Vergadering van Woensdag 19 Februari 1941. 4 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 29 Januari 1941. Den heer Praamsma, die vroeg, of portieken ook als voor het publiek openstaande ruimten moeten worden opgevat, antwoordt spr., dat daarbij in de eerste plaats gevraagd moet worden of de voorwerpen, staande in voor het publiek openstaande ruimten daar op voor anderen hinderlijke of gevaarlijke wijze staan. Is het een particulier huis, waar niemand 's avonds iets te maken heeft, kan men moeilijk van „hinderlijk" of „gevaarlijk" spreken. Staan echter fietsen of andere voorwerpen autopeds, kinderwagens e.d., in de portiek van een goed beklanten winkel, dan kan dit zeer wel gevaar op leveren. Zet men een fiets op een stoep voor een huis. waar practisch nooit publiek over loopt, dan heeft niemand daar bezwaar tegen, maar zet men een fiets tegen een muurtje of hekje van een voortuintje, dan kan iemand, voor wien in den donkeren avond de hekjes een richt lijn zijn, daar tegenop loopen. Men moet öf de fiets in het voortuintje zetten öf in de gang öf niet fietsen. De Burgemeester van Utrecht heeft op grond van een ar tikel der Gemeentewet een dergelijke bepaling gemaakt. Spr. meent, dat zulks een uitzondering moet blijven. In het algemeen moet die bevoegdheid aan den Raad worden gelaten. Daarom heeft de Commissie voor de Strafverordeningen gemeend, in het belang van de vei ligheid van het publiek, den Raad het onderhavige ar tikel te moeten voorleggen. Met wat de heer IJtsma vroeg zijn B. en W. doende, doch dat valt niet onder dit artikel. De heer IJtsmaEen hek op een stoep is toch een voorwerp, dat gevaar kan opleveren. De Voorzitter meent, dat deze kwestie in dit verband juridisch moeilijk is op te lossen. De heer IJtsma ziet deze kwestie practisch. Is een hek of een paal dan geen voorwerp De Voorzitter zegt, dat dan ook een huis als een voorwerp aan een stoep zou kunnen worden be schouwd. Spr. gelooft niet, dat de onderhavige bepaling deze kwestie kan oplossen. B. en W. willen haar hier ook liever niet bij onderbrengen. Zij zijn doende de ge vaarlijke hekken met de gevaarlijke stoepen in één ar tikel samen te vatten. De heer IJtsma wilde dus eigenlijk dit alles onder het onderhavige artikel laten vallen. Het ware misschien te probeeren, maar een gevaarlijke stoep of keldergat kan men toch moeilijk een gevaarlijk voor werp in den zin van dit artikel noemen een keldergat is zelfs een negatief voorwerp De heer IJtsma heeft zijn vraag juist gesteld, omdat hij wat verlegen zat met de keldergaten e.d. Spr. wil afwachten, wat de Comm. voor de Strafverordeningen in dezen zal doen. Hij had liever gezien, dat een en ander direct in dit artikel opgenomen was. Als men hier lan ger mee draalt, komt er misschien weer niets van, want men gaat langzamerhand weer den tijd tegemoet, dat men niet meer zooveel last van de verduistering heeft. Als aanstonds verschillende hinderlijke dingen ver dwijnen, blijven toch de hekjes e.d. nog over. De Voorzitter zegt. dat wat de heer IJtsma wil, door een artikel als het onderhavige strafrechtelijk niet is te bereiken. Zou men kunnen zeggen, dat zoo'n hek hinderlijk gebruikt werd, dan lag de kwestie gemakke lijker. B. en W. zouden nog eens kunnen zien. wat in dezen te doen is. De Comm. voor de Strafverordeningen heeft echter hierbij speciaal de fietsen e.d. op het oog gehad. