80 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 13 Maart 1940. gemeentelijk bew.sch.onderwijs een verdwijnende figuur is. Spr. c.s. stellen zich echter op den grondslag der realiteit: men heeft hier gem. bew.sch.onderwijs en daarom moet de Raad de moeilijkheid ten aanzien daar van, n.l. dat er thans geen „arbeidsreserve" is, onder oogen zien en trachten tot een oplossing te komen. Er is slechts één bevoegde reserve-leerkracht, zoodat er voor de toekomst een tekort aan bew.sch.onderwijze ressen dreigt. Er zijn drie mogelijkheden om de moeilijkheid te boven te komen le. Meisjes aannemen ter eenvoudige opleiding in de school zelf. Er zijn genoeg handige meisjes, die in staat zijn kinderen te „bewaren" en hen zelfs nuttig bezig te houden. Hebben B. en W. die mogelijkheid onder oogen gezien, en zoo neen, waarom niet 2e. Subsidieering van particuliere cursussen. Er is hier vroeger gepoogd tot een particulieren cursus te komen, maar deze bleek zonder subsidie niet levens vatbaar. Hoeveel aangiften zijn er destijds geweest, hoe hoog was het lesgeld en hoe was de financieele opzet? Als de Raad deze dingen weet, kan hij over de moge lijkheid van een particulieren cursus oordeelen. De oor zaak van de mislukking staat niet in het voorstel, wél in den brief van de Bew.schoolcomm. B. en W. noemen alleen het te hooge schoolgeld. Als alleen daar sprake van is, ligt een betere methode voor het grijpen, n.l. door subsidieering het schoolgeld zoo te beïnvloeden, dat belanghebbenden in staat gesteld worden het te bekostigen. Willen B. en W. ook deze mogelijkheid onder oogen zien 3e. Het in het leven roepen van een gem. cursus, wat B. en W. voorstaan. Uit het feit, dat er een tekort aan leerkrachten bij het gem. bew.sch.onderwijs is, vloeit niet logisch voort, dat er nu ook een gem. op leidingscursus moet komen, een verband, dat door de Bew.schoolcomm. wordt gelegd. Spr. gelooft, dat het leggen van dit verband in de concrete situatie zeer ge vaarlijk kan zijn. De leerlingen, die nu toegelaten wor den, kunnen meenen, dat ze zekere rechten krijgen om bij het gem. bew.sch.onderwijs te werk gesteld te wor den. Men kan dat van S.D. zijde wel ontkennen, maar inderdaad wordt dat verband dikwijls gelegd. Spr. heeft die meening van den kant van het onderwijs die men er terecht of ten onrechte op na kan houden wel gehoord. Hierin nu zit een gevaar, want op een gem. cursus gaan immers heel gauw te veel leerlingen. Afgezien van dit alles echter, hebben spr. c.s. bezwaar teqen deze nieuwe uitbreiding van Overheidsbemoeiing. Men moet niet beginnen, het gem. bew.sch.onderwijs, een verdwijnende figuur, door dezen cursus weer nieuw leven in te blazen. Is spr. goed ingelicht, dan zou Leeu warden de eenige gemeente worden, waar, althans voor diploma A, een gem. opleiding is. Omdat spr. c.s. tegenstanders van het gem. bew. sch.onderwijs zijn, kunnen zij niet medewerken aan een gem. opleidingscursus voor bew.sch .onderwijzeressen en zeker niet in een tijd als deze. De heer H. de Boer herinnert er aan, dat B. en W. onlangs in de Mem. v. A. schreven, dat de stopzetting van den gem.cursus voor opleiding van bew.sch.per soneel en het feit, dat de particuliere cursus niet vol doende levensvatbaarheid scheen te heben, ten gevolge zullen hebben, dat in de naaste toekomst tekort aan personeel ontstaat en zij bereid waren wederinstelling van den gem.cursus te onderzoeken. Hij dankt het Col lege voor den spoed, waarmede het deze zaak onder zocht en voor het resultaat van dat onderzoek. Spr. gelooft niet, dat het zin heeft te diep in te gaan op het betoog van den heer Algera; ieder heeft ten slotte het recht er zijn meening op na te houden. Toen de heer Algera was gekomen tot de realitetit men heeft er rekening mede te houden, dat het open baar voorbereidend lager onderwijs hier nog bestaat, dacht spr. nu gaat het