132 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 December 1940. De heer Praamsma heeft niets op de aanbeveling tegen. In dit bestuur bestaat echter reeds lang een andere vacature een A.R. vacature om het zoo te zeggen welke natuurlijk de belangstelling van spr. c.s. heeft. Waarom is daarin nog niet voorzien? In den brief van het Bestuur staat wat eigenaardig „Onze gevoelens zijn, dat tevens dient te worden voorzien in de vac.-mevr. A. van RaaijRonhaar." Daar dit een vacature is. behoeft het gevoelen van het Bestuur er toch niet over kenbaar gemaakt te worden? Bovendien bestaat ze reeds geruimen tijd, terwijl de onderhavige vacatures pas 31 December a.s. ontstaan. Spr. c.s. hadden dan ook graag nu in de bestaande vacature voorzien. Komt er spoedig een aanbeveling? De heer Feddema (weth.) antwoordt, dat zeer bin nenkort in de vac.-mevr. Van Raaij—-Ronhaar zal worden voorzien. B. en W. maken de aanbeveling op, na het Bestuur van M.H. te hebben gehoord en in dit geval is het Bestuur gevraagd of het prijs stelde op vervulling van de vacature, omdat de verordening spreekt van minimum negen Bestuursleden of maximum elf. Er zijn thans tien leden, dus wordt ook zonder voorziening in die vacature aan de verordening vol daan. Nu het Bestuur wel prijs stelt op vervulling, zijn B. en W. bezig candidaten te zoeken. Benoemd worden de aanbevolenen sub 1 met 21 stemmen (1 biljet voor alle namen blanco). Punt 5. De aanbeveling van Curatoren luidt als volgt 1. Jhr. Mr. M. van Beijma 2. Mr. E. Schotman. Benoemd wordt de heer Jhr. Mr. M. van Beijma met alg. stemmen. Punt 6. De aanbevelingen der Commissie luiden als volgt A. vac.-J. P. Smit, meerderjarig onderwijzer O.L. onderwijs 1J. P. Smit, Fonteinstraat 9d, 2. H. y. Westerhuis, Coornhertstr. 29a. 3. O. Sipma, De Ruijterweg 3 B. vac.-mej. T. Heuvel, meerderjarig onderwijzeres bijz. lager onderwijs 1. mej. T. Heuvel, Meezenstr. 1, 2. A. Veeneklaas, Tj. Hiddesstr. 1 3. G. de Hoo, Schrans 35 C. vac.-K. van der Schaaf, vader van een kind op een O.L. school 1K. van der Schaaf, Bildtschestr. 36a, 2. A. Schrijver, Groningerstraatweg 229, 3. R. van der Noord, Verstolkstr. 38; D. vac.-J. Tjemmes, vader van een kind op een bijz. lagere school 1. J. Tjemmes, Mr. P. J. Troelstraweg 138, 2. A. J. Feddema, Engelschestr. 34, 3. J. W. Haverkamp, Harlingerstr.weg 71 E. vac.-F. van Dijk, meerderjarig inwoner 1F. van Dijk, Doelestr. 4, 2. J. Brolsma, Pieter Langendijkstr. 20, 3. J. Zwikstra, Poppeweg 69. Benoemd worden de aanbevolenen Sub A 1 met alg. stemmen; sub B 1 met 21 stemmen (Van der Schaaf 1 stem); sub C 1 met 21 stemmen (mej. Heuvel 1 stem); sub D 1 met 21 stemmen (Van Dijk 1 stem) en sub E 1 met 21 stemmen (Tjemmes 1 stem). Punt 7 (bijl. no. 129). Met alg. stemmen wordt beslo ten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 8. De aanbeveling van Curatoren luidt als volgt J. N. H. de Jongh te Amersfoort (thans te Leeu warden). De heer Rom Colthoff zegt, dat in deze aanbeveling staat J. N. H. de Jongh, in die van punt 9 J. H. N. de Jongh. Wat is juist? De Voorzitter antwoordt, dat de heer De Jongh het zelf wel het beste zal weten. Hij schrijft zelf J. H. N.; in de betrekkelijke stukken stond echter J. N. H. Benoemd wordt de aanbevolene met alg. stemmen. Punt 9 (bijl. no. 131). De aanbeveling van B. en W. luidt als volgt 1. mej. A. C. Bakker te Amsterdam; 2. mej. E. J. N. van der Slooten te Utrecht 3. J. N. H. de Jongh, alhier. Benoemd wordt mej. Bakker met 15 stemmen (mej. Van der Slooten 5 en de heer