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van de Comm. voor de Strafverordeningen, j zooals dit bij monde van den Voorzitter is gewijzigd. Punt 10 (bijl. no. 5). De heer Praamsma verzoekt, namens zijn fractie, deze belangrijke zaak drie weken aan te houden. Spr. c.s. hebben haar slechts vluchtig kunnen bezien en weten, dat het hier een moeilijk, maar zeer belangrijk voorstel betreft. Daar deze zaak sinds 1933 aanhangig is, zal er geen bezwaar zijn, dat de Raad eenige weken uitstel krijgt, alvorens haar te behandelen. De Voorzitter antwoordt, dat B. en Wer geen be zwaar tegen hebben op drie weken komt het niet aan. Spr. wil echter aan het uitstel verbinden, dat, als de leden amendementen zouden willen indienen of „tech nische" vragen stellen waarover de Raad zonder meer heel moeilijk zou kunnen oordeelen, zij deze tijdig, b.v. uiterlijk met een week, bij B. en W. inzenden. Immers, zonder voorafgaand advies technischen uitleg in den Raad te geven, is moeilijk voor B. en W. en bij uitstel kunnen vooraf de vragen en antwoorden aan den Raad worden overgelegd, waardoor de discussies worden bekort. De heer Praamsma gaat hiermede accoord. Met alg. stemmen wordt besloten het voorstel van B. en W. aan te houden tot de volgende vergadering. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 Februari 1941. 5 Aanwezig 26 leden. Afwezig de Burgemeester en de heeren J. de Boer, Turksma en Bueving. Voorzitter*: de heer G. Botke, wethouder. Te behandelen punten 1. Vaststelling van de notulen der vergadering van 20 November 1940. 2. Mededeelingen en rapporten. 3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot benoeming van een lid van de Financieele Commissie, vacature- IJ. de Walle (bijlage no. 12). 4. Alsvoren tot overplaatsing van A. Roosma als hoofd van gemeenteschool no. 13a naar gemeenteschool no. 1 (bijlage no. 15). 5. Alsvoren tot overneming van de stoep, gelegen voor het perceel Bagijnestraat no. 56 (bijlage no. 13). 6. Alsvoren tot aankoop van E. de Jong van een strookje grond, gelegen op den hoek van de Ijsbaan- straat en de Houtdwarsstraat (bijlage no. 19). 7. Alsvoren tot verhuring van den winkel op den hoek van de Tuinen Z.Z. en de Voorstreek aan D. A. Dirks (bijlage no. 17). 8. Alsvoren tot verhuring van de perceelen Droe- vendal no. 1, Oude Oosterstraat no. 4, St. Jacobsstraat no. 33, Ossekop no. 2, Ossekop no. 2a en Berlikumer- markt no. 15 (bijlage no. 14). 9. Alsvoren tot beschikbaarstelling van gelden voor verbetering van het gebouw Raadhuisplein no. 30 en, in verband daarmede, tot wijziging van de begrootingen der gemeente en der Gemeentewerken, diensten 1940 en 1941 (bijlage no. 16). 10. Alsvoren tot vaststelling van verordeningen tot het verleenen van een tijdelijke toelage aan het ge- meentepersoneel en tot wijziging van de Kinderbijslag verordening (bijlage no. 18). Punt 1. De notulen worden onveranderd vastgesteld. Punt 2. Wordt medegedeeld a. dat Ged. Staten 1. de ontvangst hebben bericht van een afschrift van het Raadsbesluit van 29 Januari 1941 tot wijziging van de Alg. Politieverordening 2. hebben medegedeeld de goedkeuring door den Secretaris-Generaal van het Dep. van Binnenlandsche Zaken van het Raadsbesluit van 17 December 1940 tot vaststelling van het percentage voor de straatbelasting over 1941 3. hebben goedgekeurd de Raadsbesluiten van 28 Augustus 1940 tot wijziging van de begrootingen van de gemeente, het Grondbedrijf en het Woningbedrijf, dienst 1940, en van 29 Januari 1941 tot verhuring van het kassierskantoortje aan de Veemarkt, koop van de woning Seringebuurt no. 9 en verkoop van een strookje grond aan de Westerparkstraat b. rapporten omtrent kasopneming van het Gemeen telijk Grondbedrijf en de Gemeentewerken. Voor kennisgeving aangenomen. c. verslag van de Commissie tot wering van school verzuim over 1940. Wordt voorgesteld het verslag voor kennisgeving aan te nemen. De heer H. de Boer zegt, dat in het verslag opvalt, dat het aantal verzuimen zoozeer is toegenomen van 151 in 1938 tot 291 in 1940. Als oorzaken noemt de Commissie het bezet zijn van verschillende scholen, de groote afstanden, welke de kinderen nu moeten afleg gen, het handhaven van den zomertijd gedurende den winter, het niet meer verstrekken van schoolvoeding, enz. Bedenkelijk