Vergadering van Woensdag 20 November 1940. 128 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 30 October 1940. reorganisatie van den Geneesk. Dienst behandeld. Hij heeft zich toen niet voldoende ingelicht geacht en nadat hij daarna in een afzonderlijke bijeenkomst met dr. Geerlings nog geen voldoende inlichtingen had ver kregen, is den Raad een nader rapport toegezegd en in afwachting daarvan is de reorganisatie uitgesteld. Dit rapport, dat er in de afgeloopen 4 maanden reeds lang had kunnen zijn, is nog niet verschenen. Deze kwestie ligt dus eigenlijk onafgedaan bij den Raad. Deze krijgt nu slechts de mededeeling van B. en W., de zaak voorloopig aan te houden in verband met „den veranderden en onzekeren toestand, die de grondslagen van de uitgebrachte rapporten raakt". Dat de algemeene toestand veranderd is, neemt spr. aan, maar einde Juni, dus na het uitbreken van den oorlog, hebben B. en W. het reorganisatieplan gehandhaafd en in hoeverre is de toestand daarna nog veranderd Is het juist in dezen tijd van voedsel- en brandstof- fennood wel verantwoord de zaak te laten zooals zij is? Spr. acht zich door de enkele mededeeling van B. en W. niet bevredigd en gelooft, dat de Raad deze zaak moet afdoen. Hij hoopt, dat den Raad binnenkort nadere mededeelingen zullen bereiken, vooral als de begrooting 1941 nog lang op zich laat wachten. De heer Feddema (weth.) zegt, dat het rapport van dr. Geerlings o.m. gebaseerd was op het toenemen van het aantal geneeskundig bedeelden en die grondslag is vooral in den laatsten tijd belangrijk gewijzigd. Uit een staatje i.z. het uitgereikte aantal doktersbriefjes blijkt, dat over 1939 ongeveer 1700 zijn uitgereikt, terwijl men over 1940 op pl.m. 1100 rekenen kan, waarbij dan in aanmerking genomen moet worden, dat in de eerste vier maanden van dit jaar wegens de strenge koude vele doktersbriefjes werden verstrekt. Het is spr. bekend, dat thans gemiddeld geen 10 briefjes per week meer uitgaan. Dus krijgt men een verlaging van op zijn gunstigst tot op 500 briefjes. Daardoor is het zeer moeilijk het rapport-Geerlings ongewijzigd te handha ven. Daarbij komt. dat dr. Geerlings door de distributie maatregelen zeer bezet is geweest, zoodat hij geen tijd heeft kunnen vinden om de vele vragen, in de samen komst met de Raadsleden gesteld en vervat in een dos sier van 64 foliovellen, te beantwoorden. Dr. Geerlings is daarin blijven steken en tot overmaat van ramp is hij ziek geworden. Den heer Van der Meulen antwoordt spr., dat het niet de bedoeling van B. en W. is de zaak te laten zooals ze is. Zij willen zoo spoedig mogelijk met een gewijzigd rapport-Geerlings komen, opdat deze zaak toch voortgang kan hebben. De heer Van der Meulen heeft met genoegen ge hoord, dat er zoo spoedig mogelijk een gewijzigd rap port-Geerlings zal verschijnen en vertrouwt, dat dit „spoedig" ook werkelijk spoedig zal zijn. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 15 (bijl. nos. 102 en 103). Den heer Praamsma c.s. verheugt het, dat inmiddels nog een aanvulling op het eerste besluit is gekomen, waardoor het drastische van den maatregel gelukkig reeds is weggenomen. Door dergelijke besluiten echter ontstaat bij belanghebbenden eenige beroering; er rijzen doorgaans diverse vragen, die misschien voor buiten staanders niet voor de hand liggen, maar voor de be trokkenen wel. Daarom kan het geen kwaad, als de Burgemeester nog eenige opheldering zou willen geven. Men heeft hier voorheen steeds onderscheid gemaakt tusschen kroegen, betere genre zaken en sociëteiten. Nu ligt de vraag dus voor de hand vallen alle zaken onder dit besluit of is daarvan bijv. bij machtiging van den Burgemeester ontheffing te verleenen voor hotels t.a.v. reizigers en andere logeergasten, zoodat voor die zaken eenige verruiming mogelijk is De heer Van der Meulen zegt, dat de Raad het be sluit van den Burgemeester heeft te aanvaarden of te verwerpen. Voor amendeeren is geen plaats. Spr.'s fractie vraagt echter, of hier geen aanleiding zou zijn om niet alleen sterken drank, maar ook zwak- alcoholischen onder het tapverbod te doen vallen. Voor zoover spr. is geïnformeerd, is het overmatig gebruik van bier zeker niet minder aanleiding tot dronkenschap dan het gebruik van sterken drank. Spr. meent, dat een tapverbod voor zwak-alcoholischen drank inderdaad overweging verdient. De Voorzitter antwoordt den heer Praamsma, dat hij thans niet volledig op de zaak kan ingaan, maar iemand, die een speciale inlichting wil hebben, kan die bij de