goed. Het erkennen toch van die realiteit brengt mede, dat de gemeente, die het gem. onderwijs nog heeft en naar spr. hoopt, nog vele jaren als het misloopt met een particulieren oplei dingscursus, probeert gemeentelijk te voorzien in de op leiding van leerkrachten, om het gem. onderwijs zoo goed mogelijk te maken. En van die vroegere gem. op leiding hebben ook wel degelijk anderen dan zij, die bij het openbaar onderwijs zijn te werk gesteld, geprofi teerd. Het beste is, dat de gemeente die opleiding ter hand neemt, opdat de meisjes zoo goed mogelijk worden opgeleid en niet „zoo onder de lessen in de school door" worden opgekweekt om straks zelf voor een klasse te kunnen staan, want dan komt daar in de practijk weinig van terecht. Het feit alleen, dat de cursus drie jaar duurt en er dus drie jaren noodig zijn om de leer krachten voldoende op te leiden, is al afdoende om niet verder op de eerste oplossing van den heer Algera in te gaan. Voorts loopen de gedachten uiteen, of het een gem. cursus moet worden of een particuliere met steun van de gemeente. Toen spr. zoopas zeide, dat de leer krachten zoo goed mogelijk moeten worden opgeleid, zag hij een ontkennende beweging van een der leden. Het bew.sch.onderwijs toch is heel iets anders dan het woord uitdrukthet opbergen der kinderen. Dat deed men 30 jaar geleden. Het is thans Fröbel-onderwijs ter voorbereiding van het eigenlijke onderwijs en de be kwaamste paedagogen erkennen, dat reeds op lagen leeftijd de opvoeding moet beginnen, wat meebrengt, dat de opleiding der leerkrachten zoo goed mogelijk moet zijn en alleen zij, die voldoen aan de paedagogische eischen, zijn in staat aan kleine kinderen het onderwijs te geven, dat bij hen past. Het beste bewijs, dat de cur sus gemeentelijk moet worden, is, dat deze particulier niet kon bestaan, althans niet zonder financieele hulp der gemeente. Ook principieel is het juist, in de tegen woordige omstandigheden te doen, zooals B. en W. voorstellen. De heer Buiël zegt, dat het punt „subsidie" in de Be- waarschoolcomm. niet aan de orde is geweest. Spr. zou ook niet kunnen zeggen, of de cursus met subsidie meer of minder zou kosten, hoewel voor het idee als zoodanig wel iets is te zeggen. Het betreft hier een zaak, die de Raad destijds heeft moeten afbreken, niet omdat het schoolgeld van den cursus te hoog was, maar omdat er te weinig leerlingen waren. Als er zich niet tien leerlingen aanmelden, kan de cursus weer niet doorgaan. De vraag rijsthoe zal het in de toekomst nu weer gaan Zal de Commissie dezen cursus dan weer goedkeuren Als men overgaat tot een eerste klasse, moet er ook een tweede komen. (Mevr. BusscherSjerp U hebt in de Commissie toch ook onderschreven, dat zulks de consequentie zou zijn?) Men weet tenslotte niet hoe het eerste leerjaar af loopt. Al zijn er slechts 4 of 5 leerlingen over, dan zullen toch een tweede en derde leerjaar gevormd moeten worden en dat zal weer in de Bewaarschoolcomm. moeten komen. Geeft men subsidie, dan zou men later altijd nog kunnen zien, hoe het loopt. Dat is iets, waar de Commissie misschien iets voor zou voelen en daarom lijkt het spr. het beste, deze zaak daar nog eens te be spreken. De heer Posthuma is, al heeft hij de vergadering van de Bewaarschoolcomm. niet meegemaakt, voor dit voor stel. Iets anders is, of hij de argumentatie goed vindt of gelukkig acht. Daarin wordt een nauw verband gelegd tusschen het gem. bew.sch.onderwijs en den gem. cur sus, wat niet noodig is. Als de cursus er weer is en de meisjes de bevoegdheid hebben, zullen zij allicht een betrekking krijgen bij een qem. inrichting van onder wijs, maar hebben ook kans bij ander bew.sch.onderwijs, b.v. van het Nut (ten plattelande) of bij dat met positief Christelijken inslag en daarom had spr. het juister ge Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 13 Maart 1940. 