118 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad \an Leeuwarden van Woensdag 18 September 1940. op het Wilhelminaplein moet komen. Spr. voelt daar niet voor. Een en ander houdt verband met de onder havige zaak. Neemt de Raad het voorstel van B. en W. aan, dan zal hij, als gevolg daarvan, straks noodge dwongen moeten komen tot andere, minder juiste din gen, b.v. een autobusstation op het Wilhelminaplein, waardoor de bussen naar het station zullen moeten rijden om daar passagiers op te nemen. Het is beter een autobusstation in de buurt van het station te hebben en als daardoor op het emplacement geen ruimte voor uitbreiding van de veemarkt overblijft, zal deze gezocht worden in het plantsoen bij de veemarkt, dat men daar niet graag wil missen. Hierom voelt spr. meer voor het voorstel van de K. v. K.hij zal dan ook tegen het voorstel van B. en W. stemmen. De heer Rom Colthoff vindt, dat beide plannen hun voor en tegen hebben. Het plan om de brug naar de L. Marktstraat te ver leggen is alleen voor de scheepvaart van belang. Het plan van de K. v. K. brengt aan één kant verbetering voor de scheepvaart, n.l. naar de Willemskade, maar t.a.v. de scheepvaart naar de Vrouwenpoortsbrug krijgt men weer dezelfde moeilijkheden, welke nu bestaan bij de Verlaatsbrug moeilijk draaien in de brug, wat op onthoud voor het wegverkeer meebrengt. Het overgelegde plan van de K. v. K. is schetsmatig; spr. zou de uitmonding van de Willemskade in de Har- lingervaart een meer N.O. richting hebben gegeven, zoodat een ronder hoek was ontstaan en de doorvaart van de Willemskade af gemakkelijker zou zijn. Of men verplaatsing van de veemarkt licht of zwaar telt, ten slotte is die geen hoofdzaak. Spr. acht het groote bezwaar van het plan van B. en W. het leggen van de brug voor de L. Marktstraat, omdat daarbij de verbinding tusschen den Sneekertrekweg en het station bedorven wordt. Het gaat er om, thans geen stappen te doen, die het later onmogelijk zouden maken verder te handelen, zooals men wenscht. Spr. heeft b.v. be zwaar tegen het plan van B. en W. tot bebouwing bij het Jac. Catsplein; men weet niet. of men die ruimte later noodig heeft; zoo ja, dan zouden het sportterrein en de Wielerbaan er eventueel bijgetrokken kunnen worden voor autoparkeerplaats. Spr. is daarom tegen het voorstel van B. en W. De heer Hooiring veronderstelt, dat het den Raads leden wel opgevallen zal zijn, dat er in de Comm. v. O.W. een meerder- en minderheid was, tot welke laatste spr. behoorde; hij heeft indertijd verklaard tegen het niet-doorgraven van de Wilhelminabaan te zijn. Dat was nog voordat hij kennis droeg van het laatste adres van de K. v. K. Het spijt hem. dat B. en W. dit maal geen gebruik hebben gemaakt van overleg met deze instelling. Misschien was dan nog overeenstem ming op bepaalde punten verkregen. Spr. sluit zich volkomen aan bij het betoog van den heer Rom Colthoff. Een van spr.'s grootste bezwaren was indertijd de verplaatsing van de veemarkt. Er staat wel in de stukken, dat in een onderhoud tusschen ver tegenwoordigers van de Spoorwegen en B. en W. de eersten toezeggingen hebben gedaan, die wel positief schijnen, maar iets zwart op wit heeft men niet. Wordt later de wijziging van het uitbreidingsplan uitgevoerd en zou dan intusschen het standpunt van de Spoor wegen gewijzigd zijn, dan zou de gemeente zich daar njet tegen kunnen verzetten. De redeneering, dat in de toekomst door bijtrekking van het tramemplacement en den Zuidersingel ver plaatsing van de veemarkt wel niet noodig zal zijn, zweeft in de ruimte. Het is niet zoo heel zeker, dat zulks toch niet zal gebeuren. Spr. meent, dat het wel degelijk het vooropgezette doel van B. en W. is in de verre toekomst de veemarkt wél te verplaatsen. En is dat inderdaad zoo, dan kan spr. nog niet van standpunt veranderen om met B. en W. mee te gaan. De nieuwe brug in