120 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 18 September 1940.
toestand daar kent, vooral op marktdagen, weet, dat
een verbreede brug beter op de oude plaats kan komen
dan hier. Nu zal het verkeer eerst een bocht moeten
nemen en spr. vreest verkeersopstoppingen bij de
L. Marktstraat. Als de brug de eenige verbetering is,
heeft hij daar geen groote verwachtingen van en de
andere belangen zijn nog even urgent als voorheen en
blijven onopgelost. Wat kan er toch gebeurd zijn, dat
het oorspronkelijke goede plan geheel omvergeworpen
is en de Raad nu dit niet-acceptabele plan krijgt? Men
geeft nu een sc/ii/n-oplossing door te zeggen, dat, als
de veemarkt uitgebreid moet worden, de mogelijkheid
daartoe o.a. is het plantsoen er bij te trekken, hoewel
zelfs de heer Molenaar daarvoor niet te vinden is.
Door den Zuidersingel en een stuk van het emplacement
er bij te trekken, ontneemt men de industrie de recht-
streeksche verbinding met het station en dat verkeer
moet dan ook nog door de L. Marktstraat. Hierdoor
wordt geen goede oplossing verkregen en spr. gelooft
niet, dat B. en W. deze hierin zoeken. Immers, hij krijgt
uit het rapport van den Dir. v. G.W. sterk den indruk,
dat deze de plaats van de tegenwoordige veemarkt niet
wil en verre van ideaal vindt. Uit aesthetisch en stede
bouwkundig oogpunt misschien niet, doch spr. c.s. zijn
zoo vrij de markt eenigszins anders te zien en meenen,
dat deze de volle kans tot ontplooiing moet hebben. De
Dir. v. G.W. schrijft wel. dat een eventueele verplaat
sing naar de toekomst moet worden geschoven, spr. is
overtuigd, dat verplaatsing in de bedoeling ligt en zulks
acht hij funest voor veemarkt en stad. Het voorstel van
B. en W, geeft slechts 30 a 40 uitbreiding. Het
plantsoen hiervoor te gebruiken, kan men wel uitscha
kelen. daar hieraan niet getornd mag worden. Dus rest
alleen een deel van het emplacement. Dan mist men niet
alleen den Zuidersingel, maar bovendien waar blijft
de kans op een behoorlijk autobusstation ter plaatse
Al deze bezwaren brengen spr. er toe, zich aan te sluiten
bij den laatsten zin van het adres van de K. v. K.
,,Zou men aan het verkeersvraagstuk niet die beteekenis toe
kennen, welke het eischt. dan zal men uit verkeersoverwegingen
gedwongen zijn straks tot verplaatsing van de veemarkt te
moeten overgaan."
Ook spr. is overtuigd, dat men direct geen belang
rijke uitbreiding van de veemarkt tegemoet behoeft te
zien. Het verkeersprobleem rondom de veemarkt roept
om een oplossing en men heeft hier de kans daartoe
spr. is het eens met de K. v. K., dat met de onderhavige
wijziging beslist wordt over eventueele verplaatsing
van de veemarkt. Hij sluit zich dan ook bij het adres
van de K. v. K. aan behoud van het bestaande uit
breidingsplan omdat men dan alle mogelijkheden
openhoudt, welke voor een belangrijke instelling als de
veemarkt noodig zijn, zooals laad- en losperrons, enz.,
de Zuidersingel blijft bestaan voor bedrijven en in
dustrie, dus de meest logische oplossing. Spr. weet wel,
dat het graven van het kanaal veel geld kost en de te
verkrijgen grond wat duur wordt, maar dat deze daarom
beter voor woningbouw bestemd kan worden gelooft
spr. niet. En als men weet, hoe de gemeente hier steeds
royaal medewerkt, dat de meest ruime complexen grond
voor woningbouw beschikbaar worden gesteld, ver
wondert het hem, dat dit punt hierbij in het geding
wordt gebracht en men dit terrein, voor handel, in
dustrie en scheepvaart van belang en naast de beroemde
veemarkt gelegen, nu niet spontaan beschikbaar stelt
voor dit groote doel.
Den heer Rom Colthoff verwondert het, dat de heer
Molenaar betreurt, dat de kostbare grond van de Wil-
helminabaan niet uitgegeven zou kunnen worden voor
industrie. De gemeente beschikt toch niet over dien
grond? Misschien kan de wethouder dit verklaren.
De heer J. de Boer (weth.) vermoedde al, dat dit
voorstel wel eenige tongen los zou maken. Het is nu
echter uitgeloopen op een discussie over de veemarkt
en niet zoozeer over de wijziging van het uitbreidings
plan, al heeft de laatste spreker ook wel iets anders
dan de veemarkt behandeld.