De Jongh 2 stemmen). Punt 10 (bijl. no. 133). De aanbeveling van B. en W. luidt als volgt mej. M. J. E. Sanders te Heemstede. Benoemd wordt de aanbevolene met 19 stemmen (Kolthoff 1 stem, 2 blanco). Punt 11 (bijl. no. 130). De aanbeveling van B. en W. luidt als volgt H. V. Leopold te Assen. Benoemd wordt de aanbevolene met 19 stemmen (Cardozo 1 stem en 2 bilj. blanco). Punt 12 (bijl. no. 121). De aanbevelingen van B. en W. luiden als volgt tijd. leeraar in Engelsch E. G. Schaapman tijd. leeraar in Boekhouden, enz. J. van Kuik, beiden reeds tijdelijk als zoodanig werkzaam. Benoemd worden de aanbevolenen met alg. stemmen. Punten 13 en 14 (bijl. nos. 123 en 125). Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 15 (bijl. no. 124). De heer Praamsma c.s. zijn het met B. en W. eens, dat het aanbeveling verdient, deze perceelen voor volkstuintjes beschikbaar te stellen. Gezien het aantal gegadigden, dat reeds een tuintje heeft gevraagd, lijkt het spr. c.s. wenschelijk, deze zaak per advertentie onder de aandacht van de burgerij te brengen en als dan, juist in dezen tijd, meer grond beschikbaar wordt gesteld, zou dat hun sympathie hebben. Zoo b.v. het stuk aan het einde van de Goudsbloemstraat, dat nu weiland is; het thans beschikbaar gestelde heeft gediend als opslagplaats van grind en basalt en is dus minder geschikt. De heer J. de Boer (weth.) antwoordt, dat het terrein aan het einde van de Goudsbloemstraat cultuurgrond is. Het was als weiland verhuurd aan Bergsma, totdat de Basaltmij. er gedeeltelijk bezit van genomen heeft voor storting van grind en basalt. Voor Bergsma heeft dit nu geen waarde meer als weiland; voor tuintjes kan het nog geschikt gemaakt worden. Het gedeelte weiland moet echter aan hem blijven. De heer Praamsma: Is er niet meer grond voor volks tuintjes De heer J. de Boer (weth.); Thans niet. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 16, 17 en 18 (bijl. nos. 122, 135 en 119). Met alg. stemmen wordt besloten over eenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 19 (bijl. no. 128). De heer Meek c.s. gaan met het voorstel accoord. omdat het in te richten persgasstation verscheidene belangen zal dienen. Hebben B. en W. echter zeker heid, dat de Gasfabriek voldoende gas kan leveren De heer Praamsma zegt, dat de zinsnede in het voor stel, dat de Commissie zich met deze zaak heeft veree- nigd, eenigszins onjuist is. Dit is echter geen verwijt. Den leden der Reinigingscommissie is verzocht hun meening schriftelijk kenbaar te maken, wat ook spr. heeft gedaan. Daarna is de zaak nog uitvoerig in de Comm. besproken. Hij heeft volle waardeering voor de gedachte van de twee commissieleden welk idee het College overgenomen heeft omdat uit de betreffende Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 December 1940. 133 toelichting is gebleken, dat ook zij getracht hebben er het beste van te maken. Na ernstige overweging blijft spr. echter bij zijn schriftelijk advies, dat zijn fractie onderschrijft. Het uitgangspunt van de overige com missieleden is anders, dus hun conclusie ook. Spr. acht het gebrek aan benzine van tijdelijken aard dit kan toch niet tot in lengte van jaren duren en daarom moet men een tijdelijke oplossing zoeken, doch met de op te richten persgasinstallatie verkrijgt men een op lossing, bedoeld om vele jaren te functioneeren. Spr.'s tijdelijke oplossing bindt verder tot niets. Het hulp- materieel kan t.z.t. volwaardig worden overgedragen aan plattelandsgemeenten, die het toch nog steeds