het verlengde van de L. Markt straat zal de verkeerstechnische moeilijkheden niet op lossen. Spr. is het met den heer Feitsma eens, dat die vermoedelijk eerder zullen toenemen dan verminderen. Voor zich positief hierover uit te laten, wil hij eerst de meening van B. en W. afwachten. De heer Molenaar was niet van plan iets te zeggen, ware het niet, dat de heer Westra gesteld bleek te zijn op het advies van de Comm. v. O.W., wat spr. als lid dier Comm., hoogelijk waardeert. Van de twee leden der Comm., hier thans aanwezig, is één voor het voor stel; de andere kon tijdens de besprekingen der Comm. nog geen beslissing nemen. In het algemeen bevreemdt het spr., dat men hier spreekt over de veemarkt en haar eventueele verplaat sing, terwijl aan de orde is een wijziging van het inder tijd door den Raad vastgestelde uitbreidingsplan. (De heer Wiersma: Dat is maar formeel). Om voor de scheepvaart een aansluiting te krijgen op het nieuwe kanaal, toen ten Noorden van Leeuwar den gedacht, werd destijds de oplossing gezocht in door graving van de Wilhelminabaan. Toen kwam vast te staan, dat het nieuwe kanaal dien weg niet zou nemen, sprak het toch vanzelf, dat B. en W. deze zaak opnieuw hebben bezien. Het verheugt spr., dat men in de be sprekingen van 1938, waarbij ook de K. v. K. vertegen woordigd was, algemeen tot de conclusie kwam, dat een deskundige verbetering van de Harlingervaart, zooals ook in het onderhavige voorstel besproken, een kanaal door de Wilhelminabaan overbodig maakte. Dit is indertijd en ook nu de hoofdgedachte geweest. Nu weet spr. wel, dat bij de destijds gehouden besprekingen ook de gedachte geuit werd, om, als er geen kanaal door de Wilhelminabaan kwam, toch de mogelijkheid van uitbreiding van de veemarkt naar het Westen niet los te laten. Men ziet de zaak wel wat eng. als men meent, dat de belangen van de veemarkt door het voor stel van B. en W. zóó ernstig in het gedrang komen, dat men er over moet schrijven en spreken als thans het geval is. Geen der Raadsleden weet, hoe de ontwik keling van Leeuwarden tengevolge van het nieuwe kanaal, de eventueele verandering bij den spoorweg overgang in de Schrans en, als gevolg daarvan, de verandering van het geheele spoorwegverkeer voor onze stad, in de verre toekomst zal zijn. Als men zich kan indenken, dat de gemeente zich zóó zal uitbreiden, dat over eenige tientallen jaren de veemarkt midden in de 'stad zou komen te liggen, dan moet men ook de mogelijkheid van verplaatsing der veemarkt onder oogen zien, een vraagstuk, dat ook in verschillende andere gemeenten aan de orde is geweest. De K. v. K. noemt die gemeenten als waarschuwing, maar in ad viezen van die gemeenten zelf komen niet zoo groote bezwaren tot uiting, ja. er wordt zelfs vaak het tegen deel van wat de K. v. K. naar voren brengt, in beweerd. Het lijkt er nog lang niet op, dat men aan uitbreiding laat staan verplaatsing van de veemarkt in de naaste toekomst toe is, doordat de bestaande veemarkt de drukte niet zal kunnen verwerken. Over tientallen van jaren kan dan altijd nog door bijtrekking van Zuidersingel en tramemplacement 30 a 40 van de bestaande ruimte toegevoegd worden. Een dergelijke vergrooting, waarover in de vergaderingen van de Comm. v. O.W. inlichtingen van den wethouder zijn verkregen, zal voor een lange reeks van jaren een op lossing zijn in het belang van handel, veemarkt, vee- vervoer en ook van het vee, omdat dan de mogelijkheid bestaat, laadstations aan den kant van den Zuidersingel te bouwen. Het voorstel van B. en W. helpt de scheepvaart door verbetering van het vaarwater, de industrie door uitbrei ding van industrieterrein, voor die omgeving noodig, en het vergroot de havenruimte, al wordt deze misschien iets minder dan de K. v. K. bepleit. Daarbij vergete men echter niet, dat ook aan den Oostkant der stad haven ruimte is geprojecteerd. