82 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 13 Maart 1940. de heer Buiël in de Commissie niet naar zijn eigenlijke gedachte spreekt en dat hij later, zoodra iemand in den Raad met een andere zienswijze komt, die ook als zijn opvatting verklaart. De heer Algera weet niet, wanneer mevr. Busscher haar verwondering te kennen geeft, dat spr. c.s. nu principieele bezwaren hebben, welk verband zij daarbij legt. Maar in elk geval is het standpunt van spr. c.s. in dezen Raad reeds jaren lang bekend. Vier jaar ge leden is de kwestie van afschaffing van het gem. bew.- sch.onderwijs hier ook uit en te na behandeld. Spr. c.s. spreken daar echter niet altijd te pas en te onpas over. Nu was er een geschikt moment, maar bij de laatste begrooting had het geen zin. Dit beteekent echter niet, dat spr. c.s. in elk geval er toe over gaan afschaffing van het gem. bew.sch.onderwijs voor te stellen. De wet houder zeide, dat, als spr. beweert, dat dit onderwijs een verdwijnende figuur is, hij door een beslagen bril ziet. (De heer Turksma: Hier in Leeuwarden). Dat is natuurlijk iets anders, maar in het algemeen is inderdaad het gem. bew.sch.onderwijs een verdwijnende figuur. Zoo zijn b.v. in Friesland 8 openbare bewaar scholen (vermoedelijk gemeentelijke), 18 Prot. Chr.„ 11 R.K. en 49 bijz. neutr., dus slechts zeer weinig open bare en zeer vele neutr. bijz. Dat weerspiegelt nu juist het standpunt van spr. c.s. en zoo gaat de ontwikkeling ook. In Leeuwarden wenschen zij i.pl.v. openbaar, neutr. bijz. bew.sch.onderwijs. Dat het gem. bew.sch.onderwijs in het algemeen een verdwijnende figuur is, blijkt, als men de procentische cijfers van de afgeloopen jaren nagaat: 14.4, 13.4, 10.4, 10.1, 9 en 8 (het laatst bekende cijfer, n.l. van 1938). De wethouder en ook de heer H. de Boer hebben de oplossing, om aan de meisjes een eenvoudige opleiding in de scholen zelf te geven, bestreden. Deze was echter niet door spr. bepleit, doch slechts aangegeven, hoewel die overigens nog zoo heel dwaas niet was. De heer H. de Boer heeft het een absolute onmogelijkheid ge noemd en gezegd, dat van het onderwijs met dergelijke ongediplomeerde leerkrachten niets terecht komt. Uit de statistieken blijkt echter, dat juist zeer vele onge diplomeerde krachten te werk zijn gesteld. Over het geheele land zijn 28 der hoofden, 34 der onder wijzeressen en 48.7 der kweekelingen ongediplo meerd. Daaruit blijkt dus, dat die figuur lang niet on mogelijk is. De wethouder zeide: wij willen particuliere cursussen niet subsidieeren, omdat wij meenen, dat hier in de eerste plaats een gem. cursus aan de orde komt. Als spr. hem goed heeft verstaan, is voor den particulieren cur sus wel subsidie aangevraagd. Bij wie dan? (De heer Turksma (weth.) weet slechts, dat getracht is ergens subsidie te verkrijgen). Spr. meent, dat hier vroeger een Nutsopleiding is ge weest. Het ligt voor de hand, dat het Nut die toen sub sidieerde, maar het gaat hier om het gem. bew.sch.onder wijs, dus hadden de organisatoren van den particu lieren cursus, van hun standpunt gezien, bij den Raad moeten komen. Het lesgeld van den particulieren cursus bedroeg 80.per jaar. Spr. meent, dat men op een bepaalde wijze wel subsidie kan verleenen om het lesgeld te drukken en meer aanmelding te krijgen en dat de Chr. cursus niet is doorgegaan om een andere reden dan het hooge lesgeld. De wethouder zeide, dat natuurlijk aan den cursus geen recht op plaatsing kan worden ontleend. Dit heeft echter bij het L.O. in de politiek telkens wel opgeld gedaan. Spr. geeft B. en W. in overweging, den cursus voor éénmaal te houden; er moet niet een te veel aan werk krachten komen; ook moet worden nagegaan, hoe het staat met den vervangingsfactor. Het is thans zoo, dat een aantal meisjes, gelijk staande met i/fi van het aantal bestaande leerkrachten, jaarlijks aangenomen wordt. Stelt men het aantal leerkrachten bij het