126 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 30 October 1940. De heer Van der Schoot werkt graag mede aan iets, wat den kinderen ten goede komt. Bij informatie bleek spr., dat de omwonenden, die bezwaren tegen den speeltuin hebben ingediend, inder tijd hebben gevraagd, om, indien het geheele terrein aan de speeltuinvereeniging zou worden verhuurd, als huurder in aanmerking te mogen komen, om zoo aan hinder te ontkomen. De Dir. van G.W. antwoordde daarop, niets te weten van een aanvrage van de speel tuinvereeniging, maar dat er eventueel rekening zou worden gehouden met de belangen der omwonenden. Dezen hebben daarop de voorwaarden van verhuur gevraagd. Het bevreemdt spr., dat, daar de omwonenden het terrein hebben willen huren, waardoor het dus bleef zooals het was en de hinder voor hen weggenomen zou worden, daaraan geen gehoor is gegeven. Is dit niet naar voren gekomen, of is met de belangen der omwo nenden geen rekening gehouden Het speelterrein grenst n.l. onmiddellijk aan hun achtererven. Al wor den er bepalingen gesteld, om hinder te voorkomen, het lawaai blijft natuurlijk bestaan. Van de omwonenden hebben enkelen geregeld nacht dienst, die dus overdag moeten slapen en ook zijn er oude menschen bij, die last van den speeltuin zullen hebben. Als deze ver van de huizen lag, hadden zij er niets op tegen. De ingang is in de Schubertstraat door een steeg, welke grenst aan de achtererven der bewoners. De kinderen plaatsen daar steeds de fietsen en ook in de Schubertstraat tegen de hekjes van de huizen, welke daardoor beschadigd worden. Is dat niet te verhin deren? (De Voorzitter: Laten ze die dan op het eigen terrein zetten. Er is toch ook een bestuur!). Er is wel een bestuur, maar dat is onbezoldigd en houdt dus geen geregeld toezicht. Waarom is geen rekening gehouden met de aanvrage der omwonenden Dan was dit bezwaarschrift niet noodig geweest. Spr. meent, dat in de stukken als huurprijs 75. is genoemd, doch de speeltuinvereeniging wordt 55. in rekening gebracht. Meenen B. en W., dat deze verhuring door moet gaan, dan onderschrijft spr. de opvatting van den heer De Walle. dat de ingang langs het clubhuis moet komen. De heer J. de Boer (weth.) zegt, dat de speeltuin vereeniging ..Het Westen" thans al een deel van dit terrein gebruikt. Het geheele terrein was in huur bij Van der Hoek, die njet medeweten van B. en W. een gedeelte heeft onderverhuurd aan de speeltuinvereeni ging. Deze kan echter op de zeer beperkte oppervlakte, waarop ook geen plaats voor fietsen is, niet doen wat ze wil. Zoodra zij over het geheele terrein beschikt, zullen B. en W. natuurlijk waarborgen moeten hebben, dat de spelen onder behoorlijke leiding staan, zoodat het geen „wildeboel" wordt, en het eigendom van een ander niet wordt vernield. Ook de speeltuinvereeniging ..Jong Leven" heeft een terrein van de gemeente in huur, evenals dit bouwgrond. Hierover hebben B. en W. nooit klachten vernomen en er zijn geen redenen om aan te nemen, dat zulks hier wel het geval zal zijn. Zouden er toch klachten komen, dan zulien B. en W. natuurlijk maatregelen nemen. Er staat al in de voor waarden. dat de huur te allen tijde kan worden opge zegd. Als het leggen van den ingang langs het clubhuis de goede orde kan bevorderen, willen B. en W. dat gaarne overwegen. Ook zal aan het plaatsen der fietsen aan dacht worden geschonken: dit zal niet op andermans- doch op eigen erf moeten geschieden. Als het terrein op deze voorwaarden aan de speeltuinvereeniging ver huurd wordt, behoeft men geen overlast meer te