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 18 September 1940. 119 Als spr. het tweede adres van de K. v. K. doorleest, kan hij zich niet losmaken van de gedachte, dat men daar veel goeds in het voorstel van B. en W. heeft gezien, maar er toch iets van heeft willen zeggen. Im mers, het veemarktprobleem komt in dit adres wel wat op den achtergrond; omdat men zelf wel heeft ingezien, dat een belangrijke verbetering thans nog niet ter sprake is. Men vestigt er nu de aandacht op, dat het verkeers probleem niet voldoende is opgelost. Spr. meent echter, dat zeer zeker door het aanbrengen van een breede brug voor de L. Marktstraat een algeheele verbetering kan ontstaan. De Willemskade wordt hierdoor ontlast, wat ook zeer noodig is, terwijl dan ook het parkeerterrein aan de overzijde kan blijven. De heer Feitsma zeide, dat, toen hij c.s. in 1928 het plantsoentje wilden benutten, het wel heiligschennis leek, en B. en W. het thans zoo maar bij de uitbreiding van de veemarkt betrekken. Spr. wil zich gaarne voegen bij hen. die spraken over heiligschennis. Hij hoopt, dat het plantsoentje behouden zal blijven en vertrouwt, dat B. en W. het niet heelemaal zullen opofferen. Als het zou verdwijnen, zou de entree van de stad zeer ont sierd worden. Men moet echter eerlijk erkennen, dat B. en W. steeds alles doen om de stad een aesthetisch aanzien te geven. Den heer Hooiring, die zich nog niet beraden heeft, herinnert spr. er aan, dat de zaak drie maanden geleden in de Comm. is behandeld, zoodat men zijn geheugen moet opscherpen om te weten, wat daar indertijd is gezegd. (De heer Hooiring: Toen was nog niets bekend i.z. het overleg met de Spoorwegen). Spr. weet dat niet meer precies. De heer Hooiring betreurde het, dat in tweede instantie geen overleg met de K. v. K. is gepleegd. Men kan echter niet van over leg spreken; op zijn hoogst, dat B. en W., als zij het noodig geacht zouden hebben, nog advies van de K. v. K. hadden kunnen inwinnen. Spr. meent, dat èn veemarkt èn industrie én scheep vaartverkeer door het voorstel van B. en W. worden gediend, en dat het niet gewettigd is door den vrij kostbaren bouwgrond van de Wilhelminabaan een ka naal te graven, als een oplossing kan worden gevonden, zooals B. en W. aangeven. De heer Posthuma zegt, dat het vanzelf spreekt, dat, toen bekend was, dat het kanaal om de Zuid zou komen, B. en W. nog eens hebben bekeken, wat als gevolg daarvan eventueel op het uitbreidingsplan moest wor den gewijzigd. Het resultaat was, dat zij meenen, dat de doortrekking van het kanaal door de Wilhelmina baan over kan gaan; een verdere motiveering staat niet in de stukken. Het zou kunnen zijn, dat het is geschied om de daaraan verbonden kosten en dat het te ver krijgen bouwterrein minder zou opleveren, omdat het kleiner zou worden. De voorgestelde wijziging beteekent echter veel meer dan het niet-doortrekken van het kanaalzij wijzigt grondig veel van wat de Raad bij de aanvaarding van het oude uitbreidingsplan heeft aangenomen, n.l., dat er geen gelegenheid zal zijn de veemarkt behoorlijk uit te breiden de kwestie waar het om gaat daar door de verplaatsing van de kippenmarkt naar de vee markt niet kan plaats vinden, een minder goede oplos sing van het verkeer wordt verkregen en men van het plan i.z. een autobusstation afstapt. Spr. is het geheel met den heer Westra eens, dat men dit alles met elkaar in verband moet zien. Beslist de Raad dus het kanaal niet te graven, dan zal men al de genoemde dingen moeten opgeven; ook komt er dan minder laad- en losruimte in het Westen. Hij vindt dit een heel moeilijke zaak en voelt het bezwaar van B. en W.de kosten, zeer goed als argu ment. Bovendien kan men niet in de toekomst zien, doch wel staat voor spr. vast, dat de vooruitgang van de laatste jaren, die nu slechts tijdelijk even stilstaat, weer terug zal keeren. Men zal blijven constateeren. dat