gem. bew.sch. onderwijs hier op 25, dan kunnen aan de opleiding mis schien 4 meisjes deelnemen en dat aantal heeft men gauw bereikt. De wethouder zeide voorts, dat in de Inspectiever gadering is gezegd, dat het zoo droevig is, dat niet meer steun van gemeentewege aan het bew.sch.onderwijs wordt verleend. Ook spr. c.s. willen steun van gemeente wege. Van zekere zijde is gezegd dan kost het mis schien evenveel. Het gaat hier echter nu niet over de kosten. De heer H. de Boer herinnerde er aan, dat de parti culiere cursus is mislukt. Maar die is mislukt zonder subsidie en dat maakt een groot verschil. Wat de heer H. de Boer en mevr. Busscher zeiden, heeft spr. nog in zijn eigen meening gesterkt, dat de opvatting van hem c.s. de juiste is. Inderdaad is het bew.sch.onderwijs niet alleen meer het bewaren" van de kinderen: het is opvoeding geworden en juist daarom moet er terdege op worden toegezien, hoe de leer krachten gevormd zijn. Spr. meent, dat er particuliere cursussen moeten komen, waar ieder naar eigen over tuiging opgeleid kan worden, maar hij wenscht geen gem. instituut met een vrijzinnige opleiding. De heer Posthuma meende, dat deze cursus ook leer krachten voor het Prot. Chr. onderwijs kan leveren. Dit kan tot op zekere hoogte, maar voor het Prot. Chr. onderwijs wordt meer geëischt, b.v. het vak Chr. pae- dagogie. Juist omdat de leerkrachten moeten worden gevormd voor de opvoeding van zeer jonge kinderen, is het het zuiverste, het in handen te leggen van de ouders; dus dat er particuliere cursussen komen, die alle gelijke rechten hebben en gesubsidieerd worden door de ge meente. Daardoor wordt voorkomen, dat de gemeente zelf de richting bepaalt. De heer H. de Boer heeft met genoegen mevr. Bus scher gehoord. Haar uitlating, dat zij de eerste was, die voor het gem. bew.sch.onderwijs heeft gepleit, hoopt spr. niet zoo te moeten uitleggen, dat zij het meeste voelde voor dit onderwijs. Hier wordt immers van ver schillende kanten voor gewaakt. Den heer Algera zegt spr., dat thans niet in het ge ding is de kwestie Fröbel-onderwijs van gemeente wege dan wel van particuliere zijde. Er is slechts aan de orde de vraag, of het, nu hier gem. bew.sch.onder wijs gegeven wordt, ook niet op den weg der gemeente ligt, weer een gem. opleidingscursus in het leven te roepen. De particuliere cursus is immers mislukt en de gem. cursus werd opgeheven, omdat van hoogerhand een spaak in het wiel werd gestoken. Nu het weer ge probeerd zal worden, is men precies op dezelfde wijze te werk gegaan, als jaren lang in Leeuwarden het geval is geweest. Als de voorstanders van gem. bew.sch.onderwijs de zaak nu eens erg scherp wilden stellen, zouden zij mogen vragen, of het van hen niet te veel gevergd is, dat zij moeten goedvinden, dat van gemeentewege subsidie aan het bijz. bew.onderwijs wordt verleend. Spr. zegt niet, dat het dien kant uitgaat, maar de wijze, waarop de heer Algera over deze dingen sprak, ontlokte spr. deze opmerking. Spr. meende, dat men tot nu toe altijd goed bew.sch.onderwijs wenschte; dat kan openbaar en bij zonder zijn en dat geldt ook voor het l.o. Nu krijgt men echter een geheel andere figuur. De heer Algera wenscht in het geheel geen openbaar bew.sch.onderwijs. Dat is de consequentie van een zoo eng standpunt, dat spr. zich van dien kant niet had kunnen voorstellen. De heer Westra Een ruim standpunt. De heer H. de Boer Dat ben ik niet met den oppo nent eens. De heer Westra: U stelt het niet juist. De heer H. de Boer zou zich het standpunt van den heer Algera kunnen indenken, als de voorstanders van gem. bew.sch.onderwijs zouden weigeren subsidie te Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 13 Maart 1940. 