gebruiken. Wie in den laatsten tijd de zaak van het persgas in ons land heeft gevolgd, weet, dat ook daarin groote gevaren schuilen. B.v. dat door het maken en geregeld tanken van gecomprimeerd gas niet genoeg zal over blijven voor licht, koken en gasmotoren. Bovendien zal het de vraag zijn, of de gemeente de zaak zelf in handen houdt en mag weten, wie wel of niet mogen tanken, omdat, als de installatie gereed is, men iets heeft, dat misschien steeds meer kolen eischt ten bate van anderen èn andere bedrijven waarbij de gemeente geen belangen heeft. In de Comm.vergadering deelde weth. De Boer dit inzicht. Spr. is het eens met weth. De Boer, dat er hier nog veel kan gebeuren en dan juist aan den Reinigingsdienst hooge eischen zullen worden gesteld en men klaar moet zijn. Doch gesteld, dat de Gasfabriek gebombardeerd wordt, dan heeft men letterlijk niets, omdat alles op één kaart is gezet en ligt de geheele Reinigingsdienst stil. (De heer Meek: Dan is er nog de benzine!) Dan moet men ook al direct aan benzine worden ge holpen. Spr.'s voorstel kan onder alle omstandigheden dienen. Daar nog iederen dag voor minder noodzakelijk vervoer benzine beschikbaar wordt gesteld, moet er toch voor dit noodzakelijke vervoer nog een zekere toe wijzing, zij het niet voldoende, te verkrijgen zijn. Dan zou men het automaterieel naar behoefte al of niet buiten werking kunnen stellen en door het aannemen van meer of minder tijdelijk personeel èn het aanschaf fen van divers hulpmaterieel met paardentractie, bij springen waar dat noodig is. Misschien is het maar voor een jaar. Overigen? bestaat de motortractie bij de Reiniging nog niet zoo lang en men heeft toch altijd met paardentractie gewerkt? Bovendien gaat het hier om het afleggen van kleine afstanden. Dat de zaak van het persgas elders reeds in kannen en kruiken zou zijn, zegt spr. niets. In Limburg b.v. wordt mijngas, dat tot nu toe als waardeloos ontsnapte, voor dit doel aangewend. Hier staat de zaak echter anders. Spr. geeft toe, dat paarden thans duur zijn en niet gemakkelijk te krijgen. Wel was er tijdens de paardenvordering een vervoerverbod, doch met eenige moeite zijn ze thans te krijgen. Ook hulpmaterieel is te koopen of te maken. Hij meent, dat men beter thans tot deze reorganisatie kan overgaan, dan dat men er later plotseling voor wordt gesteld. Het bezwaar van de stal- ruimte deelt spr. niet. Bij het abattoir en elders is ruimte te vinden. Ook meer personeel zal zeker te krijgen zijn. Deze oplossing zou oneconomisch zijn, is er gezegd. Hij gelooft wel, dat deze méér zal kosten; of ze daarom minder economisch is, is de vraag. Een groot deel toch bestaat uit loon, dat men juist in dezen tijd hier gaarne uitbetaalt. Hij onderschat den financieelen kant niet en weet, dat alles moeilijker wordt, doch in dit geval ont moet een hooger bedrag bij spr. c.s. geen bezwaar. De gedachte, welke hen ook bij de begrooting zal leiden, is, dat de volksgemeenschap een eereschuld heeft jegens de burgers, die ons land in mobilisatie en oorlog hebben ge diend en nu werkloos zijn en zij thans gelegenheid heeft iets van die eereschuld af te doen. Hier is volwaardige arbeid met alle voordeelen voor de betrokkenen. Iedere particulier, die thans werk laat uitvoeren, ieder bedrijf, dat deze menschen kan plaatsen, voele dit als plicht. Laat ook de gemeente haar plicht doen en deze men schen aanstellen. Is er weer genoeg benzine, dan zal de oorlog over zijn en zullen velen werk kunnen vinden bij den opbouw. Hier kan de gemeente