vreezen. Spr. meent, dat het terrein aan „Het Westen" kan worden afgestaan; dat is echter geen definitieve toe wijzing; zoodra er weer meer behoefte aan bouwgrond komt en de keus op dit terrein valt, zal de speeltuin vereeniging daar moeten verdwijnen. De heer De Walle herinnert nog aan zijn opmerking i.z. het plaatsen van toestellen. Als deze meer in de richting van het clubhuis komen, zouden de omwonen den er weinig last van hebben; de balspelen kunnen dan meer op open terrein gehouden worden. De heer Van der Schoot vraagt nogmaals, waarom geen rekening is gehouden met de in Juni ingezonden aanvrage van de omwonenden om inhuring, welke aan het verzoek van de speeltuinvereeniging vooraf ging. De wethouder zegt: als er door deze verhuring hinder ontstaat, zouden B. en W. de huur kunnen intrekken. Maar er wordt nu al hinder ondervonden en als het geheele terrein bij de speeltuinvereeniging in gebruik komt, zal die nog toenemen. Het terrein, bij „Jong Leven" in gebruik, ligt veel verder van de woningen af dan het onderhavige. Dit grenst onmiddellijk aan de erven der omwonenden en bij „Jong Leven" is de weg er tusschen, wat een zeer groot verschil maakt. Spr. verwacht, dat aan de dingen, door den heer De Walle genoemd, aandacht wordt geschonken, opdat hinder voor de omwonenden zooveel mogelijk worde vermeden. De heer J. de Boer (weth.) zegt, dat, toen de omwo nenden naar het terrein gevraagd hebben, reeds een gedeelte aan „Het Westen" was verhuurd. Nu is een dezer dagen hun verzoek ingekomen, om het geheele terrein te mogen huren. Maar het is spr. niet bekend, of reeds eerder een dergelijk verzoek van de omwo nenden bij B. en W. is ingekomen. De heer Van der Schoot: Op 10 Juni j.l. De Voorzitter zegt, dat het adres der omwonenden was gedateerd 10 Juni en 12 Juni bij den Raad is inge komen. Daarin staat, dat de omwonenden, indien de gemeente geldelijke schade zou lijden, in beginsel bereid zijn het land te huren, of een andere regeling te treffen. M.a.w,, als de gemeente bij niet-verhuring het terrein aan „Het Westen" eenige inkomsten aan huur derft, dit geen reden behoeft te zijn het verzoek van de speel tuinvereeniging in te willigen. Maar dat kan men toch niet opvatten als een verzoek om inhuring. De heer Van der Schoot: In hun schrijven van 3 Juli in antwoord op een brief van Gem.werken van 27 Juni zeggen omwonenden met erkentelijkheid kennis geno men te hebben, dat bij een eventueelen verhuur van land naast Schubertstraat 36 met de belangen der omwo nenden zeer zeker rekening gehouden zou worden. De Voorzitter: Aan wien was die brief gericht De heer Van der Schoot: Aan den Dir. van G.W. En dat gaat toch ook over B. en W. In het genoemde schrijven van 3 Juli staat „Inmiddels hebben de bewoners der Sweelinckstraat mij (adressant) verzocht in verband met de omstandigheid, dat geen verzoek tot inhuring op 1 November nog bij U was ingekomen, er alsnog de aandacht op te vestigen, dat zij zich derhalve be schouwen als eerst zich aangemeld hebbende gegadigden", enz Er was toen n.l. nog geen aanvrage van de speeltuin vereeniging ingekomen. De Voorzitter: Waarom hebben die omwonenden dan geen verzoek tot inhuring gedaan De heer Van der Schoot: Zij hebben bij schrijven van 22 Juni gevraagd om de daaraan verbonden voorwaar den. Daarop is 27 Juni door den Dir. der G.W. geant woord, dat er nog geen aanvrage van de speeltuin vereeniging voor inhuring van het geheele terrein was ingekomen. De omwonenden hebben toen weer geant woord, dat zij zich als eerst-gegadigden beschouwden. Maar de gevraagde voorwaarden hebben zij nooit ge kregen. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 30 October 1940. 127 Punten 10, 11, 12 en 13 (bijl. nos. 101, 96 en 100). Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 14 (bijl. no. 98). Aan de orde is de Tweede Nota van aanmerkingen ten aanzien van de Gemeente- en Bedrijfsbegrootingen, dienst 1939. (Bijlage bij bijl. no. 98). Volgnos. 233 en 256. Met alg. stemmen wordt be sloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W., zooals die in bovengenoemde nota zijn omschreven. Volgno. 264. Kosten van de brandweer. De heer Praamsma meent, dat dit antwoord eenigs- zins langs de opmerking van de Commissie heengaat. Er wordt immers niet op verlaging aangedrongen, maar j er staat gewoon, dat de belooning aan den hoogen kant is. Verder wordt gevraagd onderscheid te maken tus schen dag- en nachturen en er bestaat volgens spr. ook wel aanleiding tot eenig onderscheid. Zich overigens aansluitende bij het antwoord van B. en W., meent spr., dat dit gecompleteerd moet worden met de opmerking, dat deze zaak de aandacht van B. en W. zal hebben. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Volgno. 291. Badinrichting. De heer Posthuma vernam, dat de badinrichting ge sloten zal worden en wil nu deze gelegenheid aan grijpen, om naar de- reden daarvan te vragen. Zijn er geen wegen te vinden, om dit besluit tegen te gaan De Voorzitter antwoordt, dat B. en W. aan alle kanten moeite hebben gedaan om stookolie te krijgen, maar die is er niet. Nu kan men wel zeggen: verbouw de oliestookinrichting dan tot een installatie voor vaste brandstoffen, maar spr. weet niet, of dat met deze wel gaat; overigens zal men toch niet zooveel kunnen stoken als vorige jaren. Bovendien zijn aan verbouwen zulke enorme kosten verbonden, dat B. en W. daar tegenop hebben gezien. Er zaten voorts nog allerlei andere tech nische bezwaren aan vast, die weth. De Boer beter kan toelichten. De heer J. de Boer (weth.) zegt, dat er vele pogingen zijn gedaan om de inrichting op gang te houden. Er is getelefoneerd, gecorrespondeerd, een bezoek gebracht aan het bureau voor aardolieproducten en ten slotte is onderzocht, of misschien met gas iets zou kunnen wor den bereikt, maar ook dit zal niet gaan. Veranderen is niet zoo eenvoudig; dan moet de geheele stookinstallatie verplaatst worden en er zal een binnenmuur uitgebroken moeten worden, wat eigenlijk met eenige vernieling ge paard gaat. Het zou minstens een uitgave van pl.m. 4000.vergen, terwijl het resultaat nog zeer bekrom pen zou zijn. En dan is het nog altijd de vraag, of men wel over de noodige vaste brandstof beschikken kan. Tegen al deze bezwaren hebben B. en W. opgezien. De inrichting zal eenigen tijd stop gezet moeten worden, naar 6. en W. hopen, niet voor langen tijd. De heer Posthuma dankt voor de inlichtingen; hij heeft er dankbaar kennis van genomen, dat de stop zetting slechts tijdelijk is. Volgnos. 291, 318, 319, 365, 371, 435 en 439. Met al. stemmen wordt besloten overeenkomstig de voor stellen van B. en W. Volgno. 481. Subsidie Openbare Leeszaal. De heer Praamsma herinnert er aan, dat dit punt reeds eerder de aandacht van spr. c.s. had. Zij wen- schen niet graag een dergelijke belangrijke instelling het bestaan onmogelijk te maken, maar vinden het onbillijk, dat van de 8400.welke de O.L. in totaal aan sub sidie ontvangt, Leeuwarden alleen reeds 8000.