110 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 7 Augustus 1940.
De heer Botke (weth.) heeft de vergadering tijdelijk
verlaten.
Benoemd worden de aanbevolenen met alg. stemmen.
Punt 4 (bijl. no. 79).
Hierbij is tevens aan de orde het adres sub i van
Punt 2.
Den heer Posthuma was het adres niet bekend. Nu
het nieuwe gedeelte van den De Ruyterweg gereed is
gekomen, is er een minder fraaie toestand ontstaan, niet
alleen door het stukje tuingrond, dat nu verhuurd wordt,
maar ook door het aangrenzende terrein aan de Molen
buurt, waar de huizen zijn afgebroken en verder op,
waar het geheel er vrij slordig heen ligt. Spr. hoopt,
dat het de aandacht van den betrokken wethouder heeft
om de zaak daar netter te krijgen. Dat het terrein ter
plaatse is afgerasterd met prikkeldraad, is gevaarlijk
voor de voorbijgangers met het oog op het scheuren der
kleeren en in strijd met de Alg. Pol. Verordening.
Laten B. en W. alles doen om de onooglijke situatie
bij dien mooien weg te verbeteren.
De heer IJtsma had verwacht, van B. en W. te hooren,
dat zij den toestand zouden opnemen en aan de bezwaren
tegemoet komen. Spr. ziet den Voorzitter een beweging
maken, dat B. en W. van plan zijn, dat te doen.
Anders had hij willen vragen, dit adres tot de volgende
vergadering aan te houden en B. en W. te verzoeken
in dezen te doen wat er te doen is.
De heer J. de Boer (weth.) heeft zich ter plaatse van
den toestand vergewistinderdaad is eenige verbete
ring wel mogelijk, maar het bedoelde perceeltje ligt daar
nabij braakliggend bouwterrein, wat altijd tot een eenigs-
zins minder ooglijken toestand leidt. Het is moeilijk in
orde te houden, ook, omdat particulieren daaraan niet
medewerken.
Het aan Mollema weer te verhuren strookje grond
wordt aan den kant van den De Ruyterweg behoorlijk
onderhouden de achterkant is inderdaad iets minder
net. Of dit nu aanleiding moet zijn tot het zenden van
een dergelijk adres, is wat anders. Spr. gelooft, dat het,
als Gem.werken hierop attent was gemaakt, ook zonder
adres wel in orde was gekomen. Bovendien is het vrij
overdreven. Van een mesthoop daar is spr. niets ge
bleken. Dat had men dan ook beter kunnen verzwijgen.
Het is echter, zooals de heer IJtsma reeds veronder
stelde, de bedoeling van B. en W. dien onooglijken toe
stand zooveel mogelijk te doen verdwijnen, ook door
Mollema nog enkele voorwaarden te stellen. Daarmee
zal het euvel verholpen kunnen worden, mits ook het
publiek medewerkt.
Op de afscheiding van prikkeldraad tusschen bouw
grond en trottoir, waarop de heer Posthuma wees, zal
gelet worden spr. geeft toe, dat zulks aan een derge
lijke straat niet past.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het
voorstel van B. en W.
Het adres wordt voor kennisgeving aangenomen.
Punt 5 (bijl. no. 78). Met alg. stemmen wordt besloten
overeenkomstig het voorstel van B. en W.
Punt 6 (bijl. no. 75).
De heer Praamsma vraagt, waarom een dergelijk
belangrijk voorstel niet in de adviescomm. is geweest;
minder belangrijke voorstellen passeeren haar toch wel.
Is nu plotseling zoo n machine noodig Op 30 Mei
j.l. is reeds een antwoord verzonden en voordien was
dus al een onderzoek ingesteld. Het komt spr c.s. wen-
schelijk voor, dergelijke zaken, die toch eigenlijk bij de
begrooting thuisbehooren, daarbij ook serieus te kunnen
behandelen: ze behooren niet midden in een jaar a bout
portant naar voren geschoven te worden.
Volgens het rapport is er thans eigenlijk maar één
merk machine te krijgen diverse andere merken zijn
voorloopig uitgeschakeld, aangezien ze momenteel niet
leverbaar zijn. Als de noodzaak nu niet zoo groot is,
is het misschien beter, met de aanschaffing te wachten
en in de toekomst het eene tegen het andere merk af
te wegen.
