88 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 3 April 1940. dien krijgt de huurder den zolder boven de leslokalen van de school in gebruik. Wel bepaalden B. en W., dat deze niet als werkplaats, maar alleen voor berging mag worden benut, doch als die bv. als pakzolder voor de expeditie gebruikt wordt, zal het, wat het lawaai betreft, niet veel verschil maken en hinder opleveren voor de school. Er wordt den laatsten tijd herhaaldelijk over eva cuatie gesproken Leeuwarden kan vele menschen op moeten nemen. Dan zal alle beschikbare ruimte moeten worden benut en daar is dit een bij uitstek geschikt pand voor. De Raad doet verstandig deze woning niet als werkplaats te verhuren en eerst andere kansen tot verhuring af te wachten. Als deze woning een half jaar werkplaats is, is zij uitgeleefd. De heer Van der Schoot sluit zich bij den heer Praamsma aan. Ook hij vreest hinder voor de school. Ingeval de gemeente bij evacuatie over dit gebouw haast het eenige, dat zij nog heeft zou moeten be schikken, is het wenschelijk, de opzegging in plaats van op 2 maanden op 1 maand te stellen, nog beter, een anderen huurder te vinden en op korten termijn over het pand te kunnen beschikken. De heer J. de Boer (weth.) antwoordt, dat dit stof- feerdersbedrijf het thans gebruikte pand moet verlaten en gevraagd heeft, deze woning te huren. Deze heeft al eenige jaren leeggestaan, is reeds enkele keeren aange boden en zelfs al eens door mil. autoriteiten bezichtigd, maar voor huisvesting van militairen afgekeurd. Het pand als woning te verhuren is niet gemakkelijk. Het is niet groot, vochtig enz. en zij, die 7.— kunnen ver wonen, kunnen wel elders terecht. Bij onderzoek bleek, dat de ruimte boven de leslokalen, die niet voor werk plaats zal worden gebruikt, geen hinder voor de school zal opleveren en daarom meenden B. en W. het pand gerust voor werkplaats te kunnen verhuren, met een opzegtermijn van drie maanden. Eén maand is onmoge lijk, omdat er een bedrijf in komt. Is het eenmaal voor werkplaats ingericht, welke veel stof enz. geeft, dan zal het later zonder veel kosten niet weer als woning gebruikt kunnen worden. Nu brengt het nog 7.per week op, wat in het gemeentebelang is. De Voorzitter antwoordt, dat eventueel geëvacu- eerden bij particulieren worden ondergebracht. Of daar voor dan lokalen noodig zijn, weet men niet en daarop kan men nu niet rekenen. Blijkt, dat het pand een betere bestemming kan krijgen, dan kunnen B. en W. het altijd opzeggen. De heer Van der Schoot zegt, dat, volgens weth. De Boer, de stoffeerderij veel stof enz. meebrengt. Bestaat er. als de Industrieschool er uit gaat, dan wel kans, dat deel voor een net doel te verhuren Het pand is toch voor verschillende doeleinden geschikt en daarom ga de Raad niet op deze verhuring in, tenzij men het op korten termijn in handen kan hebben. De heer Praamsma voelt met B. en W. de moeilijk heid van deze kwestie. Natuurlijk verheugt het hem, dat een leegstaand huis nog rendement kan geven. Spr. vroeg echter: is er publiciteit aan gegeven? Wordt zoo n pand aangeboden bij een Woningbureau Men weet soms niet, waar dan nog eens een gegadigde is. De heer De Boer stemt wel toe, dat, als dit bedrijf in het pand gevestigd wordt, het later als woning onver- huurbaar is, althans niet zonder veel kosten, doch daar binnen afzienbaren tijd de mogelijkheid bestaat, dat het geheele pand disponibel is, kan dan een betere oplos sing worden verkregen. Spr. kan zich indenken, dat men niet zonder meer in de Heerestraat gaat wonen, maar er kunnen gegadigden zijn, die, als zij ook het andere deel, thans bij de Ind.school in gebruik, zouden kunnen krijgen, die woning bij hun bedrijf wel zouden ambieeren. De magazijnen en andere ruimten zijn voor vele doeleinden geschikt. Gaat men echter de woning voor werkplaats afstaan, dan vreest ook spr., dat die straks minderwaardig