politie of bij spr. krijgen. Indien men zich houdt aan de omschrijving onder I van dit besluit, dat handelt over een volledige tap- of slijtvergunning, dan moet men begrijpen, dat alle andere soorten vergunningen daar niet onder vallen. Krachtens de betrekkelijke verordening is het inder daad mogelijk onderscheid te maken in de soort der gelegenheden, maar dat onderscheid bestaat in dit ge val niet. Er is van die verordening geen gebruik ge maakt. Spr. persoonlijk zou voor speciale zaken geen ontheffing willen verleenen. Het verbod moet over de gcheele linie doorgevoerd worden. Den heer Van der Meulen antwoordt spr., dat, toen deze zaak met verschillende personen hier ter stede be sproken is, ook hef Puntzwak-alcoholische drank, naar voren is gekomen. Men meende, dat het gebruik daarvan niet zulke gevaarlijke gevolgen zou hebben als dat van sterken drank. Men moet het verbod ook de wijziging van 4 uur in 8 uur opvatten als een proefneming, waarbij ook aan de wenschen van hen, die graag verkoopen en van hen, die graag gebruiken, wordt tegemoet gekomen. Mochten er zich echter weer zulke gevallen voordoen als die, welke aanleiding heb ben gegeven om op deze verordening aan te dringen en vooral op donkere dagen voorkwamen spr. be doelt niet het te water geraken, maar andere dingen dan zou het tapverbod vroeger moeten ingaan. Zou ook het gebruik van zwak-alcoholische dranken aanleiding geven tot soortgelijke gevallen, dan zal weer getracht moeten worden die den kop in te drukken. Spr. wil echter eens zien, hoe het nu, met zoo weinig mo gelijk dwangmaatregelen, zal gaan. Hij wil er voorts in het openbaar den nadruk op leggen, dat aan de politie is opgedragen, het verbod met alle haar ten dienste staande middelen te hand haven, m.a.w. als geconstateerd wordt, dat het verbod wordt ontdoken, zal de betrokken inrichting zonder meer worden gesloten. Dat is de eenige manier om den maatregel zoo goed mogelijk toe te passen. Het onderhavige verbod en ook de wijziging zijn in volledig overleg en overeenstemming met de Duitsche autoriteiten tot stand gekomen. Met alg. stemmen wordt het besluit van den Burge meester bekrachtigd. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 20 November 1940. 129 Tegenwoordig 25 leden. Afwezig de heeren Bueving, Dijkstra, Geerts, Van der Schoot en aanvankelijk de heer Van Eyck van Heslinga. Voorzitter de heer Jhr. Mr. J. M. van Beijina, Burgemeester. Te behandelen punten 1. Mededeelingen en rapporten. 2. Benoeming krachtens artikel 57 der Nijverheids- onderwijswet van twee gedelegeerden der gemeente in het bestuur der Vereeniging voor Middelbaar Tech nisch- en Ambachtsonderwijs voor het jaar 1941, wegens periodieke aftreding van de heeren J. de Boer en A. P. Balk. 3. Alsvoren van twee gedelegeerden der gemeente in het bestuur der Leeuwarder Industrie- en Huishoud school voor het jaar 1941, wegens periodieke aftreding van de heeren G. Botke en M. Meek. 4. Alsvoren van twee gedelegeerden der gemeente in het bestuur van de Christelijke Industrie- en Huis houdschool voor het jaar 1941, wegens periodieke af treding van de heeren J. Turksma en mr. J. Algera. 5. Benoeming van een lid van de Commissie van toezicht op het Middelbaar Onderwijs, wegens perio dieke aftreding van den heer K. Eriks. 6. Alsvoren van een leeraar in de Nederlandsche taal en letterkunde aan het Gymnasium voor den cursus 1940/41. 7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verleenen van eervol ontslag aan J. de Vos als onderwijzer aan gemeenteschool no .3 (bijlage no. 107). 8. Alsvoren tot het verleenen van eervol ontslag aan P. van der Molen als hoofd van gemeenteschool no. 1 (bijlage no. Ill 9. Alsvoren tot aankoop van het perceel Boterhoek no. 173 van L. Eygelaar (bijlage no. 104). 10. Alsvoren tot ruiling van grond aan den Opgang en de voormalige Wissesstraat met S. Riedstra (bijlage no. 109). 11Alsvoren tot verpachting van de opbrengst van de marktgelden der Zaterdagavondmarkt aan de afd. Leeuwarden van den Provincialen Frieschen Bond van Marktkooplieden en Venters (bijlage no. 110). 12. Alsvoren tot verpachting van de exploitatie van de buffetten in het Beurs- en Waaggebouw en den Prinsentuin aan de N.V. Concertzaal Schaaf (bijlage no. 105). 13. Alsvoren tot wederverhuring van een perceel grond voor een schiphuis aan het Vliet aan D. Arends (bijlage no. 108). 14. Alsvoren tot wederverhuring van een perceel grond voor een schiphuis aan het Vliet aan J. Dantuma (bijlage no. 116). 