemeente, te ontheffen van hare functie van voogdes
van het Nieuwe Stads Weeshuis.
Het gevraagde ontslag wordt verleend, onder dank
betuiging voor de als zoodanig bewezen diensten.
e. schrijven van U. Pruis, houdende verzoek om bij
de onttrekking van het Bagijneklooster aan het open
baar verkeer, met zijne rechten rekening te houden.
Te behandelen bij punt 10 der agenda.
Punten 36 (bijl. nos. 23, 32, 35 en 34). Met alg.
stemmen wordt besloten overeenkomstig
de voorstellen van B. en W.
Punt 7 (bijl. no. 31).
De heer Rom Colthoff meent, dat namens den Raad
wel dank mag worden uitgesproken voor dit legaat.
De Voorzitter: B. en W. zeggen in het voorstel
„Wij hebben van deze mededeeling met erkentelijkheid kennis
genomen en ongetwijfeld zal ook Uw Raad het op prijs stellen,
dat de heer Aalderink, die van 18 Maart 1872 tot 5 Mei 1884
ambtenaar ter gemeentesecretarie alhier is geweest, op deze milde
wijze de verpleegden in het Leeuwarder Stadsverzorgingshuis in
zijn testament heeft bedacht.",
en de Raad sluit zich door aanneming van het voorstel
daarbij aan.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van B. en W.
Punten 8 en 9 (bijl. nos. 24 en 33). Met alg. stemmen
wordt besloten overeenkomstig de voor
stellen van B. en W.
Punt 10 (bijl. no. 26).
De heer Praamsma zegt, dat bij onderzoek i.z. dit
punt heel wat is losgekomen. Alle belanghebbenden,
Raad en B. en W. zijn overtuigd, dat de toestand ter
plaatse om oplossing roept. Spr. betreurt, dat deze zaak
hier 30 Januari is gepasseerd, zonder voldoende de aan
dacht van den Raad te hebben gehad. Dit is overigens
verklaarbaar, want in die vergadering werden de be
grootingen behandeld, waaraan was voorafgegaan
bestudeering der begrootingen, Sectievergaderingen,
Mem. v. A. alles in Januari zoodat de Raad af
ging op de motiveering van B. en W. tot den verkoop,
n.l., dat dit straatje van geenerlei belang was (wat zij
ook in dit voorstel weer zeggen), en, geen voldoende
voorlichting gehad hebbende, den grond verkocht.
Nu, bij de onttrekking dezer straat aan het openbaar
verkeer, komen allerlei bezwaren van andere belang
hebbenden naar voren en een onderzoek stelt de zaak
in een ander licht. Heeft deze onttrekking plaats, dan
vreest spr., dat de Raad zich in een wespennest steekt,
waarvan het einde niet is te overzien.
In bijl. 26 staan diverse onjuistheden dit is geen
verwijt aan B. en W., die afgaan op de rapporten van
Gem.werken welke de basis vormen voor de beslis
sing van den Raad. O.a. „adressant beweert op het
straatje recht van uitgang en recht van vrije water
lossing te hebben". Dit is geen bewering, maar een feit.
Er wordt daarvoor verwezen naar de acte, verleden
voor nots. Molenaar in 1930, en zeer terecht zegt de Dir.
van G.W., dat daarin geen erfdienstbaarheden, lusten
of lasten zijn omschreven. Was die acte echter onder
zocht, dan had men kunnen lezen, dat zij, wat deze
materie betreft, verwijst naar andere acten. Het pand
is n.l. in 1918. 1913, 1903 en 1871 verkocht en uit de
oudste acte blijkt, dat dit perceel niet een ringmuur had,
maar een gewoon staketsel met hekje. Het pand was
n.l. de oude Pastorie van het voormalige klooster en
vormde met het voorgelegen terrein een aangesloten
geheel. Oorspronkelijk was er een bleek met staketting
en hekje, dat vrijen toegang gaf tot het terrein. In die
acte staat ook, dat het geveilde vrije waterlossing heeft
over den grond van het klooster. Doch ook uit een brief
van B. en W. aan Pruis d.d. 7 Februari 1936, waarin
dezen wordt bevolen te voorzien in den afvoer van het
spoelwater van het onderhavige perceel naar het ge
meenteriool door het maken van een ondergrondsche
waterdichte buisleiding van voldoende doorsnede, blijkt,
dat Pruis recht heeft op vrije waterlossing. Immers,
B. en W. schrijven niet U hebt geen recht op water
lossing, maar U lost het op de verkeerde wijze en
daarin moet U verandering brengen.
Voorts zegt het voorstel, dat verschillende aangren
zende eigenaren uitgang op het Bagijneklooster hebben
genomen. Spr. meent, dat dit perceel er altijd uitgang
heeft gehad; in ieder geval bestaat deze reeds tientallen
jaren en hij denkt, dat dit perceel, blijkens zijn bestem
ming, eerder en meer recht van uitgang heeft gehad dan
de gemeente.
De derde onjuistheid in het voorstel is, dat adressant