14 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 12 Maart 1941.
trekken, maar dat allen willen medewerken aan het
algemeen belang, dat op den voorgrond staat. Bij dit
voorstel gaat men er echter van uit, dat door werk
gevers alleen getrokken wordt naar den kant om de
verordening zoo licht mogelijk te maken en men kan
zich niet indenken, dat er vakmenschen zijn, die een
bouwverordening, welke de beunhazen aan banden legt,
van harte toejuichen. Er was overigens alleen inzage
gevraagd, of gelegenheid practische wenken te geven.
Daarbij hield de gemeente toch het heft in handen om
de zaak vast te stellen, zooals zij wilde. Spr. meent, dat
de vroegere Inspecteur voor het Woningtoezicht een
vrij wat beteren kijk hierop had dan de Comm. v. O.W.
Die schreef indertijd
,,dat bij beoordeeling niet uit het oog moet worden verloren de
wijze van toepassing door den aangewezen dienst en juist bij de
uitvoering der onderscheidene bepalingen door overleg met de
betrokkenen vaak wel meer werd bereikt dan binnen de grenzen
dier bepalingen gelegen was."
Dat is de practijkDeze zaak is sinds 30 Aug. 1933
op de helling geweest, zoodat men overleg intusschen
onder oogen had kunnen zien.
In dit verband wijst spr. daar speciaal op n.a.v. de
zaak, welke zich in deze verordening voordoet, n.l. het
keuren der materialen (art. 76). Hoe deze keuring ook
uitvalt, de kosten daarvan zijn altijd voor den bouwer,
d.w.z. als een technisch ambtenaar meent, dat een
bouwer geen goed materiaal gebruikt en dit aan keuring
blootstelt, krijgt de bouwer de kosten, ook al worden
de materialen goedgekeurdDat kan tot de grootste
willekeur leiden. Zonder dat de gemeente of de betref
fende dienst risico loopt eenige kosten te betalen, kan
de laatste steeds willekeurig keuring vragen op kosten
van den bouwer. Dat acht spr. onjuist. Had men hier
over overleg met belanghebbenden gepleegd, dan was
misschien een redactie gekozen, welke beide partijen
had bevredigd.
De heer J. de Boer (weth.) zegt, dat de heer
Praamsma heeft gesproken over het feit, dat er geen
overleg met de bouwers is gepleegd en dat de vorige
Insp. voor het Woningtoezicht er een andere meening
op na hield dan de Comm. v. O.W. (De heer Praamsma:
Een betere meening.)
De heer Tillema was indertijd ook in de Comm. v.
O.W. aanwezig; toen heeft hij als zijn meening te ken
nen gegeven, dat hij het niet juist vond over de ontwerp
verordening, waarin ook strafbepalingen voorkomen,
overleg met belanghebbenden te plegen. Over de be
palingen van het Wetboek van Strafrecht pleegt men
toch ook geen overleg met de overtredersDe heer
Tillema kan wel gezegd hebben, dat men i.z. de juiste
uitvoering van de verordening verder komt door met
elkaar overleg te plegen, in plaats van de daarin ge
noemde maatregelen als intrekking van bouwvergun
ning, enz. op te nemen. Maar dat is heel wat anders
Wat de totstandkoming van de nieuwe bouwveror
dening betreft, waren de Dir. van Gem.werken, de
Comm. v. O.W. en de heer Tillema het eens, dat over
leg hieromtrent te ver ging. Loon- en dienstregeling e.d.
hebben een geheel andere strekking en daaromtrent
heeft overleg meer zin.
De heer Algera zegt, dat in het voorstel enkele
woorden zijn gewijd aan het standpunt van de min
derheid, waar spr. niet veel aan toe te voegen heeft.
Het is ontegenzeggelijk lastig, wanneer er een open
ruimte tusschen de keuken en het bijgebouwtje is, vooral
in den winter. Dan vriest door de warmte-ontwikkeling
in de keuken de buitendeur dicht, zoodat men er uit
noch in kan komen. Ook is het erg bezwaarlijk, altijd
door de kou te moeten om kolen te halen. De Insp. voor
het Woningtoezicht beroept zich bij deze kwestie vooral
op de volksgezondheid. Het lijkt spr. niet bevorderlijk
voor de gezondheid van de bewoners, vooral in den
winter, als men steeds van de warmte in de koude moet,
om naar het bijgebouwtje te komen. De Inspecteur zegt,
dat, wanneer het bijgebouwtje en de keuken aan elkaar
vast worden gebouwd, dit een belemmering is voor de
vrije toetreding van licht en lucht. Dit gevaar acht spr.
niet overwegend en hij gelooft niet, dat men uit over
weging om daaraan te voldoen, den eisch van het prac
tische belang voorbij moet zien en het amendement
daarom zou moeten afwijzen. B. en W. erkennen trou
wens ook, dat de open ruimte ongerief oplevert, dat
h.i. echter op andere wijze kan worden ondervangen,
al zeggen zij er niet bij hoè.
