Vergadering van Maandag 10 December 1945 b. van het Stads Ziekenhuis; b. adres van het bestuur van de Bewaarschoolver- eeniging te Wirdum, houdende verzoek tot overneming van de thans door hem beheerde bewaarschool. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 10 December 1945. 7 Aanwezig: 31 leden. Afwezig: de heeren Bos, L. v. d. Meer en Meines en mevr. Mr. Vondeling-Van 't Hof. Voorzitter: de heer Mr. Algera, wnd. burgemeester. Te behandelen punten: 1. Mededeelingen en rapporten. 2. Benoeming van een lid van het Bestuur der Ver- eeniging voor Volkshuisvesting, aftredende op den dag der algemeene vergadering in 1952. 3. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot goedkeuring van de begrooting van inkomsten en uit gaven voor 1946: a. van de Gemeentelijke Instelling voor Maatschap pelijk Hulpbetoon; c. van het Nieuwe Stads Weeshuis. 4. De ontwerp-begrootingen van de baten en lasten der gemeentebedrijven en de ontwerp-begrooting der gemeente, alle dienst 1946, met voorstel van Burge meester en Wethouders tot bepaling van het bedrag per leerling, bedoeld in art. 55bis, le lid, der Lager- onderwijswet 1920 (bijlage nos. 1, 2 en 8). Punt 1. Wordt medegedeeld: a. dat de eerstvolgende vergadering zal worden gehouden op Woensdag 2 Januari 1946; In handen van B. en W. om praeadvies. Punt 2. De heeren Beekhuis en Kramer vormen het stem bureau. Mevr. Van Dijk-Smit vraagt, of hier een dokter be noemd moet worden. Het aftredende lid was dokter Uffelie, dus geen Raadslid. Hoe komt dat De Voorzitter: De Raad is volkomen vrij wien hij in het Bestuur wenscht te benoemen. Het mag een Raadslid wezen; maar het behoeft dat niet te zijn. Mevr, Van Dijk wil dit punt aanhouden, om weer een dokter te kunnen benoemen. De Voorzitter ziet geen aanleiding om het aan te houden. Als mevr. van Dijk meent, dat het een dokter moet worden, is zij volkomen vrij er nu een te stemmen. Mevr. Van Dijk meent, dat er dan in overleg een dokter benoemd moet worden. Men kan toch geen wil- lekeurigen dokter stemmen, daar men ook niet weet, of deze genegen is de functie te aanvaarden. Eerst dient men te weten welke doktoren hiervoor ter beschikking zouden zijn. De heer Wiersma gevoelt er niets voor dit punt op den door mevr. van Dijk genoemden grond aan te houden. Deze had zich dan te voren moeten overtuigen, of er een dokter genegen zou zijn de functie te be- kleeden. Spr. weet, dat de Voorzitter de leiding der vergadering heeft, maar meende dit toch te moeten opmerken. De Voorzitter vraagt, of mevr. v. Dijk er een voor stel van maakt. Mevr. Van Dijk zegt dit te zullen doen, als haar voorstel ondersteund wordt, maar zij denkt geen steun te zullen krijgen. De Voorzitter: Een voorstel moet eerst ingediend worden, vóór het ondersteuning kan krijgen. Mevr. Van Dijk maakt er een voorstel van. Dit wordt niet ondersteund. Benoemd wordt de heer Tiekstra, met 28 stemmen. (De heer Van Dijk 1 stem, dokter Lugtenborg 1 stem en 1 biljet blanco). Punt 3. Sub a. De heer Bueving voelt zich als vertegenwoordiger der Communistische Partij genoopt in deze raadszitting een korte verklaring af te leggen. Spr.'s partij toch was tegen instelling van een noodparlement en noodgemeen- teraden, in 't bijzonder omdat in genoemde lichamen de wil van het volk niet tot uitdrukking komt. Hij ves tigt er de aandacht op, dat het ledental zijner partij hier ter stede vertwintigvoudigd is, het aantal lezers van haar dagblad met een paar duizend