100 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 5 Juni 1940. beteekenen. Mevr. Busscher zeide men kan niet in de toekomst zien dat is in het algemeen juist, maar wel kan men aannemen, dat de behoefte aan een goeden Geneesk.- en Gezondheidsdienst in de komende tijden zal toenemen en aan dezen dienst hooge eischen zullen worden gesteld. Daar de voorgestelde reorganisatie in ieder geval een verbetering zal zijn, de gevaren, verbonden aan uitstel, ernstiger zijn dan die, aangevoerd tegen aanneming van het voorstel op dit oogenblik, en spr. c.s. zich in dezen tijd niet verantwoord achten tegenover de groote massa der bevolking deze verbetering langer uit te stellen, meenen zij, dat het noodig is, dat deze voor den winter haar beslag krijgt. De S.D. fractie wil dus over haar bedenkingen heenstappen en het voorstel als geheel aanvaarden, in het vertrouwen, dat er eventueel bij de uitvoering op onderdeden terug zal kunnen worden gekomen. De heer Praamsma heeft met belangstelling beide sprekers gehoord. Hij meent, dat het voorstel van mevr. Busscher een ietwat zware taak legt op de schouders van B. en W. Om, als men overtuigd is, dat er een goede Geneesk. dienst moet zijn, het voorstel uit te stellen tot betere tijden en B. en W. te machtigen, de eventualiteiten op te vangen met tijdelijke maatregelen, dat mag de Raad niet van het College vragen. Spr. gelooft niet, dat dit een dienst is, waar tijdelijke maat regelen getroffen kunnen worden om het één of ander op te vangen. De S.D. achten een goeden Geneesk. dienst van groot belang, zegt de heer Van der Meulen. Dat onderschrijven allen hier, en ook, dat trots den oorlogstijd verschillende dingen moeten doorgaan. Het betreft hier een zeer uitgebreide en moeilijke materie en wie het rapport leest, voelt wel, dat. om een goed oordeel te kunnen vellen, eenige voorlichting en voorbespreking vooraf dienen te gaan, waarvoor de openbare Raadszitting niet geschikt is. Spr. wil niets uit het rapport citeeren, alleen wijzen op de conse quenties. welke uiteindelijk uit dit voorstel voortvloeien, ook voor de toekomst, en op de andere mogelijkheden, in het rapport genoemd, welke echter niet zoo uitvoerig naar voren zijn gebracht, maar toch ook de belang stelling van den Raad hebben, en het is daarom, dat spr. c.s. niet accoord gaan met uitstel, omdat ook zij overtuigd zijn, dat deze zaak moet worden behandeld, maar zij vragen slechts deze belangrijke kwestie eerst in de Secties te behandelen, opdat de Raad nader kennis kan nemen van de voorlichting van dr. Geerlings, om tot een goede beslissing te komen. De heer Westra meent, dat zijn fractie het in zoo verre eens is met mevr. Busscher, dat zij dezen on- zekeren tijd niet bijzonder geschikt acht voor het nemen van vérgaande beslissingen als de onderhavige. Als een van de redenen tot reorganisatie noemt het rapport het belangrijk toenemen van de armoede, dus van het aantal menschen, dat gebruik maakt van de gem. ge neesk. armenverzorging. Spr. wijst er slechts op, zonder op de toekomst vooruit te loopen, dat ook het omge keerde aanstonds wel plaats kan hebben. Daarom kan de beslissing van nu wel eens niet in overeenstemming zijn met den tijd, waarvoor ze bestemd is. Spr. meent, dat, daar de tijdelijke vorm van den Geneesk. Dienst toch al zoo lang geduurd heeft en blijkbaar met niet al te groote bezwaren het beter is, met een definitieve beslissing te wachten tot een meer stabiele toestand is ingetreden. De heer Posthuma vindt het bezwaar van mevr. Bus scher, dat er geen gelegenheid is geweest het rapport voldoende te bestudeeren, begrijpelijk. De reorganisatie voor langen tijd uit te stellen, lijkt hem echter niet ge- wenscht. Zagen B. en W„ die vooral in dezen tijd veel meer kijk op den gang van zaken hebben dan de Raads leden, den toestand zóó in, dat per se met de reorgani satie moest worden gewacht, dan zou ongetwijfeld van hen wel een voorstel gekomen zijn om het onderhavige voorloopig in te trekken. Spr. kan dan ook niet voor het voorstel van mevr. Busscher stemmenzij trekke het in. Wel heeft spr. vele vragen, die, hoe uitvoerig het rapport ook is, nog onbeantwoord zijn. Mag er overi gens vanmiddag wel over het rapport gesproken worden? Er staat n.l. „vertrouwelijk" op. Spr. voelt er iets voor, deze belangrijke zaak in de Secties te behandelen, of dat er gelegenheid gegeven wordt om het rapport nader te bestudeeren en zich te doen voorlichten door dr. Geerlings, b.v. in een samen komst der Raadsleden. De Voorzitter zegt, dat B. en W. nog geen overleg i.z. uitstel hebben gepleegd. De afgeloopen vier weken zijn niet van de rustigste geweest en spr. kan zich be grijpen, dat men daardoor het rapport niet zoo goed heeft kunnen bestudeeren, waarom het voorstel wel tot de volgende vergadering aan te houden ware. Hij vraagt mevr. Busscher echter, die voorstelt de reorganisatie uit te stellen tot een tijd, dat beter dan thans beoordeeld kan worden hoe