is echter, dat van de 291 verzuimen 239 absoluut ongeoorloofd bleken te zijn, waarvan J4 deel als oorzaak „spijbelen" had, wat spr. heel erg vindt. Ook de Comm. denkt er zoo over. Zij schrijft „Meermalen kwam het voor, dat de ouders moesten erkennen geen voldoende ontzag over hun kinderen te hebben. Dergelijke kinderen loopen groot gevaar tot vagebondisme te vervallen. Het verdient aanbe veling maatregelen te beramen om hieraan paal en perk te stellen." Spr. laat in het midden, of het gemakkelijk is maat regelen te nemen, doch dit ontheft de gemeenschap niet van haar plicht te doen wat mogelijk is. Het eenvou digst zou zijn de oorzaken weg te nemen, zoodat alle scholen weer kunnen worden bezocht en de kinderen geen lange afstanden meer behoeven te loopen, de zomertijd niet meer gold, enz., doch daarin staan Raad en B. en W. nu eenmaal machteloos. En wie zal zeggen, dat de toestand nog niet erger zal worden naarmate de oorlog voortduurt en scherpere vormen aanneemt? In het zwaar getroffen Rotterdam moet te dezen reeds van „periculum in mora" gesproken worden. In December 1940 heeft de bekende Kinder rechter mr. Overwater door de pers een beroep gedaan op de ouders in zijn Arrondissement om te waken over hun kinderen en mede te helpen de misdadigheid en bandeloosheid onder de jeugd te beteugelen. In een publicatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek las spr. „De jeugdcriminaliteit stijgt in Rotterdam onmis kenbaar in een vorm, die tot ongerustheid aanleiding moet geven, gelukkig slechts in een mate, dat beteu geling mogelijk is, mits alle krachten daarvoor wor den ingespannen, preventief en repressief naar de eischen van dezen moeilijken, doch niet hopeloozen tijd." Deze waarschuwing is ter harte genomen, want in Rotterdam heeft een bespreking plaats gehad onder leiding van den weth. van Ond„ waarbij uitgenoodigd warenonderwijzersorganisaties, Oudercommissies, vertegenwoordigers van kinder- en zedenpolitie, ambte naren der Kinderwetten, jeugdvereenigingen en bestu ren van jeugd- en volkshuizen. Er heeft zich een Comité gevormd, dat een Raad van Initiatief in het leven heeft geroepen, waarvan de weth. van Ond. voorzitter is. Spr. veroorloofde zich deze uiteenzetting om aan te toonen. dat het om een zeer ernstig vraagstuk gaat, dat vroegtijdig onder oogen moet worden gezien. Het ver slag van de Comm. is een waarschuwing, welke men ter harte moet nemen. Laat men hopen, dat hier van stijging der jeugdcriminaliteit nog geen sprake is om dat te kunnen beoordeelen, zou men inzage moeten heb ben van de politierapporten doch men trachte erger te voorkomen. Zoo ergens, dan geldt hier voorkomen is beter dan genezen. Natuurlijk moet de Leeuwarder toestand met Leeuwarder oogen worden bekeken en dienen de te nemen maatregelen dienovereenkomstig te zijn. In de eerste plaats moeten de ouders den ernst der tijden voor hun kinderen beseffen en hun volle mede werking verleenen; daarnaast moet de gemeenschap al het mogelijke doen om de jeugd tegen de gevaren van den tijd te beschermen. Het is niet spr.'s bedoeling B. en W. te vragen, wat zij van plan zijn te doen. Hun toezegging, dat het ver slag van de Comm. de volle aandacht zal hebben, is spr. voldoende, overtuigd als hij is, dat zij alles zullen doen om het toenemende ongeoorloofde schoolverzuim met de daaraan verbonden gevaren tegen te gaan. Nu is het nog tijd erger te voorkomen. De Voorzitter onderschrijft persoonlijk hetgeen de heer H. de Boer heeft gezegd. Het is echter niet zoo gemakkelijk in dezen maatregelen te treffen. Zoo ja, dan had de Commissie zelf wel de richting aangegeven, waarin iets gedaan zou kunnen worden. Deze materie heeft reeds lang de aandacht van B. en W. gehad. Zij hebben eenige jaren geleden een

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1941 | | pagina 1