zal worden. De evacuatie noemde spr. slechts als bijkomstigheid. Hij beveelt den Raad aan, B. en W. dit voorstel terug te zenden, om alsnog een andere oplossing te zoeken. Spr. heeft liever, dat het pand nog een tijd leeg staat, totdat het geheele complex vrijkomt en men er alle kanten mee uit kan en gelooft, dat men dan nog voordeeliger uit zou zijn. De heer J. de Boer (weth.) zegt, dat B. en W. juist hebben willen voorkomen, dat het pand nog langer leegstaat. Behalve de woning is er nog een tamelijk groot deel van het pand vrij, dat door een padvinders- afdeelinkje gebruikt wordt en er was ook wel eens tijde lijk een zaak, wegens verbouwing, in gevestigd. De zakenmenschen weten dus heel goed, dat het pand be schikbaar is. Het is meermalen aanbevolen en nochtans bleef het leegstaan. Misschien zou, als de school er uit gaat. er wel een gegadigde komen. Lag het pand maar niet aan de Heerestraat, waar geen autoverkeer kan plaats hebben en bijna geen passage is, dan was het veel meer waard. Dit toch is de reden, waarom het aldoor leeg bleef staan en waarom B. en W. meenden, deze ƒ7.huur te moeten accepteeren. De Voorzitter zegt, dat B. en W. aan Prins hebben verklaard, het voorstel onder bepaalde voorwaarden aan den Raad te zullen doen. De Raad kan het afstem men, maar B. enW. kunnen het niet terug nemen. Het voorstel van B. en W. wordt met 24 tegen 3 stemmen, die van de heeren Van der Schoot, Van Eyck van Heslinga en Praamsma, aangenomen. Punten 5, 6, 7, 8 en 9 (bijl. nos. 43. 41, 37, 38, en 42). Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 10 (bijl. no. 27). De heer Praamsma meent, dat deze vaststelling van rooilijnen zeer belangrijk is. Dat de toestand niet zoo kan blijven, is den geheelen Raad wel duidelijk. Het verheugt spr., dat tijdig maatregelen worden geno men, om den Groningerstraatweg in de toekomst te verbeteren, zoodat ook deze entrée tenslotte ongeveer aan de eischen beantwoordt. Hij wil niet in details af dalen, maar slechts vragen, welke oplossing de wen- schelijkste is. Bij dezen hoofdverkeersweg moet het ver keer als primair gezien worden en beide plannen houden daar meer dan voldoende rekening mee. Plan A geeft voortuinen en maakt den verkeersweg weliswaar kolos saal breed, breeder dan aan welken kant van de stad ook, maar stuit uiteindelijk toch op de Willem Spren- gerstraat, de eerste huizen vanaf de brug en ten slotte op de brugbreedte zelf; de breede baan van het verkeer moet betrekkelijk snel in een smalle bedding worden geleid. Plan B, dat de rooilijnen iets meer naar den weg plaatst, geeft evengoed een veel breederen verkeersweg dan aan welken kant van de stad ook; bovendien leidt dit het verkeer geleidelijk naar de stad toe, zonder dat er plotseling een tamelijk groote vernauwing ontstaat, zooals bij plan A. Spr. gelooft, dat plan A te royaal is. Hij onderschrijft dan ook wat de Dir. van G.W. 1 Maart 1939 schreef, nl. dat plan A zeer kostbaar is en men met het voteeren van een groot bedrag in de gegeven tijdsomstandig heden wel voorzichtig mag zijn. Hij zocht dan ook een anderen weg plan B. De kopwoningen krijgen hierbij meer ruimte en bij verbouw kan volgens genoemden Directeur voldoende aan aesthetische eischen worden voldaan; hij geeft dan ook plan B in overweging. Na dien is van andere zijde spr. meent via de Comm. v. C.W. gevraagd, om ook plan A uit te werken, met kostenberekening. Dat is gedaan bij rapport van 9 Mei 1939, maar de Dir. van G.W. zegt daar zeer terecht bij, dat een kostenberekening in dit stadium alleen kan dienen om eenigszins leiding te geven aan de gedachten, maar eigenlijk een slag in de lucht is. Men zou, om de zaak beter te kunnen beoordeelen, een grondig onder zoek moeten instellen. Het komt spr. voor, dat de cijfers van plan A slechts Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 3 April 1940. 