140 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 December 1940. De heer J. de Boer (weth.) sluit zich gaarne aan bij de waardeering van den heer Posthuma voor het per soneel van Gemeentewerken. Hij zal die woorden over brengen. De Groningerstraatweg is ook al besproken bij de vorige begrooting. Ook B. en W. meenen, dat deze wegverbetering zeer noodig aangepakt moet worden. Spr. heeft het vorige jaar al medegedeeld, dat nog on derhandelingen met het Rijk gaande zijn; dit moet de plannen nog goedkeuren, want het gaat hier om een Rijksweg. Deze onderhandelingen loopen wel niet stroef, maar het vlot niet i.z. de goedkeuring. De ambte naren, met wie de onderhandelingen gevoerd worden, staan op hetzelfde standpunt als B. en W., nl., dat de goedkeuring nu eindelijk eens af moet komen. B. en W. hebben alle hoop, dat het antwoord van den Rijks waterstaat spoedig zal komen, zoodat binnenkort met den Groningerstraatweg kan worden begonnen. Daarbij hopen zij, de materialen te kunnen krijgen; tegenwoordig een groot probleem Het vorige jaar deelde spr. mede, dat met saneering van de Weerklank zou worden doorgegaan, en dat, als het niet anders kon, de gemeente ten slotte de over blijvende perceelen zou aankoopen. Dat is nog steeds het standpunt van B. en W„ maar, alvorens met af braak te beginnen, dient men eerst onderdak voor de bewoners te hebben, ook al zouden voor hen geen nieuwe huizen gebouwd behoeven te worden. B. en W. meenen, dat zoo mogelijk met den bouw van arbeiderswoningen moet worden doorgegaan, hetzij van gemeentewege, hetzij door een bouwvereeniging. Er is reeds een plan bij zoo n vereeniging in de maak. Den laatsten tijd heeft spr. daar echter weinig van gehoord. B. en W. zullen nagaan, of, als men materiaal kan krij gen, het Rijk bereid is een bijdrage te verkenen. Het is zeer waarschijnlijk, gezien de materialenprijzen, dat de huurprijzen den kostprijs van de woningen niet goed zullen maken. De gemeente zal een deel van het even- tueele tekort voor haar rekening moeten nemen en het Rijk het grootste deel. Zou men zoo tot overeenstemming kunnen komen, dan gelooft spr., dat B. en W. bereid zijn dien woningbouw te bevorderen en een voorstel te doen. Er zijn nog veel panden, die noodig onbewoonbaar verklaard moeten worden. Maar vooral in dezen tijd is men, ook op aandrang van bovenaf, daarmede wat voorzichtig. Men kan wel onbewoonbaar verklaren, maar de betrokkenen moeten ander onderdak kunnen vinden, alvorens tot ontruiming kan worden overge gaan. Het uitvoeren van werkobjecten is behalve voor de werkverruiming ook van belang voor verbetering van de stad. Er zijn diverse posten voor op den Kap.dienst aangebracht. Men kan echter niet met de werken be ginnen, alvorens men zekerheid t.a.v. de materialen heeft. Voor het kantoorgebouw c.a. der Lichtbedrijven is al lang geleden een aanvraag om materiaal bij .Wederopbouw" ingediend, maar al verleent deze in stantie de vergunningen, daarmede zijn de materialen er nog niet. En men kan niet met het werk beginnen en daarna op materialen wachten; dat zou veel te kost baar zijn en ook niet in het belang van de uitvoering. Verbetering van de Tontjespijp en van den Gronin gerstraatweg is in voorbereiding. De doortrekking van den Pasteurweg zit, zooals bekend, op één eigenaar vast; spr. hoopt, dat de onderhandelingen daarover een goed verloop zullen hebben. Het is de bedoeling om van den Dokkumertrekweg voorloopig het eerste gedeelte, Camstraburen, te ver beteren. Er is veel rijverkeer langs de vaart in verband met de vele opslagplaatsen daar; ook de wal moet noo dig vernieuwd worden. De verbetering van den Mr. P. J. Troelstraweg is reeds in