83 geven aan het bijz. bew.sch.onderwijs. Maar het is thans zoo, dat de A.R. een ander niet eens openbaar onderwijs gunnen. (De heer Algera: Jawel). Spr. zegt niet, dat de heer Algera bedoelde, dat het allemaal bijz. Chr. bew.sch.onderwijs moet zijn; bedoeld zal wel zijn bijz. neutraal. Maar er is toch zeker ook nog ruimte voor gem. bew.sch.onderwijs Spr. ontkent niet het recht op bijz. onderwijs, ook aan kleine kin deren, doch komt er tegen op, dat van A.R. zijde het recht ontkend wordt, dat gem. Fröbel-onderwijs ge geven wordt. De heeren Buiël en AlgeraHet recht wordt niet ontkend). Wordt dat niet ontkend, als men zegt, dat alles bijz. onderwijs moet zijn De heer Algera heeft zich hier t.a.v. het gem. bew.sch.onderwijs vastgepraat, en schept een figuur, die vreemd aandoet. Dat is een opvatting, welke getuigt van groote bekrompenheid en spr. de opmerking in den mond gaf, dat de heer Algera dan moeilijk van de voorstanders van het gem. bew.sch. onderwijs kan vergen, dat die het particuliere bew.sch. onderwijs wel mogelijk maken. De heer Buiël antwoordt den heer Turksma, die zeide het openbaar onderwijs het beste te vinden, dat dit niet in overeenstemming is met het V.D. beginsel, of heeft de nieuwe coalitie hem misschien tot andere gedachten gebracht De verbazing over spr.'s houding in de Commissie en hier behoeft niet groot te zijn en berust op een mis verstand. Spr. heeft niet gezegd, tegen het voorstel te zijn, maar het niet geheel eens te zijn met de moti veering daarvan. Hij heeft wel het stuk van de Com missie onderteekend, maar was het met de redactie niet eens. Wat de heer Algera hier gezegd heeft, was niet in de Commissie besproken en daar voelt spr. wel iets voor. De heer Turksma (weth.) begrijpt het standpunt van den heer Algera, die er op gewezen heeft, dat men dan maar subsidie had moeten vragen aan de gemeente, niet. omdat van andere zijde zeker bezwaar was gemaakt tegen het aanbrengen van een dergelijken post op de begrooting. De heer Algera wees voorts op het verdwijnen van het openbaar bew.sch.onderwijs. Uit de cijfers over 1938 blijkt, dat in ons land 31.000 kinderen openbare bewaarscholen bezochten, een respectabel aantal. Dat het openbaar onderwijs zijn tijd heeft gehad en men meer overgaat tot het bijzondere, is dus niet bewezen. Ook niet het argument, dat hier opgeld heeft gedaan, dat men bij opleiding aan den gem. cursus recht zou hebben op plaatsing bij een openbare school, en hij be grijpt niet, hoe men daarin een waarborg zou zien voor plaatsing. Hij acht een gem. cursus het meest gewenscht. De heer Buiël verwijt spr., gezegd te hebben, dat hij het openbaar onderwijs het beste acht. Spr. heeft er aan toegevoegd te bedoelen, dit het meest geëigend te achten voor de bevolking als geheel. Dit houdt echter niet in, dat hij het recht van anderen op bijzonder on derwijs ontkent, maar hij wenscht ook niet het recht van spr. c.s. om het onderwijs te doen geschieden, zoo als zij het wenschen, te zien aangevallen. Het voorstel zelf is gerechtvaardigd, omdat hier aan een dergelijken opleidingscursus behoefte bestaat en daarin het beste wordt voorzien door wederinstelling van den cursus, die indertijd op last van hoogerhand is opgeschort. De heer Rom Colthoff stemt in beginsel met het voorstel in, maar niet met de begrooting, inzonderheid niet met het schoolgeld, dat slechts op 12.per leer ling is gesteld 80.voor den particulieren cursus was te hoog, maar 12.— is te laag. De heer Botke (weth.) antwoordt, dat die 12. natuurlijk het gemiddelde is. Het schoolgeld is progres sief; er zullen zijn, die minder betalen of niets, maar de beter-gesitueerden betalen meer, b.v. 50.Een gem. cursus is van groot belang, omdat het schoolgeld laag is voor die kinderen, die niet veel kunnen betalen. Het voorstel van B. en W. wordt met 21 tegen 6 stemmen, die van de heeren Westra, Praamsma, mevr. Van DijkSmit, de heeren Rom Colthoff, Algera en Wiersma, aangenomen. Punten 15 en 16 (bijl. nos. 27 en 29) worden aange houden tot de volgende vergadering. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1940 | | pagina 7