Vergadering van Woensdag 16 Juli 1941. 38 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 25 Juni 1941. De heer Wiersma zegt, dat hij vooral werd aange vallen, omdat hij ontkende, dat bij een vorige gelegen heid mededeelingen zijn gedaan, die in de richting van dit voorstel gingen. De heer Van der Meulen herin nerde er nog aan. dat zijn fractie toen naar voren bracht, dat het eigenlijk niet bij deze partieele herzie ning moest blijven. Spr. geeft dit toe, maar schaart zich toch aan de zijde van den heer Posthuma, die zegt, dat niet met name is medegedeeld datgene wat de Raad thans voor zich ziet. Daarom hebben de heer Posthuma en spr. c.s. het recht te meenen, dat meer zou volgen, dan wat B, en W. waarschijnlijk bij hun onderzoek mogelijk is gebleken. Spr. verheugt zich er over, dat de Voorzitter de eerste van het College is geweest, die heeft gezegd, dat meer ruimte aan den kop kans geeft voor opklimming van het lagere personeel. Zoo gezien, zou dit voorstel inderdaad eenigszins gaan in de rich ting van eenige positieverbetering van de laqere ambte naren, wat overigens natuurlijk geheel aan B. en W. is. Spr. had zoojuist eenige vragen gesteld, omdat hij eigenlijk wel eens iets meer hiervan zou willen weten. Hij wees er op, dat men wel wist, wie voor referendaris in aanmerking zou komen, maar dat dit niet het geval is met den hoofdambtenaar; wordt deze uit de hoofd commiezen gekozen, dan zal dit pas „doorstraling" ten gevolge hebben. Op spr.'s informatie naar de financieele gevolgen, antwoordde de Voorzitter, dat dit voorstel inderdaad financieele qevolgen zal hebben. Dat weet spr. ook wel, maar hij informeerde met opzet om gewaar te worden, of ook bepaalde cijfers genoemd kunnen worden. Men verweet spr. c.s., dat hier voor het bezigen van woorden als a-sociaal geen reden was. Ter vergelijking wijst hij nog eens op de kwestie der brugwachters in deze gemeente. Dezen hebben er nog steeds niet één vrijen Zondag uit kunnen scheuren. Die kwestie is zoolang hangende, omdat twee- a drie-, misschien vier duizend gulden het groote bezwaar vormen. En hier stapt men oogenblikkelijk over 3 a 4000.of misschien nog meer heen Stelt men deze dingen tegen over elkaar, dan is het voorgestelde niet te verdedigen. De heer Van der Meulen herhaalt, dat, toen deze zaak den vorigen keer behandeld werd, de heer Wier sma zonder meer er mee accoord is gegaan, zonder te eischen, dat deze partieele wijziging gevolgd zou wor den door een meer algemeene herziening der Salaris verordening, zooals spr. c.s. hebben gedaan. Hij kan zich dus nu niet tegen het voorstel verklaren, omdat die algemeene herziening, welke niet door hem is gevraagd, nu niet plaats vindt. Met 21 tegen 2 stemmen, die van de heeren Wiersma en Praamsma, wordt besloten overeenkomstig het voor stel van B. en W. Punt 20 (bijl. no. 81). De heer Rom Colthoff zegt, dat B. en W. een kinder toeslag ten bedrage van 3 van de bezoldiging per jaar per kind beneden den leeftijd van 18 jaar, met een minimum van 75.en een maximum van 205.— per jaar per kind, voorstellen. Daardoor zal, zoo schrij ven zij, een regeling tot stand komen, die zich beter aan sluit bij die van het Rijkspersoneel en bij de regelingen, welke blijkbaar vrij algemeen in andere provincies wor den toegepast. Het voorstel maakt voorts melding van een adres van het Bestuur der afd. Friesland van den Ned. Bond van Gem. ambtenaren om een gunstiger regeling, zooals in andere provincies geldt, in te voeren, mede om naar uniformiteit op dit gebied te streven. Neemt men echter den overgelegden staat onder de loupe, dan komt twijfel op, of het voorstel van B. en W. inderdaad wel tot eenige uniformiteit zal leiden. Want uit het overzicht blijkt, dat slechts in twee provincies een overeenkomstige regeling is ingevoerd en dat ver der de verschillende provincies een staalkaart van regelingen vertoonen. Gelderland, Utrecht en Zuid- Holland geven reeds een toelage (3 van het eerste kind af beneden 18 jaar, Overijsel van het vierde kind af beneden 21 jaar (5 Noord-Brabant van het derde kind af beneden 18 jaar, 5 enz. Alleen de regelingen van Noord-Holland, Drenthe en Groningen(voorstel) zijn in zooverre gelijk aan die van Friesland, dat van het derde kind af beneden 18 jaar een toelage wordt gegeven. Maar daar is het minimum 60.en hier 75. Spr. begrijpt niet. waarom B. en W., die zeggen naar uniformiteit te streven, het