uitvoering. Iedereen weet echter, dat dit een heel lastig werk is. Wanneer het klaar zal komen, valt thans niet te zeggen. Het is aanbesteed en de aannemer doet inderdaad zijn best om het zooveel mogelijk voort gang te doen hebben, maar dat het stagneert, is niet te verwonderen. De verbetering van het gebouw Raadhuisplein 30 staat op het program. Voorts kan spr. mededeelen, dat, zoodra Ged. Staten het gewijzigde Uitbreidingsplan hebben goedgekeurd, de verbreeding van de Harlingervaart en het graven van de havens kan worden voorbereid. Of de uitvoering zal geschieden in werkverruiming via het Werkfonds, is nog niet bekend. Deze werken zullen vrij zeker voor medewerking van het Werkfonds in aanmerking komen. Den heer Meek antwoordt spr., dat de duurtetoeslag reeds in 1939 in het Centraal Orgaan is besproken en via dat orgaan ook met het betrokken Departement. Sedertdien is echter heel wat gebeurd in ons land en dat was oorzaak, dat deze zaak is blijven liggen. Het onderwerp heeft alle aandacht van B. en W., maar zij kunnen daar niets meer aan doen; het moet centraal geregeld worden. Zoodra mogelijk, zal het C.O. de zaak echter weer ter hand nemen. De centrale rioleering zit inderdaad aan het Uit breidingsplan vast. Deze zal volgens de lijn van de hoofdstraten, voorkomende op het Uitbreidingsplan, aangebracht moeten worden en zoodra dit vastgesteld is, kan men er verder aan doorwerken. Misschien zullen deskundigen geraadpleegd worden. Spr. geeft toe, dat het asfalt van Stationsweg en Sofialaan niet zeer fraai is. Dat ligt vooral aan den ondergrond, welke zeer slecht was. Het was beter ge weest, dien een meter of meer uit te graven en aan te vullen met zand. Asfaltwegen hebben echter wel eens het gebrek, dat er scheuren in komen, wat niet te voor komen is. In Amsterdam komt dat nog veelvuldiger voor dan hier. De asfaltwegen van Leeuwarden kunnen nog heel goed tegen die van andere plaatsen uit. T.z.t. zal er echter aandacht aan geschonken worden. Werkverruimingswerken in versneld tempo uitvoeren, wat de heer Praamsma bepleitte, willen B. en W. wel overwegen, maar men moet daar niet te veel op rekenen. Er is op gewezen, dat het werk aan de Beursbrug te lang heeft geduurd. Het had, achteraf bezien, misschien iets minder lang kunnen duren, maar er zijn ook ver schillende factoren aan te wijzen, die een stagnatie van eenige weken tengevolge hebben gehad. Het kan nü niet zoo vlot gaan als anders. Het vrij groote terrein in den Boterhoek, waar de heer Praamsma op wees, is geen gemeenteterrein, maar behoort aan een bouwvereeniging, met welke reeds is besproken, of de gemeente het in eigendom kan krijgen. Misschien zou het geschikt zijn voor staanplaats van vrachtwagens; het is echter ook nog wel voor iets anders noodig. Zou er voor de vrachtwagens op het Oldehoofsterkerkhof ruimte te kort zijn, dan is er mis schien wel gelegenheid die uit te breiden. Alle vracht wagens, welke thans bij de Bleeklaan parkeeren, daar te plaatsen, zal waarschijnlijk niet gaan. Spr. dacht, dat daarvoor in die omgeving wel een geschikte plaats te vinden zal zijn. Dat in 1939 van den post onderhoud straten en pleinen, 7000.is overgehouden, zooals de heer Praamsma opmerkte, kan wel een gevolg zijn van de weersgesteldheid vorst e.d. Diens opmerking i.z. meer onderhoud aan straten en pleinen zal spr. aan Gem.- werken overbrengen en aan die zaak doen wat mogelijk is. Toen hier echter destijds een lijst was van uit te voeren onderhoudswerken, o.a. Wester- en Amelands- pijp, achtte de heer Praamsma die niet noodig. Men zal echter erkennen, dat reeds verleden jaar de verbetering aan straten en speciaal aan pijpen onvoldoende was. Ook de Emmakade stond op die lijst. Zou deze, bijna een kilometer lange straat geheel hersteld worden, dan was er een belangrijk bedrag mee gemoeid. Het ware te overwegen, deze kade aan een belangrijk vaarwater van een ander wegdek te voorzien. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 December 1940. 141 Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling. Aan de orde zijn de Uitgaven. Volgnos. 98 t/m 120a worden onveranderd vastge steld. Volgno. 121. Onderhoud van reddingsmiddelen, af sluitingen, enzf 1.455. De heer IJtsma zegt, dat in de Secties gewezen is op de noodzaak van een betere aanduiding van hekken en stoepen in verband met de verduistering en verzocht is de noodige maatregelen te treffen. B. en W. antwoorden in de Mem. v. A.. dat de veiligheid van het voet gangersverkeer er ongetwijfeld mee gediend zou zijn, als de eigenaren deze voorwerpen wit zouden schilderen, en zij vertrouwen, dat de betrokkenen in dezen vol doenden burgerzin zullen hebben. Spr. zag liever, dat B. en W. maatregelen troffen, opdat de burgerij wete. dat deze obstakels binnen zeer korten tijd dienen te verdwijnen, en zij daartoe goedschiks overga. Er moet dan ook niet op aangedrongen worden deze wit te verven, waardoor betrokkenen denken, dat de toestand bestendigd kan worden. De heer Praamsma dankt voor het antwoord van B. en W. i.z. het gevaar voor de voetgangers, veroor zaakt door de uit de Haniasteeg en IJpe Brouwerssteeg komende rijwielen. Hij heeft echter geen antwoord ge kregen i.z. het gevraagde toezicht op het verbod van het plaatsen van rijwielen en vuilnisemmers aan den openbaren weg. Wel willen B. en W. betrokkenen palen en hekken wit laten verven. Spr. krijgt daardoor eigenlijk het gevoel, dat het dus niets hindert als iemand zijn nek breekt over een rijwiel of vuilnisemmer, want die voorwerpen maken het gaan op straat in duisternis vaak levensgevaarlijk. Hij hoopt, dat deze vraag niet heelemaal aan de aandacht van het College is ontsnapt, alsnog radicale maatregelen mogen worden verwacht en iederen burger op zijn plicht wordt gewezen. Volgnos. 121-122a worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 123. Onderhoud van de badinrichting aan den Wissesdwingerf 2.700. Den heer Meek is het antwoord van B. en W. niet duidelijk. Wat omvat de wijziging van de stoolc- installatie en hoe is de opzet van het geheel Zoo eenigszins mogelijk, moet de stookinrichting worden gewijzigd en de badinrichting blijven bestaan. Uit het aantal gebruikte baden welke cijfers spr. citeert blijkt, dat de gem.badinrichting een belangrijke hygiënische instelling is. Door de mindere verstrekking van zeep wordt het voor de menschen toch al steeds moeilijker voor de noodige verschooning te zorgen. Spr adviseert dan ook, alles in het werk te stellen om de badinrichting in stand te houden. De heer Molenaar zegt, dat thans voor de derde maal de badinrichting ter sprake komt. In de antwoorden van B. en W. werd steeds min of meer vaag uitgesproken, dat de wijziging van de stookinstallatie nogal wat zou kosten. In het adres i.z. instandhouding van de bad inrichting werden ook nadere gegevens gevraagd over die kosten. Uit de Mem. v. A. blijkt, dat wijziging ongeveer f 1300.zal vergen. Het stemt vreugdevol, dat allen ook B. en W. unaniem meenen, dat de badinrichting in een groot belang voorziet. Het feit, dat er in 1939 27000 baden zijn genomen, buiten die door militairen, bewijst dat en spr. gelooft, dat 1300.