is toegenomen en de meer linksche partijen, zooals de T.B.N. en R.S.A.P., niet weer zijn teruggekomen. Dit alles wijst er op, dat er iets veranderd is. Wij waren, aldus spr., vóór spoedige vrije verkiezingen. Het ging niet aan het volk onmondig te verklaren, een volk, dat vijf jaar lang heeft bewezen De Voorzitter interrumpeert met de opmerking, dat de heer Bueving deze verklaring waarschijnlijk beter bij de alg. beschouwingen over de gemeentebegrooting kan afleggen. De heer Bueving gaat hiermede accoord, doch wenscht thans nog een en ander i.z. M.H. te verklaren. M.H. is, aldus spr., een gemeentelijke instelling, welker bestuur door den Raad wordt benoemd. De Raad heeft geen bevoegdheid aangaande het bepalen der steunnormen, doch dit sluit toch niet uit, dat hij in bepaalde omstandigheden eenige aanwijzingen kan geven. Deze normen zijn tegenwoordig van dien aard, dat verschillende uitkeeringen veel te laag zijn en spotten met iederen eisch. Spr. beschikt over een paar gegevens van personen, die eenigen steun genieten. Een huishouding van drie menschen krijgt per week 12, steun, waar 3,30 huur afgaat. Een man alleen krijgt f 9,per week, waarvan hij nog het ziekenfonds moet betalen. Een huishouding van drie personen krijgt 12,steun en daarbij 5,inkomsten van een doch ter. Spr. verzoekt den Raad druk uit te oefenen om de steunnormen aan te passen aan het tegenwoordige levenspeil. Als hiermede geen rekening is gehouden bij de begrooting van den betreffenden post, dan zou spr.'s partij dien gaarne met het noodige verhoogd zien. Hij wil voorts nog iets opmerken aangaande de steun- verleening aan werkloozen, begrootingspost no. 538. De Voorzitter meent, dat de heer Bueving deze op merking waarschijnlijk beter kan maken, wanneer de gemeentebegrooting postgewijze behandeld wordt. De heer Heijstra vindt het niet gemakkelijk over de Gem. Instelling voor M.H. iets te zeggen, daar het een zaak betreft, die van den een veel vraagt en den ander, dus den vrager, te weinig geeft. De steunbedragen zijn er op gebaseerd, aldus spr., de menschen zooveel mogelijk te prikkelen zelf in hun onderhoud te voorzien; dit is voor 90 der gevallen onmogelijk, daar het hier om een groep arbeiders gaat, die voor het grootste deel óf invaliden óf ouden van dagen zijn, al loopt er wel eens een misschien wat minder sympathiek geval door. Nu gaat men naar het volgende stelsel te werk. Als genoemde menschen zichzelf niet meer kunnen redden en steun aanvragen, komt er een huisbezoeker bij hen, die alles tot in de puntjes nagaat; hij kan al of niet gunstig adviseeren, wat nog een verschil van enkele guldens in de wekelijksche uitkeering kan maken. De stemming van den ambtenaar, door de overtollige drukte beïnvloed, en de geprikkeldheid der verzoekers, ten gevolge van de ondervraging, zijn vaak aanleiding tot onaangenaamheden. Zuivere gevoelskwesties spelen hierbij een rol. De ambtenaren zijn soms wel eens wat norsch naar buiten uit, doch men moet aannemen en voor zoover spr. hen kent, weet hij het ook wel dat zij binnen in zich nog wel een ander gevoel hebben, dat zij echter niet durven of kunnen uiten tegenover de steunaanvragers, uit vrees niet van hen af te komen. Overigens speelt ook hier gewoonte een rol, waardoor hun werk ten slotte gevoelloos wordt gedaan. Spr. noemt een voorbeeld. Iemand verzoekt mon deling of schriftelijk om steun; na 10 a 14 dagen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1945 | | pagina 1