81 vonden en dat had hij eventueel in de Commissie naar voren gebracht dat verband niet zoo sterk te leggen. Dat maakt het spr. persoonlijk niet gemakkelijker er voor te zijn. Hij meent, dat een stad als Leeuwarden, als centrum van Friesland, zoo goed mogelijke inrich tingen van onderwijs moet hebben, wat voor de stad en de geheele provincie van belang is. Van hoogerhand werd men gedwongen dezen cursus op te heffen en nu wil men weer probeeren hem in het leven te roepen: aan welke inrichtingen van onderwijs de leerlingen even tueel worden geplaatst, staat hier buiten. Voor een juistere verhouding en stemming was het beter geweest den indruk te vermijden, alsof deze cur sus alleen voor de Leeuwarder bewaarscholen zou zijn. Men had toch kunnen zeggen er is behoefte aan bew. sch.personeel en daarom willen wij den cursus weer instellen. De heer Turksma gaat niet in op de woorden van erkenning; hij is zeer gevoelig voor dien lof. De heer Algera is tegen het door B. en W. voorgestelde. Spr. gelooft, dat deze en spr. hierover nooit gelijk zullen denken, zoolang spr. meent, dat het openbaar onderwijs het eigenlijke onderwijs moet zijn. Dit is het meest ge- eigend voor de geheele bevolking, al houdt dat niet in, dat al het andere onderwijs minder zou zijn. Als de heer Algera het gem. bew.sch.onderwijs een verdwijnende figuur noemt, moet hij wel door een be slagen bril zien. Door den groei van het aantal leer lingen is juist tot uitbreiding van dit onderwijs over gegaan en als de mogelijkheid daartoe geboden werd, dan zou het gem. bew.sch.onderwijs een grooten bloei tegemoet gaan. De heer Algera heeft eenige oplossingen aan de hand gedaan om in het gebrek aan opleiding van leerkrachten te voorzien, le. Den meisjes een eenvoudige opleiding in de school te geven. Dat is toch niet juist gezien. Er is hier en elders steeds bepleit, het bew.sch.onderwijs zoo mogelijk een wettelijken grondslag te geven, om het zoo goed mogelijk te doen zijn en dan moeten er in de eerste plaats bevoegde leerkrachten zijn, die men niet kan opleiden in de school. Dan zou men onge diplomeerde leerkrachten krijgen, die niet kunnen pres- teeren, wat op den cursus wordt geleerd. Spr. antwoordt den heer Algera, dat B. en W. sub sidieering van een particulieren cursus niet onder oogen hebben gezien, omdat zij meenen, dat een gem. cursus in de eerste plaats naar voren dient te komen, ook om de reden, waarom de vroegere gem. cursus is opgeheven. Voor den particulieren cursus is geen subsidie gevraagd aan de gemeente. Wel is getracht die op andere wijze te verkrijgen. Als men een cursus wil hebben, die het allerbeste biedt voor de geheele bevolking, dan moet deze gemeentelijk zijn. Het schoolgeld bij den particulieren cursus bedroeg 80.bij den Christelijken 50.per jaar. Dat de aangifte voor de cursussen niet voldoende was. was om het hooge schoolgeld. Uit het verband, door B. en W. gelegd tusschen het gem. bew.sch.onderwijs en dezen gem. cursus, zouden de afgestudeerde leerlingen recht kunnen ontleenen op een betrekking bij het gem. bew.sch.onderwijs, is ge zegd. Iemand kan toch nooit aan de wijze, waarop hij tot bevoegde leerkracht is opgeleid, recht op plaatsing ontleenen Natuurlijk nemen B. en W. bij vacatures van de bevoegde leerkrachten bij voorkeur haar, die bij den gem. cursus zijn opgeleid, als zij tenminste even goed zijn als de anderen. Het zou onjuist zijn anders te doen. Spr. gelooft, dat de heer Algera het Fröbelonderwijs onderschat en hij wijst in dit verband op hetgeen in een Inspectieverslag werd opgemerkt t.a.v. dit onderwijs, o.a., dat men het betreurde, dat van gemeentewege niet meer voor dit onderwijs wordt gedaan. Het spijt spr., den heer Algera niet te kunnen in lichten, waar openbare opleidingscursussen zijn. Hij meent, dat zij in de steden in het centrum van het land zijn, o.a. Amsterdam, Hilversum, Rotterdam, Zutfen