Verplaatsing van de veemarkt is geenszins de be
doeling van B. en W. Uit hun voorstel blijkt duidelijk,
dat zij, toen bekend was, dat het nieuwe kanaal Zuide
lijk om de stad zou komen, dadelijk hebben nagegaan,
of doorgraving van de Wilhelminabaan nog wel noodig
zou zijn. Het doorgaande scheepvaartverkeer zal nu
immers niet meer door de stad gaan. Oorspronkelijk
waren meerdere plannen tot verbetering van den vaar
weg in overweging, maar daarbij hing de doorgraving
van de Wilhelminabaan vooral af van de vraag, of het
verkeer te water door de binnenstad zou blijven gaan.
Dit blijkt ook duidelijk uit een der rapporten van den
Dir. van G.W. (De heer Westra: Op het uitbreidings
plan staat het nieuwe kanaal wel degelijk ten Noorden
geprojecteerd).
Dat was destijds inderdaad zoo aangegeven, maar
de heer Westra weet ook, dat er drie ideeën waren
het kanaal ten Noorden, het kanaal ten Zuiden en ver
betering van het vaarwater door de binnenstad. Hoe
wel dit laatste plan later geheel van de baan was, is
toch het kanaal door de Wilhelminabaan op het uit
breidingsplan blijven staan. De Dir. van G.W. rappor
teerde hierover indertijd het kanaal staat nu eenmaal
op het uitbreidingsplan: wordt het geschrapt, dan is
het niet meer te herroepen; laat men het staan, dan kan
het later altijd nog achterwege blijven. B. en W. meen
den evenwel, thans te moeten overwegen, of doorgra
ving door de Wilhelminabaan nog wel noodig was. Op
een conferentie, waarop de Hoofdingenieur van den
Prov. Waterstaat, de Hoofdingenieur van den Kanalen-
dienst, de Secretaris van de K. v. K. en de Dir. van
G.W. aanwezig waren, is komen vast te staan, dat uit
een oogpunt van scheepvaartbelang handhaving van
het kanaal door de Wilhelminabaan niet noodig was,
indien het mogelijk zou zijn de Harlingervaart te ver-
breeden en te verdiepen, zoodat aan den wal ter weers
zijden 1000 tons-schepen kunnen laden en lossen en
tegelijkertijd het scheepvaartverkeer normaal kan door
gaan.
Voor het lossen en laden der schepen is het voorts
van belang, dat de kadelengte aanmerkelijk kan wor
den vermeerderd. Volgens het voorstel zal de Harlin
gervaart tot de spoorbrug ter weerszijden worden ver
breed en uitgediept en kademuren worden aangebracht.
Dan kan aan de Noordzijde een kadelengte van 390 m
worden verkregen en aan de Zuidzijde van „deFriesche
Kip" tot aan de spoorbrug 450 m. Bovendien is de
Westelijke haven geprojecteerd met in totaal 700 m en
de Oostelijke met 320 m, samen dus 1860 m meer aan
kadelengte. Nu zal waarschijnlijk de buitengewone
drukte van thans niet duurzaam zijn, maar hoe het zij,
er zal na de totstandkoming niet dadelijk behoefte aan
meer kadelengte te verwachten zijn. Ook aan den Oost
kant der stad zijn immers nog havens geprojecteerd.
Het gaat echter niet alleen om scheepvaart-, maar
ook om veemarkt- en verkeersbelangen. Na de ver
grooting van de veemarkt in 1929 beschikt deze nog
steeds over meer dan voldoende ruimte. Dat beteekent
echter niet, dat B. en W. voldaan zijn over den toestand
der markt en in de omgeving; het laden en lossen van
het vee is lang niet zooals het behoort. Ook het lossen
en opstellen van vee aan de Willemskade en Sophia-
laan laat te wenschen over, zoo ook het parkeeren van
de veewagens. Het parkeerterrein ligt aan de overzijde
van de gracht, zoodat de wagens over de veel te smalle
Verlaatsbrug moeten rijden. Bovendien is die brug nog
dikwijls geblokkeerd door de zeer drukke scheepvaart,
die echter veel geringer zal worden, zoodra het nieuwe
Van Harinxmakanaal klaar is, waarlangs al het groot-
scheepvaartverkeer zal gaan. Alleen de schepen, die in
de stad moeten zijn of in de richting van de Dokkumer
Ee varen, zullen van de stadsgrachten gebruik moeten
maken. Wordt dan een nieuwe brug gebouwd, veel
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 18 September 1940. 121
breeder dan de bestaande, overeenkomstig de andere
nieuwe bruggen, dan zal het ongerief van het verkeer
tusschen veemarkt en parkeerterrein zeer veel vermin
deren.