15. Alsvoren tot verhuring van een perceel grond, deel uitmakende van het weiland „De Lange Negen" aan het Vliet aan W. en J. Drijver (bijlage no. 106). 16. Alsvoren tot het verstrekken van gelden aan de Ned. Hervormde Schoolvereeniging voor het verande ren van de centrale verwarming in het schoolgebouw Druifstreek no. 72 (bijlage no. 112). 17. Alsvoren tot vaststelling van het bedrag der vergoedingen en het bedrag der voor vergoeding in aanmerking komende uitgaven, bedoeld in art. 103, tweede lid, der Lager-onderwijswet 1920, over het jaar 1939 (bijlage no. 115). 18. Alsvoren tot vaststelling van de vergoeding ex artikel lOlbis (vakonderwijs) der Lager-onderwijswet 1920 over het jaar 1939 (bijlage no. 114). 19. Alsvoren tot vaststelling van een verordening betreffende het bewaren en ter beschikking stellen van afvallen van levensmiddelen en het ter beschikking stellen van dierlijke afvallen en van cadavers van hon den en katten (bijlage no. 113). Punt 1. Wordt medegedeeld a. dat Ged. St. hebben goedgekeurd de Raadsbe sluiten van 30 October 1940 tot verpachting van diverse vastigheden en landerijen en tot aankoop van een ter- reintje nabij de Aagje Dekenstraat b. schrijven van den heer J. K. Dijkstra, houdende bericht, dat hij ontslag neemt als lid van den Raad c. verslag omtrent den toestand van het gymnasium over 1939. Voor kennisgeving aangenomen. d. verslag omtrent den toestand van het lager on derwijs over 1939. Wordt voorgesteld dit verslag voor kennisgeving aan te nemen. De heer H. de Boer heeft bemerkt, dat aan twee openbare scholen geen ouderavonden zijn gehouden de reden weet hij niet. Hij spreekt den wensch uit, dat in den vervolge aan alle scholen ouderavonden zullen worden gehouden, ter wille van het contact tusschen ouders en school. De heer Turksma (weth.) antwoordt, dat blijkens de hier bekende gegevens, aan scholen 2 en 11 in 1939 geen ouderavonden zijn belegd. Gewoonlijk gebeurt dat aan school 2 niet, omdat het een opleidingsschool is. Het verslag wordt voor kennisgeving aangenomen. e. verzoek van R. Jeelof e.a. om maatregelen te nemen, waardoor de gem. badinrichting niet behoeft te worden gesloten. Wordt voorgesteld dit verzoek bij de begrooting te behandelen. De heer Meek vraagt, welke reden B. en W. hebben om dit adres bij de begrooting te behandelen. De Voorzitter antwoordt, dat de eenige reden is, dat op de begrooting rekening is gehouden met sluiting dei- badinrichting. Het gaat B. en W. er niet om, dit spe ciaal bij de begrooting te behandelen, maar het gebeurt met het oog op de financieele gevolgen, die eventueel aan heropening vastzitten. De heer J. de Bruin geeft toe, dat bij de begrooting eigenlijk meer de financieele gevolgen van sluiting der badinrichting aan de orde zijn, maar meent thans toch de aandacht te moeten vestigen op dit adres, onder teekend door ruim 200 personen, waaruit blijkt, dat de gem. badinrichting in een behoefte voorziet en in het belang van de volksgezondheid dient te blijven bestaan. Spr. vraagt B. en W„ wanneer deze kwestie bij de be grooting onder oogen wordt gezien, dan niet uit te gaan van het standpuntwelke nadeelen sluiting heeft, maar een calculatie over te leggen van de kosten voor ver bouw van de stookinrichting, om te beoordeelen, of het financieele offer te groot is in verhouding tot het be lang, dat stad en gemeentenaren bij de inrichting hebben. De heer J. de Boer (weth.) antwoordt, dat het de bedoeling is bij de begrooting uitvoerige mededeeling te doen van de pogingen, gedaan om sluiting van de bad inrichting te verhinderen, en van de motiveering, waar om ten slotte tot sluiting moest worden overgegaan. Dan kan de Raad zelf oordeelen en de zaak vooraf in de Secties bespreken. B. en W. zullen de betrekkelijke stukken overleggen. De heer Posthuma heeft in de vorige vergadering i.z. de sluiting van de badinrichting welke gevolg zou zijn van het feit, dat er geen stookolie te krijgen was gevraagd, of men ook onder oogen had gezien de kos ten, verbonden aan het verbouwen van de stookinstal- latie, waardoor deze met andere brandstof gestookt zou kunnen worden. B. en W. antwoordden daarop, dat de mogelijkheid bestond, dat er ook voor een ver bouwde installatie geen brandstof zou zijn. De Raad is er toen niet verder op ingegaan, omdat men dit bezwaar voelde. Dat de wethouder deze zaak thans naar de begroo ting verwijst, houdt dit in, dat er een andere motivee ring komt, welke hier buiten staat? Immers, heeft spr.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1940 | | pagina 1