Het ernstigste bezwaar van spr. c.s. is, dat, daar het
hier gaat om uitbreiding der werkzaamheden, niet de
voorkeur wordt gegeven aan het aanstellen van een
werkkracht. Vooral in dezen tijd is het van belang,
iemand aan een volwaardige positie in het leven te
helpen. Men moet toch ook deze machine bekostigen.
De heer Rom Colthoff deelt verschillende der be
zwaren van den heer Praamsma. Het doet vreemd aan
in dezen tijd, nu voor zoovelen werk gezocht moet
worden, een machine aan te schaffen, zij het niet om
iemand te ontslaan, dan toch om uitbreiding van per
soneel te voorkomen. Dat is een onaangename kant van
deze zaak.
In de toelichting staat, dat de machine verschillende
functies verricht, als het maken van doorslagen, enz.,
waardoor de kans op vergissingen verkleind, of mis
schien geheel uitgeschakeld wordt. Dat is natuurlijk
weer een voordeel.
Voor het hier aanbevolen merk is spr. nu wel niet
bepaald geporteerd, maar hij voelt wel, dat men t.a.v.
de andere genoemde merken ook in de toekomst niet
veel kans zal maken, want, als de vrije internationale
handel nog eens hersteld wordt, zal men met wat van
onzen gulden is overgebleven niet veel kunnen koopen.
Op dien grond zal het het verstandigste zijn, nu het
aanbevolen merk te koopen; dan hééft men ten minste
een machine. Om deze reden kan spr. dan ook met het
voorstel instemmen.
De heer Turksma (weth.) zegt, dat een vraag
waarom dit voorstel niet in de Commissie is geweest,
vroeger ook wel eens door spr. is gesteld, toen hij nog
Raadslid was. Die Comm. is ingesteld om B. en W. te
adviseeren, als dezen dat noodig achten, en in dit geval
meenden zij, dat het met het oog op economisch voor
deel voor het bedrijf niet noodig was; dit voordeel trad
hier wel zeer duidelijk aan den dag; deze zaak was zoo
eenvoudig.
Stelt men. zooals de heeren Praamsma en Rom Colt
hoff willen, een persoonlijke werkkracht aan, dan zal dat
ongeveer tweemaal zooveel kosten. Men mag overigens
ook de ontwikkeling van een bedrijfsexploitatie niet
tegenhouden, als men meent, dat voor de accuratesse
en de vereenvoudiging, dus voor de bedrijfseconomie,
een machine noodig is. Van den heer Praamsma had
spr. deze opmerking allerminst verwacht, want op het
gebied van diens bedrijf zijn zeer veel machines inge
schakeld, die persoonlijke werkkrachten vervangen. Zoo
gaat nu eenmaal de ontwikkeling. Men moet de klok
niet achteruit zetten.
De heer Praamsma zeide, dat men hier een bepaald
merk moet nemen, omdat de andere genoemde merken
niet leverbaar zijn, en dat is ook zoo.
Of er nu plotseling behoefte aan een machine bestaat?
Een idee komt dikwijls op een gegeven oogenblik op
en dit idee is opgekomen, toen het wenschelijk bleek,
vanwege de uitbreiding der werkzaamheden, hier een
dergelijke machine aan te schaffen. Alle groote licht-
bedrijven in den lande hebben al zoo'n machine. B. en
W. hebben zich, in verband met de oorlogsomstandig
heden, afgevraagd, of het niet goed zou zijn, reeds nu
tot aanschaffing over te gaan, omdat men nu nog goed
materiaal krijgt; men kan niet beoordeelen, of de oorlog
niet lang zal duren, en dan moet men veilig staan t.o.v.
onderdeelen van de machine, die eventueel later noodig
zijn. De jaren na den vorigen wereldoorlog hebben ook
nogal veel teleurstellingen opgeleverd. Mede op dezen
grond hebben B. en W. gemeend goed te doen aan
schaffing van deze machine voor te stellen. Dit merk
is volgens het ingestelde onderzoek het beste en voor-
deeligste wat thans te krijgen is; ook is deze machine
gekozen, omdat ze het overzichtelijkste werk levert.
Op al deze gronden hebben B. en W. met den Dir.
der Lichtbedr. gemeend, op deze wijze het bedrijf het
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 7 Augustus 1940. 111
best te kunnen dienen, en zij bevelen dit voorstel dan
ook gaarne aan.