89 een begin zijn; als, na uitvoering van plan A, de achter gelegen woningen opgeruimd moeten worden, zal er nóg een groot bedrag noodig zijn. Zoowel plan A als plan B bedoelen dan ook nog niets dan het één iets royaler dan het ander den voorkant te maskeeren en den achterkant tot de toekomst te verschuiven. Plan B dient het primair belang voor de stad een grooten verkeersweg en een behoorlijke entrée, even goed als plan A, zoo niet beter, omdat plan B het ver keer iets geleidelijker doet samenvloeien en toch nog een entrée geeft, die wijd mag worden genoemd, ver geleken bij Harlingerstraatweg, mr. P. J. Troelstraweg en Schrans. Overigens is bij die wegen ook een ver- smalling-naar-de-stad-toe te constateeren, wat men trouwens in alle steden ziet. Bovendien heeft men bij den Groningerstraatweg het groote voorrecht, dat er nooit een verkeersopstopping ontstaat, doordat hier een vaste brug is. Van beide zijden kan het verkeer altijd doorgaan. Dat plan B geen voortuinen heeft, acht spr. juist een voordeel, omdat in alle steden, waar men oorspronkelijk woningen met voortuinen aan het begin van toegangs wegen bouwde, deze successievelijk zakenpanden wer den. In de Schrans ziet men dat ookde een laat het tuintje bestaan, de ander niet, waardoor een slechte toestand ontstaat. Aan de Z.O.zijde van den Groningerstraatweg staan ook verschillende zakenpanden, als Hotel De Bleek, Garage Steinvoorte, e.d. En spr. zou niet weten, wat er tegen is; het is veel voordeeliger voor de gemeente ook het onderhavige gedeelte zóó te maken, dat de zaken lieden een kans hebben een bedrijf te stichten. Spr. meent, dat plan B uit financieel-, verkeers- en aesthetisch oogpunt een goede oplossing geeft en de voorkeur verdient. Ook uit het rapport van den Dir. van G.W. blijkt voldoende, dat bij plan B een behoorlijk aesthetische oplossing te verkrijgen is, in ieder geval een zéér belangrijke verbetering. De heer Molenaar beaamt, dat dit een belangrijk voorstel is. Niemand zal den toestand aan den Gro ningerstraatweg willen bestendigen. Er zijn drie moge lijkheden den toestand laten zooals hij is en dan geldt bij eventueele bouwplannen de bestaande bouwverorde ning, of te kiezen tusschen plan A en B. Men mag vertrouwen, dat het volgende jaar de straat weg de lang bepleite verbetering zal ondergaan en spr. meent ook, dat het goed is, tijdig de rooilijnen vast te stellen. Het bepalen daarvan kan men bezien uit stede bouwkundig- en aesthetisch oogpunt en ook uit dat van volkshuisvesting. Men spreke niet, zooals de heer Praamsma in laatste instantie, die meende, dat plan A in de toekomst groo- tere offers meebrengt dan plan B. Hij bedoelt daarmede, dat dan Werkmanslust gesaneerd moet en ter plaatse nieuwe straten ontworpen zullen moeten worden, doch zulks zal in de toekomst, of men nu plan A of B kiest, uiteindelijk toch moeten gebeuren. Spr. heeft in de Commissie ook plan A verdedigd. De gemeente heeft belangrijke kosten gemaakt voor de toegangswegen naar de stad en deze mogen in het alge meen ook wel worden gezien. Dit is niet het geval met den Groningerstraatweg, welke een der minst bedeelde is, wat ook gelegen heeft aan de vraag, hoe en wanneer de overname zal plaats vinden. Krijgt deze binnenkort haar beslag, dan moet de vooruitziende blik van den Raad beslissen tot plan A. Daaraan zijn wel meer kosten verbonden, maar een rooilijn kan men over een paar jaar niet weer veranderen men besluit daarbij voor goed over den loop der bebouwing in de toekomst. Spr. gelooft niet, dat het uit verkeersoogpunt veel verschil maakt, welk plan men kiest, omdat de ver keersweg bij beide plannen gelijk blijft, maar stede bouwkundig bezien spr. heeft zijn oor te luisteren gelegd bij hen, die hierover kunnen oordeelen is het van groot belang, dat de vernauwing in de voorgevel rooilijn van plan B er niet komt. De heer Praamsma beroept zich op het rapport van den Dir. van