Het ingediende amendement is uiterst onschuldig
het behoort immers tot de groote uitzonderingen, dat
B. en W. overbouw kunnen toestaan en zij kunnen
daarvoor ook nog nadere eischen stellen. In de eerste
plaats moeten belanghebbenden zelf weten, of zij een
verzoek tot het overkappen willen indienenhet is
mogelijk, dat iemand zegt; ik maak er geen gebruik van.
Laat men den menschen echter toch deze vrijheid geven
om, indien gewenscht, een andere oplossing te kunnen
zoeken; B. en W. hebben toch altijd het recht het ver
zoek niet toe te staan. Nu is het misschien niet zoo
gemakkelijk voor B. en W., te weten in welk geval
zij het zullen toestaan of niet, maar er zijn toch objec
tieve criteria te vinden, waarop zij kunnen beslissen,
b.v. dat het slechts wordt toegestaan bij een bepaalde
gevelbreedte. B. en W. hebben volledige vrijheid te
besluiten zooals zij willen en bovendien kunnen zij
nadere eischen stellen, o.a. aesthetische. Kan het amen
dement nog onschuldiger
De heer Meek geeft voorkeur aan glasoverkapping.
Dat is de overweging waard en zou door B. en W.
als eisch kunnen worden gesteld, waardoor de licht-
toetreding verzekerd is. Bovendien zou de bepaling
alleen gelden voor die open ruimten, welke op den dag
der inwerkingtreding dezer verordening bestaan. Spr.
meent, dat er tegen dit amendement nimmer bezwaren
kunnen zijn.
Mevrouw Van DijkSmit schaart zich bij hen, die
tegen overkapping van de open ruimte zijn. Laat licht
en lucht Uw woning binnentreden Spr. ziet als huis
vrouw niets goeds komen uit overkapping van de open
ruimte. Uit hygiënisch oogpunt kan men het slechts
toejuichen, dat deze blijft. De keuken wordt dan niet
bedompt en het stof van anthraciet en turf uit het bij
gebouwtje komt er niet binnen. Eenige jaren geleden
heeft de Voorzitter gezegd, dat het bij brand een groot
bezwaar was, dat de achtererven vol werden gebouwd
met hokken en hokjes en zij meent zich zelfs te herin
neren, dat er indertijd een vergunning voor een bouw
plan aan de Willemskade daarom is geweigerd. Laat
men zich houden aan hetgeen B. en W. voorstellen en
de open ruimte in geen geval bebouwen.
De heer Praamsma kan niet met de redeneering van
mevr. Van DijkSmit accoord gaan. Als men haar
hoort, ware het beter heelemaal geen dak op het huis
te hebben, om nog meer frissche lucht te krijgen.
Het betreft hier echter zoo n minieme kwestie, dat
spr. zich niet kan voorstellen, dat men dusdanige be
zwaren kan aanvoeren. Vele huizen hebben een uitge
bouwde keuken en een bijkeuken van minimale afme
tingen. Deze bergplaats mag staan op 2*/2 m afstand
van het huis en zat zij er aan vast gebouwd, dan zouden
zoo wordt de zaak hier ongeveer voorgesteld de
bewoners sterven aan gebrek aan zuurstofHoe kan
men de kwestie van een kleine open ruimte zoo op
schroeven. Wat is er op tegen die ruimte b.v. met glas
te overkappen, zooals de heer Meek aangeeft, waar
door het licht vrij kan toetreden Laat men den men
schen deze vrijheid toch gevenBovendien is het
immers aan B. en W. om het toe te staan of te weigeren.
Men beschouwe een woning niet alleen uit aesthetisch
oogpunthet komt ten slotte neer op de practische be
woonbaarheid voor het gezin. Overkapping van de
open ruimte vindt men aan alle kanten der stad. Laat
men het maar eerlijk zeggen, het duurt maar even en de
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van V/oensdag 12 Maart 1941.