— daaraan wel besteed mag worden geacht, als het ten minste mogelijk is brandstof te krijgen. Eén badinrichting is voor een stad als Leeuwarden méér dan noodzakelijk. Spr. erkent de moeilijkheden, maar meent toch, dat de Raad zich moet uitspreken, 1300.voor wijziging over te heb ben en hij doet het volgende voorstel ,,De Raad, betreurende het feit, dat B. en W. de gemeentelijke badinrichting wegens gebrek aan stook olie hebben moeten sluiten kennis genomen hebbende van het bedrag 1309. dat voor ombouwen van de stookinrich- ring tot installatie voor vaste brandstof begroot is van meening. dat deze kosten niet hoog zijn te noemen gezien het belang dezer inrichting voor de volks gezondheid vaststellende, dat uit een ingekomen adres vol doende is gebleken, dat deze inrichting in een be hoefte voorziet verklaart zich bereid genoemd bedrag voor om bouw der stookinrichting te voteeren en noodigt B. en W. uit na te gaan, of voor deze inrichting over vaste brandstof kan worden beschikt en indien dit het geval is, zoo spoedig mogelijk tot ombouw en her opening over te gaan." De heer Balk is een voorstander van de badinrichting. Uit ondervinding weet hij, dat het de eenige inrichting ter plaatse is, waar ieder gebruik van kan maken, en zoo'n badhuis zeer opvoedend werkt. Men weet niet hoe het in deze tijden met de volksgezondheid zal gaan; het zal kunnen gebeuren, dat er een epidemie uit breekt zooals in den wereldoorlog de Spaansche griep en dan is het goed een dergelijke inrichting te hebben. Wat de brandstof betreft, men weet, dat het voor de Gasfabriek moeilijk is genoeg gas te maken, maar cokes heeft zij voldoende. Kan niet met de Gasfabriek over legd worden of de cokes, welke zij niet aflevert, voor de badinrichting kan worden benut De heer J. de Boer (weth.) antwoordt den heer Meek, dat de stookinrichting in een hoek staat en daarom niet met kolen gestookt kan worden. De ketel moet dus wor den verplaatst, als gevolg waarvan een muur uitgebro ken dient te worden. Voor 4000.heeft men een qeheel nieuwe installatie, doch de bestaande kan ver bouwd worden voor pl.m. 1300.B. en W. willen nagaan, of er brandstof beschikbaar kan worden gesteld. Daar de eigen gebouwen en instellingen de cokes van de Gasfabriek reeds afnemen, is er waarschijnlijk niet voldoende meer voor de badinrichting. Men heeft vrijwel iederen hl. noodig voor de reeds genoemde gebouwen. Er is overwogen de installatie met gas te stoken, doch dit is niet mogelijk gebleken. Het verbouwen zou heel wat meer kosten en bovendien had de Dir. van de Gasfabriek er overwegende bezwaren tegen. (De heer IJtsma Dat staat niet in de stukken). Het is inderdaad onderzocht, maar bleek te bezwaar lijk. (De heer Van der Meulen Waarom Dat rapport is hier niet. Er zal nu getracht worden vaste brandstof te krijgen, als de Raad voor ombouw 1300.over heeft. De Voorzitter zegt, namens B. en W.. dat dezen het voorstel-Molenaar overnemen. De heer Botke (weth.) zegt, dat de kosten over 5 jaren verdeeld uit den gewonen dienst betaald kunnen worden, evenals dit met wijziging van andere stook inrichtingen het geval is geweest. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het door B. en W. overgenomen voorstel-Molenaar. Volgno. 123 wordt dienovereenkomstig uitgetrokken op 6222.50. Volgnos. 124-127 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 128. Onderhoud van straten en pleinen f 51.000.-. De heer Molenaar zegt, dat B. en W. in de Mem.v.A. schrijven, dat het onderhoud van de bestrating tusschen en naast de rails berust bij de vergunninghouders. In hoeverre geldt dat Op de Emmakade b.v., waar de bestrating tusschen de rails haast van de eene brug naar de andere is, zal dat moeilijk gaan. De heer J. de Boer (weth.): Bedoeld is de bestrating tusschen de beide sporen van de rails.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1940 | | pagina 6