en in het Zuiden zijn er ook. (Mevr. BusscherSjerp: Gemeentelijke Dat weet spr. niet. In het Noorden zijn er geen cur sussen. Die in Groningen en Zwolle zijn opgeheven. Zullen er ook in dit gedeelte van ons land goede leer krachten komen, dan moet hier een cursus komen en dat deze gemeentelijk moet zijn, staat voor spr. voorop. De opmerking van den heer Buiël ontgaat spr., omdat in het advies der Bewaarschoolcomm. alleen sprake is van een gem. cursus en de heer Buiël als secretaris dier commissie dat heeft onderteekend. (De heer Buiël: Ik was het er niet mee eens). Men moet toch verwachten, dat iemand weet, wat hij onderteekent. Er is in de Commissie nog gewacht met de bespreking van dit punt, opdat de heer Buiël haar nog mee kon maken. Alle mogelijkheden zijn toen besproken, ook die van een particulieren cursus en dat, als de cursus weer werd ingesteld, een tweede en derde leerjaar zouden moeten volgen. De consequentie van de beslissing der Commissie ligt in het rapport, door den heer Buiël onderteekend. De heer Posthuma vond te veel verband gelegd tus schen den gem. cursus en de gem. bewaarscholen. Met de bevoegdheid van den gem. cursus kan men evengoed aan een niet-gemeentelijke bewaarschool geplaatst wor den. Spr. beschouwt dat als een voordeel. (De heer Posthuma Dat heb ik ook gezegd). Mevr. BusscherSjerp moet haar groote verbazing uiten over de houding van de heeren Algera en Buiël. Bij de begrooting heeft spr. als eerste dit punt aange sneden en zij is er ook vrij uitvoerig op ingegaan. Ook de heer H. de Boer heeft er het een en ander van ge zegd, doch geen van de overige Raadsleden, inclusief de heer Algera, heeft een enkele tegenwerping gemaakt. Daaruit zou men toch kunnen afleiden: Wie zwijgt, stemt toe. Nu voorgesteld wordt, tot positieve resul taten te komen, komt de heer Algera plotseling met principieele bezwaren, noemt het gem. bew.sch.onder wijs een verdwijnende figuur en meent, dat hier voor de gemeente geen taak ligt. Als men echter ziet. hoe- vele kinderen elk jaar bij de aangifte weer afgewezen moeten worden, kan men toch moeilijk spreken van een verdwijnende figuur. Men moet evenwel over de noodige scholen kunnen beschikken. Spr. is overtuigd en het is ook gebleken bij de actie van Volksonderwijs in het Westen der stad dat de bew.scholen nog wel voller zullen worden dan ze thans zijn. Bovendien verbaast en spijt het spr., dat thans hier nog gesproken wordt van het „bewaren" van kinderen. Zij dacht, dat iedereen nu wel over dat verouderde standpunt heen was. In dezen tijd moet men toch het bew.sch.onderwijs kunnen zien als werkelijke voor bereiding voor het l.o. Uit alle lagen van de bevolking komen de kleuters die thuis niet altijd de noodige op voeding kunnen krijgen, op de bewaarscholen, op een leeftijd, dat ze het meest ontvankelijk zijn voor allerlei indrukken en voor het aankweeken van orde en andere goede eigenschappen. Als men het zoo ziet, zal men het toch met spr. eens zijn, dat die kinderen niet moeten komen onder de hoede van meisjes, die zoo te hooi en te gras opgeleid zijn, maar van meisjes, die ter dege voorbereid zijn voor haar taak. Het voorbereidend l.o. is niet alleen den kinderen leeren plakken of hen een beetje bezig houden. Er zit wel degelijk een paedago gische kant aan. Het standpunt van den heer Buiël kan spr. hoege naamd niet begrijpen. Deze heeft in de Bewaarschool comm. de geheele bespreking aangehoord en zich daar volstrekt niet tegen verzet. De heer Buiël zegt nu Ik heb het rapport wel geteekend, maar ik ben het er niet mee eens. Hij houde het spr. ten goede, maar als zij secretaressse van een Commissie was, teekende zij geen officieele stukken, waar zij het niet mee eens zou zijn. Spr. vindt het een zeer eigenaardigen indruk geven, dat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1940 | | pagina 6