— be taalt. Bij de begrootingsbehandeling is toegezegd, dat B. en W. die daar zelf ook voor voelden bij het bestuur er op zouden aandringen, van andere gemeen ten meer subsidie en daardoor een billijker verdeeling van het totaal te verkrijgen. Hebben die pogingen suc ces gehad De Voorzitter antwoordt, dat het bestuur wel moeite heeft gedaan en spr. hoopt, dat deze kwestie t.z.t. goed geregeld kan worden. Hij meent ook, dat het anders zou moeten, b.v. subsidie naar het inwonertal. Volgno. 481. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Volgno. 529. Kosten toezicht op inning belastingen. De heer Wiersma geeft toe, dat deze kwestie niet zoo belangrijk is, als men weet, wat B. en W. in de eerste Nota van Aanmerkingen opmerkten, dat niet het volle bedrag van 125.,noodig zal zijn. Men moet er echter van uitgaan, dat de vergoeding 10.1 a 15.per schatting bedraagt en de schattingen worden verricht door een ambtenaar van de Grondbelasting, die volledig beschikt over de noodige gegevens, zoodat het niet moeilijk voor hem is, die voor de Straatbelas ting te gebruiken en dan is 10.af 15.per schat ting wel aan den zeer hoogen kant. De schatting voor het vergunningsrecht Drankwet is heel iets anders, waarvoor de belooning echter veel lager is. Spr. c.s. wezen er reeds eerder op, dat de schriftelijke gedachtenwisseling tusschen B. en W. en de Comm. v. O. niet altijd in even aangename bewoordingen is. Dit trof spr. nu ook weer, waar de Comm. spreekt van „een ambtenaar, die het om bijverdienste is te doen" en wat B. en W. daar op antwoorden. Hij wil er zich niet in verdiepen, wie de aanleiding ervan is of wie er zich het ergste aan te buiten gaat, doch het spijt hem, dat men een dergelijk, weinig verheffend, steekspel moet aanschouwen tusschen Nederlandsche instanties, vooral in dezen tijd. De Voorzitter: Als een ander begint te steken, moet men zich dan laten steken? De opmerkingen van B. en W. zijn geen opmerkingen van hen zelf, maar antwoord op opmerkingen welke zij krijgen. Ook spr. vindt een dergelijke manier niet juist, noch er argumenten bij te halen, welke persoonlijk zijn. Het is echter niet de eerste keer, dat B. en W. zich ergeren aan dergelijke opmerkingendeze kunnen evengoed achterwege blijven of op een anderen toon gezegd worden. De heer Botke (weth.) merkt op, dat het niet waar is. dat de ambtenaar van de Grondbel. beschikt over alle gegevens voor de schatting van de Straatbel. Het betreft hier juist schattingen van panden, welke niet voor de Grondbel. zijn gewaardeerd, dus waarvan de gegevens opnieuw moeten worden vastgesteld. Voor schattingen op kosten van ongelijk wordt ook 15. gegeven, zoodat er geen reden is het hier voor veel minder te doen, te meer, daar betrokkene het in zijn vrijen tijd moet doen. Volgnos. 529, 532 en 114. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Woningbedrijf. De heer Praamsma gaat met dit voorstel accoord. maar meent, dat de meest juiste financiering is, een fonds te vormen van den nieuwbouw af tot aan het ouder worden der huizen, waardoor een gelijke druk op de begrooting wordt verkregen. Momenteel bestaat er geen onderhoudsfonds en is de tijd er niet naar dit in te stellen. Spr. c.s. hopen echter, dat er een tijd komt, dat tot een andere financiering kan worden overgegaan. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Geneeskundige armenverzorging De heer Van der Meulen begrijpt uit het antwoord van B. en W., dat dezen over eenigen tijd zullen voor stellen de zaak te laten zooals zij is. Spr. kan niet zeg gen, dat deze gang van zaken hem in allen deele be vredigt. 5 Juni j.l. heeft de Raad het voorstel i.z. de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1940 | | pagina 2