15
bewoners hebben het toch voorelkaar gebracht en dan
gebeurt het onaesthetisch en ondoelmatig, terwijl er
alles vóór is, dat het ordentelijk geschiedt. Houden B.
en W. al of niet toestaan in handen, dan let de Techn.
dienst er op en zal overkapping den woningen ten
goede komen.
De heer J. de Boer (weth.) antwoordt, dat het hier
gaat om gesloten bebouwing, waarbij het van belang is,
dat de achtergebouwen niet te groot worden, omdat de
vrije toetreding van licht en lucht daardoor wordt be
lemmerd. Een diepte van 2Yi m mag uitgebouwd wor
den en een breedte van 2 m. Zoo was het en blijft het
en dat is beter, dan wanneer er een lange sliert van 4
of 5 m achter het hoofdgebouw komt. Dat is trouwens
ook alleen in Leeuwarden zoo. In andere steden houdt
men de bijgebouwen ver verwijderd van het hoofdge
bouw. Doch als een huis zóó ingericht is, dat men voor
allerlei dingen op de bijgebouwtjes is aangewezen, dan
deugt het huis niet. Het is hier regel geworden, heel
ondiepe huizen te bouwen en daarachter een lange sliert
bijgebouwtjes. Brengt men den achtergevel verder
achteruit, dan kan men in huis alles onderbrengen, wat
noodig is. Bij den middenstandsbouw is meestal een
kelderlaat men dien wat grooter maken, dan kan
daarin brandstof worden geborgen. Dan behoeft men
nooit naar buiten om kolen te halen en wordt voldaan
aan art. 26, dat elke woning een brandstoffen-berg
plaats moet hebben. De achtergevelrooilijn laat heel
goed toe, de woningen dieper te maken en dan kan ook
de brandstoffenbergplaats binnen aangebracht worden.
Achter een uitbouw van 2.50 m is het altijd mogelijk
een brandstoffenbergplaatsje aan te brengen ter hoogte
en breedte van 1 m, dan heeft men berging voor 20
hl. En door in den tusschenmuur een of meer openingen
te maken, kan men de kolen binnenshuis uitscheppen.
Er zijn verschillende methoden om er aan te ontkomen,
dat men voor het halen van brandstof door de buiten
lucht moet. Het storten kan dan buitenshuis geschieden.
De heer Meek sprak t.a.v. de open ruimte over een
oplossing met glas. De wanden kunnen toch niet van
glas zijn. (De heer Meek: Ik bedoel een overkapping
van glas.)
Dat de heer Meek een dergelijk iets voorstelt, be
grijpt spr. niet. Het is toch een eisch van volksgezond
heid en volkshuisvesting, de huizen zoo goed en doel
matig mogelijk in te richten en dan beginne men niet
aan een langeren uitbouw dan 2.50 m. Dat is uit hygi
ënisch en bewoonbaarheidsoogpunt bij de gesloten be
bouwing, welke men hier veelal heeft, af te keuren.
Trouwens, ook bij de open bebouwing aan den Har-
lingerstraatweg staan de bergplaatsen op vrij grooten
afstand van de hoofdgebouwen. Architecten van naam
op het gebied van stedebouw en volkshuisvesting
denken er niet aan dit anders te doen. Licht en lucht
moeten vrij kunnen toetreden en spr. heeft zoojuist al
aangetoond, dat er t.a.v. de berging van brandstof wel
een andere oplossing te vinden is.
De heer Van der Schoot komt ter vergadering.
De heer Algera heeft met genoegen den wethouder
gehoord, waar dezen het had over de mogelijkheden om
aan de bezwaren tegemoet te komen van het halen van
brandstof door van de bijkeuken uit brandstof te kun
nen scheppen. Dit is echter alleen mogelijk, als alleen
de bi/keuken is uitgebouwd. Nu is echter op zich zelf
het gebruik van de door den wethouder bedoelde hok
jes zeer onpractisch, omdat er veel brandstof in de
hoeken blijft zitten. (De heer J. de Boer (weth.) Een
scheeve vloer!)