De heer Rom Colthoff meent, dat de wethouder hem
heel slecht heeft beluisterd. Spr. heeft gezegd, dat de
Dir. der Lichtbedr. schreef, dat de machine verschil
lende functies verricht, waardoor het maken van ver
gissingen uitgesloten, althans verminderd wordt, en spr.
heeft wel degelijk bevestigd, dat dit natuurlijk voor
deden zijn. Er is geen sprake van, dat hij de wijzers
van de klok zou willen achteruit zetten door deze ma
chine niet aan te schaffen. Maar het is jammer, dat men
deze machine moet verkiezen boven het aanstellen van
een werkkracht, want ook hieraan zijn groote voordee-
len verbonden.
De heer Praamsma merkt i.z. wat hij de „economische
paragraaf van den geachten wethouder" noemt, op, dat
volgens het rapport van den Dir. der Lichtbedr. van
13 Juli '40 een der niet-verkrijgbare merken een grootere
productiecapaciteit heeft dan dat wat nu aangeschaft
zal worden. Als het dus werkelijk gaat om zoo snel en
zoo veel mogelijk werk te leveren, zou men juist een
dier andere machines moeten hebben. Maar dit was
thans niet de kern van spr.'s betoog.
Hij wil de kwestie nu eens voor normale tijden stel
len. als men normale maatregelen neemt. Zouden B. en
W. dan, als aanschaffing van deze machine ontslag van
personeel ten gevolge zou hebben, de vrijmoedigheid tot
dit voorstel hebben gehad en zou er dan een meerder
heid in den Raad voor te vinden zijn geweest Spr.
gelooft volmondig te mogen zeggen, dat dan van het
College niet zoo n voorstel was gekomen en dat de Raad
het overigens ook niet aangenomen zou hebben. Nu
behoeft hier thans wel niemand te worden ontslagen,
maar er loopen anderen rond en in dezen tijd doet men
dubbel goed werk door zulke menschen aan den slag
te helpen.
En daar men spr. niet heeft aangetoond, dat de nood
zaak zóó groot is. dat het bedrijf zonder machine niet
meer zou kunnen functioneeren, er tot nog toe nimmer
klachten over de accuratesse van het personeel bij den
Raad zijn ingekomen en dus het argumentminder ver
gissingen, niet zeer zwaar geldt, behoeft niet een ma
chine van bijna 6000.te worden aangeschaft.
Het zwaartepunt is hier, dat iemand een functie kan
krijgen, waarin hij volwaardigen arbeid kan verrichten
en men door zoo iemand aan te stellen, tevens den tijd
kan overbruggen, tot men weer vrije keuze heeft i.z. het
aan te schaffen merk. Spr. had zeer gaarne, dat de Raad
zich in die richting uitsprak. Het bedrijf groeit nog
steeds; als men nu iemand aanstelt, is men nog niet aan
het voltallige personeel voor de toekomst toe. Dan kan
dus een machine nóg wel noodig zijn.
De heer Turksma (weth.) antwoordt, dat deze ma
chine voldoende capaciteit bezit, zoodat aanschaffing
van een van grootere capaciteit wat thans boven
dien onmogelijk is een noodelooze extra-uitgave en
geen bezuiniging zou beteekenen.
Of aanschaffing van een machine in normale tijden
ontslag van personeel ten gevolge zou hebben, doet bij
dit voorstel niet ter zake; het gaat er om, het bedrijf uit
zakelijk oogpunt te bezien en het zoo goed mogelijk te
laten functioneeren. Het is precies andersom dan de
heer Praamsma zegtontslag komt hier niet uit voort,
maar wel wordt uitbreiding van personeel voorkomen,
wat voordeel voor het bedrijf beteekent. Redeneert men
als de heer Praamsma, dan zou men alle machines eigen
lijk moeten afschaffen, nooit weer een aanschaffen en
alleen met personeel werken
De heer Praamsma: Overdrijving schaadt
De heer Turksma (weth.); U stelt het zoo. Wegens
de te verwachten uitbreiding der werkzaamheden en
ook om meer accuratesse te verkrijgen, acht de Direc
teur deze machine noodig.