de Geneesk. Dienst zal moeten worden ingerichtwanneer is datweet men dat Als het nu over 4 of 5, desnoods 6 maanden was, maar men heeft in het geheel geen zekerheid daaromtrent. Ook de wet houders zullen niet veel voor uitstel gevoelen. Nu geeft mevr. Busscher er wel een soort remedie bij, door B. en W. te machtigen eventueel alle voorzieningen te treffen, die in het belang van de volksgezondheid streng nood zakelijk worden geoordeeld, maar hoe bedoelt zij dat eigenlijk Toch niet zoo, dat B. en W. op een gegeven oogenblik maar eens een deel van de reorganisatie, als in het rapport omschreven, moeten invoeren, omdat zij meenen, dat zulks ,,in het belang van de volksgezond heid noodzakelijk" is? Die machtiging kan wel geschrapt worden, want B. en W. zullen stilzwijgend, als werkelijk een ernstige ziekte, een typhus- of cholera-epidemie, mocht uitbreken, ook zonder machtiging direct maat regelen nemen en spr. is overtuigd, dat de geheele Raad daar dan achter zal staan. Wel zou dat eenig geld kosten, maar B. en W. zullen dan, handelend op grond van de omstandigheden en op advies van den Geneesk. Dienst, dien ziekten zoo spoedig mogelijk den kop in moeten drukken. Spr. zou het voorstel van B. en W. tot de volgende vergadering willen aanhouden. Tegen behandeling in de Secties heeft hij niet veel bezwaar, maar wel vreest hij, dat dan in Secties en Raadsvergadering hetzelfde gezegd zal worden. De heer Praamsma acht behandeling in de Secties het verkieslijkst. Wordt die idee door B. en W. over genomen De VoorzitterHet bezwaar van Sectiebehandeling is, dat dr. Geerlings dan drie keer hetzelfde moet ver tellen. Het is beter een besloten bijeenkomst te houden, dan kan ieder dr. Geerlings vragen wat hij wil. B. en W. zullen binnenkort den Raad dus uitnoodigen tot een bespreking en dan kan het voorstel daarna in openbare Raadszitting behandeld worden. Mevr. BusscherSjerp trekt haar voorstel in. Het voorstel van B. en W. (bijl. no. 56) wordt aan gehouden tot een volgende vergadering. Punten 12 en 13 (bijl. no. 59). Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 14. De heer Praamsma zag, dat de postachterstallige uitgaven, met 3000.verhoogd wordt. De toelichting is eenerzijds duidelijk, anderzijds rijzen er vragen. Het betreft hier de vergoeding voor het waarnemen van een vacature, welke twee jaar geleden is geëindigd. In de toelichting staat, dat hiervoor alsnog een vergoeding van 3000.behoort te worden toegekend. Bestond er geen recht of was er geen regeling of basis, waarop die zaak toen direct te regelen was geweest Of ont breekt hier iedere rechtsgrond en hoe komt men eerst Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 5 Juni 1940. 101 twee jaar na het vervullen van de vacature tot deze uitgave De Voorzitter geeft toe, dat deze zaak te lang ge- loopen heeft. Er is een misverstand geweest. B. en W. hebben lang geleden al besloten deze 3000.aan den Raad voor te stellen; de zaak is echter blijven liggen, hoofdzakelijk in verband met het voorstel tot reorga nisatie van den Geneesk. Dienst. Is dit gebaseerd op een recht, vraagt de heer Praams ma. Het recht op een verordening te gronden, is nogal moeilijk, maar te zeggen er is geen recht, is ook niet juist. De vorige Dir. van het Stadsziekenhuis is lang ziek geweest. Dr. Uffelie heeft toen waargenomen; wel is dr. Nierstrasz nog teruggeweest, maar toen was hij, hoewel hij wel iets kon doen, toch eigenlijk geen Ge neesheer-Directeur en was dr. Uffelie dat. Ook heeft deze gedurende de ziekte van dr. Nierstrasz en later gedurende de vacature de leiding van het paviljoen voor besm. ziekten op zich genomen. Het geld, dat de buiten gemeenten in 1937 voor de medische behandeling in het paviljoen hebben betaald, hebben dr. Nierstrasz en dr. Uffelie samen gedeeld. Gedurende de vacature (4 maanden) is dr. Uffelie ook opgetreden als Dir. van het Stadsziekenhuis en als hoofd van den Geneesk. Dienst. Ten slotte is men overeengekomen de vergoeding, alles met elkaar, op 3000.— te stellen. Volgens art. 28 der verordening kan de Raad een vergoeding bepalen voor ieder geval op zichzelf. De verordening spreekt dus van een vergoeding. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 15. De heer Feitsma rapporteert namens de Commissie, belast geweest met het onderzoek der geloofsbrieven van de heeren J. de Bruin en H. Fennema, en bestaande uit de heeren Feitsma, Balk en Hooiring, dat de Com missie de geloofsbrieven en de daarbij overgelegde stukken heeft gezien en in orde bevonden, weshalve zij den Raad adviseert de heeren De Bruin en Fennema als leden van den Raad toe te laten. Met alg. stemmen wordt dienovereenkomstig besloten. De Voorzitter dankt, ook namens den Secretaris, den heer Botke voor diens hartelijke woorden. Wij beiden, aldus de Voorzitter, hebben gemeend onzen plicht te hebben vervuld door te doen, wat wij hebben gedaan. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1940 | | pagina 3