Vergadering van Woensdag 2 flpril 1941.
18 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 12 Maart 1941.
verordening eventueel zoo vlug en doelmatig mogelijk
met de lastgevers te kunnen onderhandelen.
De heer Meek is niet geheel bevredigd. Hij meent,
dat, als in de bouwverordening voorschriften betref
fende boerderijbouw worden opgenomen, zooals spr.
c.s. die hebben voorgesteld, zulks in het belang van
mensch en dier is. Deze zijn gelijk aan de bepalingen
uit de provinciale verordening, welke bijna alle Friesche
gemeenten op voorstel van Ged. Staten in haar bouw
verordening opnamen. Als hoofdstad van een agrarische
provincie moet Leeuwarden dat ook doen.
Het amendement van de heeren Meek en Geerts i.z.
voorschriften boerderijbouw wordt met 242 stemmen,
die van de heeren Geerts en Meek, verworpen.
De Voorzitter zegt, dat B. en W. het amendement
van de heeren Meek en Geerts op art. 80 hebben over
genomen.
Daar dezen op art. 100 geen amendement hebben
ingediend, wordt hun opmerking ten aanzien daarvan
voor kennisgeving aangenomen.
De heer Rom Colthoff vraagt inlichtingen omtrent
enkele artikelen.
Art. 27, 2e lid, luidt
„Een vertrek mag niet uitsluitend toegankelijk zijn uit een
ander vertrek, tenzij dit laatste het vertrek is, bedoeld in artikel
26, tweede lid onder b."
Dit laatste is de groote kamer van ten minste 16 m2.
Wat is de reden, dat men wel van de groote kamer uit
in de kleine kamer mag komen, maar omgekeerd niet?
De Voorzitter: Omgekeerd mag ook. Een klein ver
trek mag vastzitten aan een groot vertrek, waarbij het
kleine door het groote uitgang mag hebben, maar men
mag niet twee kleine kamers hebben, waarvan de eene
uitsluitend toegankelijk is van de andere uit.
De heer J. de Boer (weth.) antwoordt, dat de be
doeling van dit artikel is, dat de slaapkamers geen
onderlinge verbinding hebben, in het belang van de
zedelijkheid.
De Voorzitter zegt, dat alle zolderkamers een aparten
toegang moeten hebben over het portaal; het mag dus
niet zoo zijn, dat men in de tweede kamer slechts kan
komen door de eerste kamer. Beneden mogen echter een
kleine en groote kamer van elkaar uit toegankelijk zijn.
De heer Rom Colthoff zegt, dat art. 81, lid 1 onder a,
luidt
„Het is verboden aan de openbare straat of aan het openbaar
vaarwater aan een gevel, schutting of andere afscheiding te plaat
sen of te hebben
a. punten, glasscherven of andere stekende of snijdende voor
werpen, tenzij ter hoogte van ten minste 2 m boven de straat of
den hoogsten waterstand
In verband hiermee vraagt spr., hoe het nu komt met
de hekjes of lage muurtjes langs voortuinen, welke dik
wijls punten hebben. Er worden toch niet alleen bedoeld
punten, die naar de straat toewijzen Ook zijn soms
punten langs raamkozijnen aangebracht. Valt dat hier
ook onder Een en ander lijkt spr. een groot bezwaar.
De Voorzitter antwoordt, dat men volgens de be
staande verordening, letterlijk opgevat, ook thans geen
tuinhekken e.d. met punten mocht hebben, doch alleen
met ronde bogen. Men heeft dit blijkbaar tot nu toe
soepel opgevat.
De heer Rom Colthoff: Is het dan wel verstandig dit
in de verordening op te nemen
De Voorzitter: Het is beter het wel te doen, zoodat,
als het te erg wordt met punten e.d. op hekjes, men er
iets aan kan doen. Spr. geeft toe, dat een hek of muurtje
met punten gevaarlijk kan zijn; vooral als het glad is
en men valt er op, kan het fatale gevolgen hebben.
De heer IJtsma vindt het ook zeer gevaarlijk, dat
tegenwoordig zooveel tuintjes met prikkeldraad zijn
afgerasterd, alsof men schapen moet keeren. Vooral met
het oog op de duisternis is het buitengewoon gevaarlijk
met prikkeldraad te werken.
De Voorzitter zegt, dat dit op het oogenblik verboden
is er wordt thans speciaal op gelet. Spr. beschouwt
prikkeldraad ook als gevaarlijker dan een punthek.