iets doen en daarbij speelt méér geld geen rol. De heer IJtsma vraagt, gezien de belangrijke materie aan deze zaak verbonden, dit onderwerp eerst in be sloten zitting te behandelen. Inmiddels verheugt hem wat hier namens de a.r. is gezegd. Het spijt hem alleen, dat er een oorlog noodig was om tot een meening te geraken, welke anderen al lang hadden. Met dit voorstel komt zeer sterk de gaspositie in het geding, hoewel daarvan uit de stukken niets blijkt. Het eenige is, dat de Dir. der Reiniging in een zijner brieven berekent, hoeveel het zal kosten, als een 8-tal wagens op gecomprimeerd lichtgas zal loopen, maar verder hoort men niets. Spr. had graag gezien, dat meer aandacht aan de gas positie was geschonken. Het is hem nu onmogelijk zich uit te spreken, hoe nuttig en belangrijk deze zaak ook is. Het voorstel ligt al te simpel voor den Raad. Ware de persgasverstrekking slechts ten behoeve van de Gem.- reiniging, maar het gaat grootendeels om de voorziening van particuliere bedrijven Spr. zou gaarne ingelicht worden over de gaspositie. Men kan hierbij een vergelijking maken met een der andere punten (rapport i.z. de Gem.badinrichting) waarbij de Dir. van Gem.werken zegt: „De Dir. der Gem. Lichtbedrijven is mede geen voor stander van het toepassen van gas, omdat het geens zins vast staat, dat deze brandstof gedurende den winter beschikbaar zal zijn." Deze zaak houdt ten nauwste verband met de alge- meene gasvoorziening en daarom vraagt spr. behande ling in besloten zitting, of meent men, dat deze zaak af gehandeld moet worden, zonder dat de Raad eenigen kijk heeft op de gevolgen hiervan voor de gaspositie in het algemeen? De heer Hooiring zegt, dat, is hij goed ingelicht, de persgasinrichting in de Wijbr. de Geeststraat, dus in de bebouwde kom, zal komen. Hebben B. en W. ernstig overwogen, of dit wel wenschelijk is? Spr. hoorde, dat daar nogal eenig gevaar aan verbonden kan zijn. Hij zou de inrichting liever wat meer buiten de bebouwde kom zien. Is dat nog mogelijk, of staat genoemde plaats reeds vast? De heer Posthuma ondersteunt het voorstel om dit punt in besloten vergadering te behandelen. Dat juist de heer Praamsma opmerkte, dat er meer werkgelegenheid zal moeten worden geschapen een der belangrijkste dingen, die bij dit voorstel aan de orde komen doet spr. genoegen. Voor hem domineert echter deze vraag wat zou het resultaat zijn van den arbeid der Reiniging bij doorvoering van die gedachte? Kan de dienst dan aan normale eischen voldoen? Spr. hoopt, dat de wethouder deze vraag uitvoerig wil be antwoorden, opdat den Raad goed duidelijk worde, dat het er niet om gaat een werkobject te zoeken, maar een belangrijken tak van dienst zoo goed mogelijk te doen functioneeren. Mevrouw Van Dijk—Smit zegt, dat zij reeds lang ge streden heeft voor het plaatsen van werkkrachten bij de Reiniging, wat daar heel gemakkelijk gaat, omdat het ongeschoolden kunnen zijn. Spr. nam altijd het stand punt in, dat mechanisatie wel mooi en gemakkelijk is. maar daardoor toch heel wat minder menschen te werk gesteld worden. Daarom ook heeft zij de Faunwagens tot het laatst toe geschuwd. Zij was nü een dergenen die in de Comm. voor de Reiniging bezwaren hebben ingebracht tegen het aanschaffen van paarden. Men kan wel paarden koopen, maar het wordt een groote uitgave, want de Directeur acht plm. 45 paarden (a 1200.tot 1500.— per stuk) noodig. En dan moeten ze nog gevoed worden! Bovendien moeten het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1940 | | pagina 2