Er is gezegd, dat de L. Marktstraat het verkeer lang
niet zou kunnen verwerken. Die 10 m breede straat
is daarvoor echter beter geschikt dan de smallere Wil
lemskade. De vernauwing bij de verdiepingsmarkt kan
bovendien vervallen, daar de rij kolommen daar zonder
bezwaar weggenomen kan worden, indien dat noodig
zou zijn.
Spr. wijst er op, dat de Spoorwegen terrein ter be
schikking hebben gesteld, dat met den Zuidersingel bij
de veemarkt gevoegd kan worden. Dat beteekent niet,
zooals de heer Molenaar zeide, dat 30 a 40 van de
tegenwoordige oppervlakte bijgevoegd zal kunnen
worden, maar bijna 50 n.l. 13.500 m2. De N.T.M.
staat 11.500 m2 af (waarbij inbegrepen de Zuidersingel)
de de N.S. 2000 m2. De gelijkvloersche oppervlakte van
de veemarkt bedraagt 23.750 m2. en die van de verdie
ping 5000 m2, dus in totaal 28.750 m2. Het lijkt spr. in
de eerste plaats van belang, dat men hierdoor terrein
beschikbaar krijgt voor het lossen van het vee aan be
hoorlijke perrons met opgangen, zooals dat, ook uit een
oogpunt van dierenbescherming, behoort, terwijl daar
ook balies kunnen worden aangebracht voor het op
stellen van vee. Dan behoeft het lossen en opstellen niet
meer aan de Willemskade en ook niet meer aan de
Sophialaan te geschieden.
De hoofdingang van de veemarkt zal dan naar den
Zuidkant worden verplaatst en de L. Marktstraat dus
vrijkomen, waardoor deze veel geschikter wordt voor
verkeersstraat. Men moet zich voorts t.a.v. het verkeer
afvragen, of drie parallel loopende straten bepaald
noodig zijn. Spr. meent, dat één daarvan kan vervallen,
en wel de Zuidersingel. De wagens, die vee aanvoeren,
kunnen gaan via de Sneekerkade, naar het nieuwe ter
rein naast de Zuidersingel en die gelost hebben, langs
de Sophialaan en L. Marktstraat of Willemskade naar
het parkeerterrein. De Willemskade moet gebruikt
worden voor het lossen en laden van de schepen, zoodat
het van belang is, dat daar geen veewagens meer staan.
Zóó kan men op marktdagen éénrichtingsverkeer ver
krijgen. Spr. gelooft niet, dat er een betere oplossing is.
Men zorge er dan echter ook voor, dat veewagens, die
reeds gelost zijn, direct naar het parkeerterrein rijden.
I.z. de overname van terrein bij de veemarkt zijn in
de met vertegenwoordigers der Spoorwegen gehouden
conferenties enkele voorwaarden gesteld, o.a., dat er
nabij het station voldoende standplaats zou blijven voor
A.T.O.-bussen en -vrachtwagens. Het is wel niet de
bedoeling van B. en W. het is ook niet noodig
het plantsoentje bij de markt te trekken, maar voor de
autobussen e.d. zal toch ruimte gevonden moeten wor
den. Het is ook wel mogelijk, dat het min of meer puntig
uitloopende terrein, gelegen achter het gebouwtje voor
Vreemdelingenverkeer tot aan de vroegere rijwielberg
plaats van het station gebruikt zal moeten worden; dat
neemt evenwel geen grooten hap van het terein er
blijft dan genoeg over voor het beoogde doel.
Op het plan van de K. v. K., die den Zuidersingel wil
behouden, ontstaan a.h.w. twee markten: de oude markt
en een nieuw gedeelte, aan elkaar verbonden juist op
de Sneekerkade, waardoor deze als rijweg komt te ver
vallen en de Zuidersingel niet gemist kan worden.
Volgens B. en W. kan de Zuidersingel wel gemist
worden; in den tijd van enkele grootere markten is deze
immers al zoo dikwijls geblokkeerd geweest, doordat hij
als marktplaats voor herfstkalveren werd gebruikt. De
verplaatsbare balie aldaar is uitsluitend voor dit doel
aangebracht.