Nieuw te bouwen huizen kunnen van de genoemde
oplossingen profiteeren, maar het gaat hier over be
staande huizen, waar het euvel van een open ruimte
tusschen de uitgebouwde keuken en de bergplaats be
staat en om daaraan zooveel mogelijk tegemoet te
komen. Spr. gelooft niet, dat de wethouder alle recht
aan het amendement heeft laten wedervaren. Dit wil
slechts B. en W. machtigen om, in het geval een verzoek
tot overbouwing wordt gedaan, dit toe te kunnen staan.
Het amendement is dus zeer onschuldig.
Met 1610 stemmen, die van de heeren Wiersma,
Praamsma, Meek, Fennema, Rom Colthoff, Van Eyck
van Heslinga, Algera, Van der Schoot, Posthuma en
Feitsma, wordt het amendement I van de heeren Algera
en Fennema verworpen.
Hun amendement II vervalt als gevolg hiervan.
De Voorzitter stelt aan de orde het amendement III
van de heeren Algera en Fennema, luidende als volgt
,,In art. 76, lid 3, wordt de punt achter het woord
„afkeuren" vervangen door het volgendedeze
kosten zijn door den houder der bouwvergunning
niet verschuldigd, wanneer de beproeving niet tot
afkeuring leidt.".
De heer Algera zegt, dat er geen aanleiding is, na
hetgeen hieromtrent in het voorstel heeft gestaan en
door den heer Praamsma is gezegd, nog lange beschou
wingen te houden. B. en W. kunnen bouwmaterialen
op kosten van den houder der bouwvergunning doen
beproeven en op grond van de resultaten dier beproe
ving afkeuren, aldus art. 76, lid 3. Spr. zou zeggen, dat,
wanneer dit in een speciaal geval plaats heeft, er geen
bezwaar tegen is, dat de gemeente de kosten draagt in
geval de materialen niet worden afgekeurd. Het gaat
toch niet aan, dat, wanneer de materialen goed zijn, de
bouwondernemer er nog de dupe van wordt door de
kosten van onderzoek te moeten betalen! Dan krijgt
men de figuur, dat iemand moet betalen zonder iets ver
keerds gedaan te hebben. Dat legge men hier niet vast.
Mevrouw Van DijkSmit zegt, dat B. en W. de
materialen op kosten van den houder der bouwver
gunning kunnen laten keuren. Zij zou deze kosten op
een maximum-, door B. en W. te stellen, bedrag, b.v.
50.willen zien gesteld, opdat belanghebbenden
weten, waar zij aan toe zijn.
De Voorzitter antwoordt, dat formeel de Raad na
tuurlijk recht heeft nog amendementen in te dienen,
doch de bedoeling is geweest, deze vooraf in te zenden,
opdat de Raad en B. en W. er niet plotseling voor
kwamen te staan. Als men een maximum bedrag voor
de kosten vaststelt en het kost meer, wie moet dat dan
betalen
Mevrouw Van Dijk Smit: Dat moet door elkaar
gaan.
De heer J. de Boer (weth.) meent, dat men van een
verkeerd standpunt uitgaat door te zeggen, dat de ge
meente moet betalen. De gemeente heeft hier de functie
van het toezichthouden op de uitvoering van de bouw
verordening, dus een politioneele taak. Zij is hier geen
partij. In een aanvraag om bouwvergunning worden de
materialen, welke men denkt te gebruiken, aangegeven.
Als deze b.v. door de buitengewone omstandigheden
niet te krijgen zijn. gebruikt men vervangingsmaterialen,
welke den Techn. dienst misschien niet bekend zijn en
deze wil daar een proef van hebben. Het kan zijn, dat
de materialen afgekeurd wordenop wie moeten de
kosten dan verhaald worden? Op den leverancier. De
gemeente is hier politie, maar geen partij, dus heeft zij
niets te betalen. Als iemand een overtreding begaat en
de rechter spreekt hem vrij, dan gaat hij toch ook niet
naar de gemeente om vergoeding der kosten? De ge
meente heeft toe te zien op de goede uitvoering van de
bouwverordening. Tegenwoordig komt het voor, dat
b.v. in plaats van hout beton gebruikt moet worden
voor vloer- en dakconstructies. De mogelijkheid bestaat
echter, dat overlegging van een certificaat wordt ver
langd, waaruit blijkt, dat de te gebruiken materialen,
na deskundig onderzoek, deugdelijk zijn bevonden en
aan de daarvoor te stellen eischen voldoen. Ook in dit
geval heeft de bouwondernemer met den leverancier te
maken, niet met de gemeente.