De heer Van der Schoot merkt op, dat de wethouder
zeide het bedrijf moet zoo goed mogelijk doorloopen
en als de machine niet wordt aangeschaft, zal het per
soneel uitgebreid moeten worden. In verband hiermede
vraagt spr., of het bedrijf dan niet goed zou functio
neeren.
De heer Turksma (weth.): Men moet een bedrijf
zakelijk bezien.
De heer Van der Schoot: Als het bedrijf geregeld
door kan loopen zonder een dergelijke machine en een
werkkracht erbij, is dat meer in den geest van dezen
tijd.
Het voorstel van B. en W. wordt met 14 tegen 11
stemmen, die van de heeren Posthuma, Wiersma, Hooi-
ring, Fennema, Feitsma, Van der Schoot, Buiël, Algera,
Van Eyck van Heslinga, Praamsma en Balk, aange
nomen.
Punt 7 (bijl. no. 77).
Mevrouw Van Dijk—Smit zegt, dat dit gebouw
eigenlijk uit twee gedeelten bestaat; het eene deel vormt
een aardig geheel met het aangrenzende „Gelukskan-
toor", het andere is minder fraai, vooral wat de ver
houding der ramen betreft.
Spr. heeft bij de stukken geen teekening van den
gevel gevonden. Blijft de gevel met twee soorten ramen
zoo bestaan of wordt deze veranderd
De Voorzitter: De geheele gevel blijft zooals deze is;
het gebouw wordt alleen inwendig gerestaureerd.
Mevrouw Van Dijk—Smit meende dat al. Zij vindt
het jammer, dat, nu men het gebouw grondig wil restau-
reeren, de twee soorten ramen in den voorgevel blijven
gehandhaafd. Bovendien helt de gevel min of meer naar
het Hofplein over. Nu zooveel geld aan het gebouw
wordt besteed, kan dat dan ook niet verbeterd worden
en meer eenheid in de ramen worden gebracht? Dan
werd misschien het trottoir in de Weerd, dat, aanvan
kelijk 4 tegels breed, op \]/2 tegel uitloopt, bij het Hof
plein breeder.
Wat wil men met het souterrain doen
De heer Botke (weth.) komt weder ter vergadering.
De heer Rom Colthoff zegt, dat in de stukken als aan
beveling staat, dat de gevel behouden zal blijven, wat
nu door den Voorzitter nog eens bevestigd is. Spr. weet
niet, wat men in dien gevel ziet. De Voorzitter is er als
oud-Leeuwarder misschien aan gehecht, maar spr. meent,
dat er architectonisch niets moois in is. Hij vindt den
zeer verzakten en door ankers bijelkaar gehouden gevel
juist een nadeel van het plan. Als men begint te sloopen
en alleen die gevel blijft, zal men ook verder moeten
gaan; dan kan deze niet behouden blijven. Ook de
ramen zijn alle scheef en verzakt. Van begin af aan,
indertijd al bij de begrooting, heeft spr. weerzin in het
plan gehad. Het is nu maar iets verder uitgewerkt en
kan hem nog niet bevredigen. Er is slechts een klein
schetsje van de indeeling der kamers overgelegd. Spr.
zou willen, dat het pand beter verbouwd werd; op deze
wijze blijven er twee verschillende soorten ramen, ter
wijl de ,,knik" in de rooilijn ook niet verdwijnt. Als men
den gevel recht doortrekt, wordt het gebouw iets
kleiner, maar komt er meer ruimte voor het verkeer
bij den ingang van de Weerd en dat is hard noodig.
Spr. wil dit plan nader doen bezien, voordat de Raad
er over beslist.
De heer Praamsma herinnert er aan, dat men inder
tijd dankbaar was voor het voorstel tot verbetering van
dit pand; uit deze Vergadering werd toen nog in over
weging gegeven er wat meer aan te besteden dan bij
den opzet der begrooting bedoeld was. Nu kan spr. zich
niet indenken, dat Gem.werken slechts één berekening
heeft gemaakt en niet van de kosten als ook iets aan
het externe wordt gedaan. Is dat wel het geval, kunnen
den Raad dan die cijfers overgelegd worden? Zoo niet,
voelen B. en W. er dan voor een verbeterd plan te doen
opzetten, om de geopperde bezwaren te ondervangen?
Het is echter niet een dringend geval; het komt niet op
eenige weken aan.