G.W. van Maart 1939; men kan echter tusschen de regels door lezen, dat deze meenter zal wel niets anders opzitten dan plan B te nemen, maar veel liever plan A heeft. Bij plan B zal de toekomstige bebouwing direct tegen het trottoir komen, doch het is uit aesthetisch oogpunt zeker van belang, dat ook dit stadsdeel voortuinen krijgt, in aansluiting aan den toestand bij perceel no. 23, in het verlengde waarvan de rooilijn dan komt te loopen. Bij plan B zal de minder fraaie inkijk op Werkmanslust moeten worden gecamoufleerd. Op het schetsje zijn daartoe muurtjes met poortjes aangegeven, met groen begroeid. De poortjes moeten dienen als toegang tot de achtergelegen woningen en men kan er dus op rekenen, dat alle huisvuil naar het trottoir zal worden gesleept, omdat de Reiniging niet bij die huizen kan komen, waarvan de bewoners van de eventueel te bouwen panden weinig pleizier zullen hebben, en de vraag is, of bij zoo n oplossing het bouwen van groote huizen, als daar gedacht, aan te bevelen is. Daarom verwerpt spr. deze oplossingbij plan A voorkomt men deze moeilijkheid, doordat achter de nieuwe bebouwing een hulpstraat wordt gelegd, waar de reinigingswagens kunnen komen. Wel kost plan A meer belangrijk meer maar het gaat hier om stadsverbetering en aanstonds moet men ook veel uit geven voor verbetering van dezen straatweg, zoodat, waar de toekomstige bebouwing daar van veel betee- kenis is, men niet een toestand moet scheppen, welke niet zal bevredigen en onherstelbaar is. De woningen van Werkmanslust zullen dan moeten verdwijnen; uit het oogpunt van volkshuisvesting is dat geen bezwaar. 50 jaar geleden waren ze misschien een lust voor den werkman, thans zoekt men zooveel mogelijk woningen, die meer lusten geven en aan de tegenwoordige eischen voldoen. Het zijn lage woningen, aan smalle straatjes gelegen, die min of meer voor opschuiving worden ge bruikt door hen, die uit nóg slechtere woningen komen. Ze liggen vrij laag, terwijl het niveau van den nieuwen weg hooger komt te liggen en ze zouden in de toekomst toch gedoemd zijn te verdwijnen, wat men niet behoeft te betreuren, omdat er dan vriendelijke, moderne, huisjes voor in de plaats kunnen komen. Om deze drie overwegingen meent spr., dat de uit gave, welke de gemeente zich moet getroosten, ten volle gerechtvaardigd is en de Raad het voorstel van B. en W. moet aanvaarden, die daarbij blijk geven verder te zien dan wat vlak bij de deur ligt. Laten B. en W. pogen de woningen binnen den kortst mogelijken tijd in handen te krijgen, opdat, als de verbetering van den Groninger straatweg tot stand zal zijn gekomen, ook de bebouwing een waardiger aanblik zal krijgen. De heer Sterringa sluit zich grootendeels bij den heer Molenaar aan. Ook spr. voelt meer voor plan A. Dat dit plan in de toekomst grootere offers van de gemeente zal vragen, kan hij zich niet voorstellen, want zoowel bij plan A als plan B zal voor de uitgangen van de achtergelegen woningen, het verst van den straatweg af liggende, een oplossing moeten worden gezocht. Bij plan B, dat de achtergelegen huizen door muurtjes aan het oog onttrekt, is er niet op gerekend ook maar eenig j ander verkeer door te laten dan dat van de bewoners en dat zou toch voor deze woningen absoluut noodig zijn om aan de eischen te voldoen en de bewoners tege moet te komen. Spr. heeft de situatie nog eens speciaal bezien en gelooft, dat er zelfs nu wel het een en ander te verbeteren is. De verste uithoek is zelfs niet bestraat. Spr. komt thans op de kwestie, door den heer Mole naar aangesneden. Bij beide plannen komt een aantal der voorste huizen van Werkmanslust te vervallen, zij het bij het eene meer dan bij het andere. De heer Mole naar zeide, dat meerdere woningen al in verschillende handen zijn overgegaan. Spr. vraagt hierover inlich-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1940 | | pagina 2