de veemarkt in menig geval te klein is geworden, de toevoerwegen, de parkeergelegenheden voor vee- auto's, enz. te gering zijn en er in de L. Marktstraat doorloopend geen doorkomen aan is, noch op den Zui dersingel en zeker niet in den herfst. De heer Molenaar meent, dat dit voorstel voorloopig wel aanvaard kan worden. Het gaat hier echter om een definitieve oplossing; men kan niet eerst deze wijziging aanbrengen en dan verder zien. Spr. gelooft, dat het in de toekomst tot uitbreiding der veemarkt zal komen. Dan kan de Zuidersingel er bij getrokken worden en een deel van het emplacement van de N.T.M., zeggen B. en W. Dat is geen oplossing, als men het verkeers- vraagstuk in die omgeving ook behoorlijk wil regelen, waartoe de Zuidersingel noodig is. Als de brug naar de L. Marktstraat wordt verlegd, zal er nóg een verkeers straat moeten zijn, zoodat de Zuidersingel moet worden ingeschakeld, omdat de L. Marktstraat alleen niet het verkeersprobleem oplost. Wordt een gedeelte der vee markt verplaatst naar het emplacement, dan wordt het een „gebrokenheid"' en is de Zuidersingel geen door gang meer voor voetgangers en auto's. Spr. wil aannemen, dat er kans is op uitbreiding van de veemarkt, als straks de Noordoostpolder gereed is, want Friesland zal doen wat het kan om dezen tot zich te trekken. Daar de door spr. genoemde verbeteringen als kippenmarkt, autobusstation, enz. bij het plan van B. en W. in de knel komen, bovendien een slechtere verkeersoplossing wordt verkregen dan bij het oude plan, is hij, hoewel hij waardeering heeft voor de be doeling van B. en W. geld besparen, toch voor hand having van het oude uitbreidingsplan. Wordt de vee markt weer drukker, dan moet er toch op een of andere wijze uitbreiding komen en die is slechts in den Zuider singel en aan den overkant te vinden. Een oplossing ten koste van het plantsoen, daarover wil spr. niet eens praten dat moet behouden blijven. De heer Praamsma zegt, dat het den heer Molenaar bevreemdt, dat spr. c.s. spraken over verplaatsing van de veemarkt. Het behoeft niet te verwonderen, dat men het hier allereerst heeft over de veemarkt, omdat deze bij het onderhavige plan ten nauwste is betrokken, en over het verkeersvraagstuk te land en te water, waar mede spr. geheel in de lijn van de vorige sprekers is. Hij verwonderde zich er overigens over, dat de heer Molenaar den eventueelen grond van de Wilhelmina baan er bij haalt, in verband met benoodigden woning bouw. Spr. neemt aan, dat B. en W. èn de K. v. K. veemarkt en verkeersvraagstuk een goed hart toedragen, en beide een goede oplossing beoogen. Den Raad rest de vraag: wat is de beste oplossing Er was een uitbreidingsplan afkomstig van dit Col lege. Dit goed voorbereide en er goed uitziende plan wil men nu wijzigen. Waarom? Omdat het groote kanaal ten Zuiden in plaats van ten Noorden van Leeuwarden komt. Spr. geeft B. en W. toe, dat de groote scheepvaart daardoor niet meer zooveel belang bij doorgraving van de Wilhelminabaan heeft, maar een groot deel der andere schippers toch wel. Boven dien was dat kanaal niet alleen voor de scheepvaart, maar om een complex van belangen los- en laadgele- genheid, verkeer, enz., tot oplossing te brengen en een en ander was in het oorspronkelijke plan verwezenlijkt. B. en W. loopen wel wat heel licht over al die belang rijke voordeelen, die voor 100 blijven bestaan, heen. Het bestaande uitbreidingsplan was gedacht als con centratie van alles wat bijeen hoortlos- en laadgele- genheid, pluimveemarkt, autobusstation, enz. En wat het verkeersprobleem betreft, kan spr. zich niet voor stellen, dat men het oplost, zooals B. en W. nu doen. Hij heeft groot respect voor B. en W. en den Techn. Dienst, maar de Verlaatsbrug te verplaatsen naar de L. Marktstraat, lijkt spr. eigenlijk absurd. Wie den

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1940 | | pagina 3