Als de heer IJtsma een lijstje wil geven van de straten,
waar het zich bevindt, zullen B. en W. het onder
zoeken.
De heer IJtsma zal dit gaarne doen.
Met alg. stemmen worden de artikelen van de
ontwerp-bouwverordening, met inachtneming van de
door B. en W. in bijlage no. 21, sub 1 t/m 9, alsnog
aangebrachte wijzigingen, vastgesteld overeenkomstig
het voorstel van B. en W., waarna de geheele veror
dening met alg. stemmen wordt aangenomen.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 2 April 1941.
19
Aanwezig 24 leden. Afwezig de Burgemeester en de
heeren Algera, H. de Boer, Bueving en Buiël. Eén
vacature.
Voorzitter de heer G. Botke, wethouder.
Te behandelen punten
1Mededeelingen en rapporten.
2. Benoeming van een bestuurslid van de Woning-
vereeniging „Leeuwarden", vacature-mevr. L. de Vries-
Jacobs (bijlage no. 37).
3. Alsvoren van een tijdelijk leerares in de wiskunde
aan de middelbare school en H.B.S. voor meisjes (bij
lage no. 35).
4. Alsvoren van een onderwijzer aan gemeente
school no. 3 (vacature J. de Vos) (bijlage no. 34).
5. Alsvoren van een onderwijzer aan gemeente
school no. 4 (vacature-O. Sipma (bijlage no. 36).
6. Alsvoren van een onderwijzeres aan gemeente
school no. 12 vacature-mej. E. Zendijk) (bijlage no.
39).
7. Alsvoren van een hoofd van gemeenteschool no.
13a vacature-A. Roosma) (bijlage no. 40).
8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
overneming van de stoep, gelegen voor het perceel
Breedstraat no. 57 (bijlage no. 38).
9. Alsvoren tot verpachting aan Th. van der Meer
van perceelen weiland aan en nabij den Harlingertrek-
weg en aan de Marnixstraat (bijlage no. 32).
10. Alsvoren in zake het oprichten van een centrale
keuken en tot beschikbaarstelling van gelden voor de
exploitatie daarvan (bijlage no. 41).
11. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders
op het verzoek van de Vereeniging voor Middelbaar
Technisch en Ambachtsonderwijs om afgifte van de
verklaring overeenkomstig art. 25 der Nijverheids-
onderwijswet, dat uitbreiding van het leerplan der
Avondnijverheidsschool met een onderafdeeling boek
binden noodig wordt geoordeeld (bijlage no. 33).
Punt 1. Wordt medegedeeld
a. dat Ged. Staten hebben goedgekeurd de Raads
besluiten van 19 Februari 1941 tot verhuring van den
winkel, hoek Tuinen-Voorstreek en van diverse wo
ningen, en van 12 Maart 1941 tot verkoop van bouw
terrein aan de Röntgenstraat en aankoop van de wo
ningen Hulstbuurt nos. 11, 13 en 15;
b. procesverbaal van de opneming van kas en boeken
van den gemeenteontvanger
c. rapporten omtrent kasopneming van de Gemeente
werken, het Grondbedrijf, het Woningbedrijf en den
Dienst voor Sociale Zaken.
Voor kennisgeving aangenomen.
d. verzoek van den heer J. Turksma, gewezen wet
houder der gemeente, om toepassing t.a.v. hem van de
verordening, regelende de toekenning van wachtgeld
en pensioen aan afgetreden wethouders, enz.
Met alg. stemmen wordt besloten den heer Turksma
wachtgeld toe te kennen overeenkomstig de bepalingen
van de genoemde verordening.
e. dat B. en W. aan de straat, loopende van het
Noordvliet tegenover de Poppebrug, in Noord-Ooste
lijke richting tot aan het snijpunt van Insulindestraat en
Poppeweg. den naam hebben toegekend van Archipel-
weg.
Voor kennisgeving aangenomen.
Punt 2 (bijl. no. 37). De aanbeveling van B. en W.
luidt als volgt
J. de Boer, wethouder.
De heer Posthuma zegt, dat B. en W. met deze aan
beveling afwijken van de lijn, de laatste jaren gevolgd.