Den heer Posthuma antwoordt spr., dat de kosten
hier niet in het geding zijn. Bij den opzet of een wijzi
ging van een uitbreidingsplan speelt het geld niet in
de eerste plaats een rol. Wel gaat het er om, den
grond op de meest doelmatige en economische wijze te
gebruiken. De brug moet daar komen te liggen, waar
het kruispunt komt van de verkeerswegen te land en
te water en daar de L. Marktstraat de verkeersweg
wordt, moet de brug in het verlengde daarvan worden
gelegd. Tegenover de L. Marktstraat, aan de overzijde
van de brug, komt een straat, die verbinding geeft met
de aan te leggen havens en kaden en loopt langs het
bestaande en ontworpen handels- en industrieterrein.
Dit terrein is gelegen tusschen den achterkant van reeds
bestaande industrieën en de te graven havens. Verder
wordt verbinding verkregen via den Heliconweg, Har-
lingerplein tot Harlingerstraatweg en het geheele we
gennet der gemeente.
Wat de verplaatsing van de veemarkt aangaat, spr.
kan zich begrijpen, dat, als over 30 a 40 jaar verder
kan men toch niet in de toekomst zien de veemarkt
weer uitbreiding zou behoeven, het Gemeentebestuur
dan verplaatsing zou overwegen en dan zal er zeker
wel een geschikt terrein aan spoor, weg en water, bin
nen de grens der gemeente te vinden zijn. De ontwik
keling van de stad staat niet stil en men moet dan niet
gebonden zijn, de veemarkt altijd midden in de stad te
houden. Verplaatsing is echter nu allerminst de bedoe
ling van B. en W.; zij hebben immers moeite gedaan
een terrein bij de bestaande veemarkt te krijgen en het
lijkt spr. zelfs mogelijk een nog grooter terrein te vin
den, mits men er geld voor over heeft. Overigens is de
veemarkt reeds eenige malen verplaatst. De Secretaris
van de K. v. K. spreekt daarover in het Gedenkboek
bij het 500-jarig bestaan van Leeuwarden. Eerst was
de Veemarkt op de Nieuwestad, later op het Ruiters-
kwartier, waar toen achter de tegenwoordige fontein
een gracht was die doodliep en later gedempt is. De
straat heette daar toen ook de Oude Koemarkt. Later
is de veemarkt buiten de stadsgracht gebracht, dus
buiten de stad, maar bij elke verplaatsing is zij er op
vooruitgegaan. Men zij dus te dezen opzichte ook niet
te enghartig en te conservatief.
De verkeersoplossing van den heer Praamsma zal tot
groote moeilijkheden leiden; er is geen betere oplossing
mogelijk dan in het voorstel van B. en W. geschetst.
De heer Westra zegt, dat het hier wordt voorgesteld,
alsof het vervallen van het kanaal door de Wilhelmina
baan het noodzakelijk gevolg is van het feit, dat het
kanaal door de stad er niet komt. Dit is toch eigenlijk
de chronologische volgorde uit het verband rukken.
Toen het uitbreidingsplan hier behandeld werd, kwam
daarop voor een kanaal ten Noorden van de stad en
ook het kanaal door de Wilhelminabaan. en pas nadat
dat plan tot stand was gekomen, is ter sprake gebracht
de mogelijkheid van een kanaal door of ten Zuiden van
de stad. Het klopt dus niet heelemaal met de feiten, dat,
nu het kanaal door de stad van de baan is, ook het
kanaal door de (Wilhelmina)-baan van de baan is.
De wethouder wees er op, dat belangrijke uitbreiding
van de veemarkt mogelijk is aan den Zuidersingel en
deze dus eventueel als verkeersweg verdwijnt. Het feit,
dat op sommige tijden de graskalveren tot nu toe reeds
een plaats vonden op den Zuidersingel, deze dus al niet
meer zuiver een verkeersweg was en als „nooduitbrei-
ding" dienst deed, wijst er op, dat de beoogde uitbrei
ding van de veemarkt niet voldoende zal zijn.
Voorts wees de wethouder er op, dat de verplaatsing
van de veemarkt uit het centrum naar de tegenwoordige
plaats buitenkant der stad gepaard is gegaan met
belangrijke uitbreiding dier markt. Spr. wil niet ontken
nen, dat inderdaad onze kindskinderen tot de conclusie
kunnen komen, dat het belang der gemeente opnieuw is
de veemarkt verder naar den buitenkant der stad te
brengen, doch als men het kanaal door de Wilhelmina
baan handhaaft, wordt evenmin iets aan dat verlangen
in den weg gelegd. Verplaatsing is dan nog even goed
mogelijk, doch zal dan niet zoo spoedig aan de orde
komen, maar neemt men het voorstel van B. en W. aan,