minimum hier stellen op 75.en de staalkaart der regelingen met één wen- schen te vermeerderen. De heer De Boer (weth.) zegt, dat den Raad op 17 December 1940 een voorstel van B. en W. heeft be reikt i.z. den kindertoeslag en de andere bijslagregeling voor het gemeentepersoneel. Deze waren gebaseerd op de Rijksregeling, zooals het C.O. die had aangenomen. Spr. heeft bij de behandeling van het vorige punt ge zegd: het C.O. streeft naar uniformiteit, zooals b.v. t.a.v. de algemeene rechtspositieregeling, wachtgeldregeling enz. De Raad heeft indertijd besloten, overeenkomstig het voorstel van het C.O., den kindertoeslag op 60. max. te brengen, welk bedrag daarna door den Secre taris-Generaal tot 75.is verhoogd, wat de Raad heeft aangenomen. Het College vindt het vanzelfsprekend, dat deze ge- dachtengang ook wordt gevolgd bij dit voorstel dan beeft men de meeste kans tot uniformiteit te komen. Dat de regeling in de verschillende provincies anders is, weten B. en W. wel, maar dat is geen reden de rege ling, zooals zij die voor het gemeentepersoneel hebben ingevoerd, niet voor de onderhavige ambtenaren in te voeren. Daarom heeft de afd. Friesland van den Ned. Bond van Gem.ambtenaren zich in denzelfden geest uit gelaten. Spr. gelooft, dat de regeling, welke B. en W. voor stellen, tot uniformiteit zal leiden en daarom geeft hij den Raad in overweging in dezen geest aan Ged. Staten te adviseeren. De heer Rom ColthoffIs er van den Secretaris- Generaal bericht ingekomen, dat de kinderbijslag van 60.75.moest worden De heer De Boer (weth.) Dat heeft de Raad toch aangenomen. De heer Rom Colthoff Dat geldt voor alle gemeen ten en dat advies was een gevolg van het C.O. Is de voorgestelde bijslag in andere provincies 75. geworden of blijft die 60. De Voorzitter antwoordt, dat Ged. St. 75.noem den dat is dus geen uitvinding van B. en W. Dezen hebben alleen den door Ged. St. voorgestelden leeftijd van 15 jaar veranderd in 18 jaar. Het is hier echter theoretisch gepraat, want noch Burgemeester, noch Secretaris of Ontvanger vallen onder deze regeling. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 21 (bijlage no. 75). Met alg. stemmen wordt be sloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 16 Juli 1941. 39 Aanwezig 24 leden. Afwezig de heeren Algera, Bueving, Feddema en Van der Schoot. Eén vacature. Voorzitter de heer Jhr. Mr. J. M. van Beijma, Burgemeester. Te behandelen punten 1Mededeelingen en rapporten. 2. Benoeming van een onderwijzeres aan gemeente school no. 7a, wegens niet-aanneming van hare benoe ming door mej. Y. Nauta (bijlage no. 95). 3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot beëindiging van het erfpachtsrecht van een gedeelte van het kadastrale perceel Sectie G no. 12275, gelegen aan den Poppeweg, en tot verkoop van dien grond en van een gedeelte van Sectie G no. 13328 aan R. de Boer (bijlage no. 92). 3a (toegevoegd). Alsvoren tot uitgifte in erfpacht van bouwterrein aan de Oostzijde van de Frederik Ruijschstraat aan P. de Jong en W. Stegewans (bijlage no. 97). 4. Alsvoren tot overneming van stoepen, gelegen voor de perceelen Speelmansstraat no. 15 en Wester straat no. 12 (bijlage no. 96). 5. Alsvoren tot aankoop van een strookje grond aan den Mr. P. J. Troelstraweg van F. Verf (bijlage no. 93). 6. Alsvoren tot ruiling met M. Braaksma van grond, gelegen aan den Groningerstraatweg en den door te trekken Pasteurweg (bijlage no. 90). 7. Alsvoren tot verlenging van den ontruimings termijn van acht onbewoonbaar verklaarde woningen (bijlage no. 91). 8. Alsvoren tot vaststelling van het verslag betref fende de wijze, waarop het op de gemeentebegrooting voor 1940 toegestane bedrag voor het in art. 36 der Leerplichtwet omschreven doel is besteed. 9. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders op het verzoek van de nieuwe Slagersvereeniging om vast stelling van een uniformen sluitingstijd voor alle slagers winkels (bijlage no. 94). Punt 1. Wordt medegedeeld a. dat Ged. Staten hebben goedgekeurd de Raads besluiten van 14 Mei 1941 tot wijziging van de begroo tingen, dienst 1941, van de Gem.werken, het Electrici- teitbedrijf, de Gem. Gasfabriek en van de Gemeente en van 4 Juni 1941 tot wijziging van de begrootingen, dienst 1941, van de Gemeente en de Gemeentewerken, tot het aangaan van een geldleening en overneming van grond aan den Dokkumertrekweg en van 25 Juni 1941 tot ruiling van grond aan den Groningerstraatweg, aankoop van grond aan den Mr. P. J. Troelstraweg en afstand in erfpacht van bouwterrein aan den Pasteur- weg. Voor kennisgeving aangenomen. b. rapporten omtrent de kasopneming van het Gem. Grondbedrijf, de Gemeentewerken en het Openbaar Slachthuis. Wordt voorgesteld de rapporten voor kennisgeving aan te nemen. De heer Meek zegt, dat in het rapport van het Grond bedrijf voorkomt een vordering ten name van IJ. K. Tamminga ad 5561.15. Hij vraagt, of tegenover deze vordering ook een ontvangst komt te staan, nu of in de toekomst. De Voorzitter antwoordt, dat deze post het vliegveld betreft. Het gaat hier niet alleen om Tamminga, want men weet, dat er meerderen bij de vordering van de landerijen betrokken zijn. Een regeling hieromtrent is nog in de maak en niemand heeft nog vergoeding ge kregen; alleen de gevorderde graszoden zijn verrekend. Er is echter een commissie benoemd, die zich ermee bezig houdt. Oorspronkelijk zou de schade worden vergoed op grond van de Verordening van den Rijks commissaris no. 144, later op grond van de Oorlogs schadeverordening. Komt tegenover deze vordering op Tamminga een vergoeding te staan, dan wordt die aan den anderen kant geboekt. De rapporten worden voor kennisgeving aangenomen. c. verzoek van het Alg. Vrouwencomité „Tot Op bouw" om bij verordening het bezoeken van drank- en verloflokalen en bioscopen door personen beneden den leeftijd van 18 jaar te verbieden. Wordt in handen van de Comm. voor de Strafver ordeningen om praeadvies gesteld. d. dat B. en W. in verband met de tijdsomstandig heden hebben besloten de kermis dit jaar niet te laten doorgaan. Voor kennisgeving aangenomen. Punt 2 (bijl. no. 95). De voordracht luidt als volgt 1. mej. D. de Boer, onderwijzeres te Harkema- Opeinde 2. mej. B. Goedemoed, onderwijzeres te Grouw 3. H. W. Tigchelaar, onderwijzeres te Bozum. De heeren Meek en Molenaar vormen het stem bureau. Benoemd wordt mej. De Boer met alg. stemmen. Punt 3 (bijl. no. 92). Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 3a (bijl. no. 97). De heer Praamsma zegt, dat dit punt den Raad laat bereikt heeft. Hij heeft daardoor de stukken slechts oppervlakkig gezien, maar het is hem opgevallen, dat de grondwaarde is bepaald op 7.per m2 en hij heeft daar geen goede verklaring voor kunnen vinden. De laatste jaren toch wordt nooit anders grond uitge geven dan voor 9.a 9.50 per m2, zooals b.v. bij de Willem Loréstraat. Het onderhavige terrein kan zóó liggen, dat het niet meer dan 7.waard is, maar dan zag spr. dit graag even toegelicht. De heer De Boer (weth.) zegt, dat soortgelijke grond als deze, b.v. aan de Robert Kochstraat, steeds tegen dezen prijs is uitgegeven. De heer Praamsma heeft wel een bedrag van 9.50 in het hoofd, maar dat geldt voor grond aan den Pasteurweg en andere hoofdstraten. De grond aan de Willem Loréstraat is in verkoop, niet in erfpacht uitgegeven; overigens zou grond aan zoo n straat ook niet voor een prijs van 9.50 in aanmerking komen. De onderhavige straat is verder te vergelijken met b.v. de Reinier de Graafstraat, ook in die omge ving; de grond daar werd eveneens tegen 7.per m2 uitgegeven. Men moet altijd naar zoo goed mogelijk vergelijkbare objecten zoeken. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 4, 5, 6 en 7 (bijl. nos. 96, 93, 90 en 91). Met alg. stemmen wordt besloten over eenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 8. De heer Praamsma zegt, dat n.a.v. deze rapporten telkenjare, o.a. van A.R. zijde, naar een paar dingen is geïnformeerd. Ten eerste betrof dat de verstrek- kingskosten der schoolvoeding, die vroeger wat hoog waren en het feit, dat de kosten van die voeding voor de verschillende scholen nogal uiteenliepen. De wet houder zegde toen zijn volledige medewerking toe. Ziet men nu, dat de totale kosten der voeding ruim 6000.bedragen en de verstrekkingskosten 400. dus 7 wat vroeger 23 is geweest, dan is dat alleszins bevredigend te noemen, waarvoor een woord van dank op zijn plaats is. Voorts vroegen spr. c.s. om een specificatie van de klompenvoorziening, daar zij gaarne het grootst mogelijke bedrag zagen aangewend voor het beoogde doel en de bijkomende kosten zoo laag mogelijk wilden houden. Toen is in dezen ook een zekere toezegging gedaan. Thans echter ziet men hier weer een totaal K 1638

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1941 | | pagina 1