In spr.'s eerste periode als Raadslid heeft hij er voor
gepleit, dat in dit bestuur een vrouw moest zitten, bij
voorkeur een, bekend met de bewoning van huizen. Als
gevolg daarvan is toen mevr. De VriesJacobs geko
zen, die nu moest aftreden. Het stelt spr. teleur, dat
B. en W. nu niet met een vrouwelijke candidaat zijn
gekomen. Hij had gehoopt, dat er een vrouw in dit
bestuur zou blijven.
B. en W. motiveeren deze aanbeveling aldus, dat het
van belang is, dat een lid van het Gem.bestuur bestuurs
lid van deze vereeniging wordt. Spr. kan niet beoor-
deelen in hoeverre zulks gewenscht is. Hij wijst er
slechts op, dat, toen eenigen tijd geleden de heer Muller
werd gekozen, dit gemis blijkbaar niet bestond, want
dan hadden B. en W. toen moeten komen met een can
didaat uit het College of den Gemeenteraad. Daarom
gelooft spr. niet, dat zulks van groot belang is.
Het is voor den Raad moeilijk op dit moment met
een candidate te komen, die bekwaam is en bereid om
bestuurslid te worden.
B. en W. stellen voor in deze vacature te voorzien
tot 1943. Willen B. en W. het voorstel niet aldus wij
zigen, dat deze benoeming geschiedt tot den tijd, waarop
het vorige lid anders periodiek zou aftreden, n.l. bij de
alg. vergadering dezen zomer In September kan dan
opnieuw benoeming plaats vinden en intusschen hebben
B. en W. voldoenden tijd om te overwegen, of niet aan
den door spr. geuiten wensch die blijkens de benoe
ming van mevr. De VriesJacobs ook in den Raad
leefde tegemoet kan worden gekomen door wederom
een vrouw candidaat te stellen.
De Voorzitter zegt. dat B. en W. deze zaak natuur
lijk besproken en ernstig overwogen hebben. Zij zijn
indertijd meegegaan met de benoeming van een vrouw
als vertegenwoordigster der gemeente in de Woning-
vereeniging „Leeuwarden". Liet komt echter meer dan
eens voor, dat zaken betreffende deze woningvereeni-
ging in het College worden besproken en dan werd het
als een tekort gevoeld, dat er niet een lid van het Col
lege in het bestuur zat, om meer contact te hebben en
daarom kwam het B. en W. nuttig voor, thans een der
leden van het College daarin te benoemen, opdat, als
een kwestie betreffende deze vereeniging aan de orde
komt, B. en W. haar beter kunnen beoordeelen.
Mevr. De VriesJacobs heeft goed werk in deze
vereeniging gedaan, maar een lid van het College kan
hier ook uitstekend werk doen. Er is tegenwoordig wel
eens sprake van nieuwbouw door de woningvereeni-
gingen en dan is het goed, dat een lid van het College
in het betrokken bestuur zit.
Het is echter een aanbeveling; de Raad is dus vrij te
benoemen wien hij wil. Mevr. De VriesJacobs zou
anders in April a.s„ bij de alg. vergadering, aftreden
en daarom is deze benoeming meteen voor de volgende
zittingsperiode, dus tot 1943.
De heer Posthuma wist niet, dat de periodieke af
treding reeds in April was en daarmede vervalt spr.'s
opmerking, om deze benoeming te doen zijn tot de
periodieke aftreding. Hij kan niet inzien, waarom een
lid van het College in het bestuur dezer woningveree-
niging moet zitten. Er zijn zooveel andere vereenigin-
gen, waar dit ook niet het geval is. Het lijkt spr. voor
de woningvereeniging van veel meer belang, dat er in
het bestuur iemand zit, die de bewoning van huizen uit
de practijk kent, dus een vrouw. Als B. en W. het ont
breken van contact met het College inderdaad zoo
zwaar hadden gevoeld, dan hadden zij, toen de heer
Muller als bestuurslid werd gekozen, dat wel aange
voerd. B. en W. opperden toen niet het minste bezwaar.
Natuurlijk is de Raad vrij een ander te kiezen, maar
men weet, dat deze B. en W. graag volgt in hun aan
bevelingen en het is bovendien voor den Raad buiten
gewoon moeilijk zoo maar iemand te vinden. Het spijt
spr. echter zeer, dat de eenige woningvereeniging hier.
waarvan een vrouw bestuurslid was, voortaan van die
medewerking is verstoken.
De Voorzitter antwoordt, dat de heer Muller niet
werd benoemd in een vacature, doch werd herbenoemd
wegens periodieke aftreding. Bovendien is deze een des-