Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 10 December 1945.
heeft hij nog niet vernomen of, en zoo ja, hoeveel steun
hij zal ontvangen. Men dient toch van het standpunt
uit te gaan, dat hij, die steun vraagt, dien bitter noodig
heeft en niet in staat is zich nog eenige weken te
redden. Zoo plezierig is het immers niet zich tot M.H.
te moeten wenden. Zoo iemand moet dus direct gehol
pen worden.
Bij informatie op het spreekuur treft hij dan een
ambtenaar aan, die daar 's morgens van 910 zitting
heeft om klachten aan te hooren. Deze heeft juist een
aantal gevallen behandeld, die wat „scheef zitten'' of
heeft weer een klompenkwestie achter den rug (ten
hemel schreiend, die klompenkwesties!) en is daarbij
„uitgekafferd". Dit is niet goed, doch zeer begrijpelijk.
De voorgaande geschiedenissen koken dan nog wat
na en dus staat het weerglas op slecht weer, als het
geen storm is! En dan kan het gebeuren, dat een vol
gende „klant" niet al te best behandeld wordt. Een
ambtenaar is ook maar een mensch! Hij krijgt op zoo n
spreekuur een 30 a 40 menschen voor zich. Als dezen
allen behoorlijk te woord gestaan werden, zou dit 3 a
4 uur vorderen. En dan zou er nog voor elk maar enkele
minuten tijd zijn. Ieder wordt daar dus, als het maar
eenigszins kan, afgepoeierd. Net als voor den kanton
rechter krijgt men dan te hooren: volgende zaak!, of
men tevreden is of niet.
Nu het levensonderhoud steeds duurder wordt, komen
er zeer vele verzoeken om meer steun, wat zeer begrij
pelijk is, daar de menschen toch in staat moeten worden
gesteld het distributiepakket aan te schaffen en dan is
er nóg wel eens iets waar ook de steuntrekkende groep
der bevolking recht op heeft. Het grootste deel toch
vormen invaliden en ouden van dagen, wie een behoor
lijk bestaan toekomt. Het is immers door oorzaken
buiten hun schuld, dat zij zelf niet in hun levensonder
houd kunnen voorzien. Op de gemeenschap rust dus
de plicht hun het noodzakelijkste te verschaffen.
De steunnormen zijn naar spr.'s meening te laag: men
gaat van de gedachte uit, dat man en vrouw zooveel
steun mogen ontvangen, dat zij in totaal 15,per
week hebben, inclusief hun eigen inkomsten. Dit bedrag
is thans veel te laag, daar ook de Stichting van den
Arbeid en het Centraal Bureau voor de Statistiek de
loongrens voor aanschaffing van het distributiepakket
veel hooger aangeven.
Dat ouden van dagen, die zich hun geheele leven zelf
hebben gered, soms 2 a 3 weken op den aangevraagden
steun moeten wachten, mag niet voorkomen. Oorzaak
is: een tekort aan armbezoekers en in dit euvel moet
worden voorzien. Er mag verwacht worden, dat de
personen, die men daarvoor aanstelt, eenig sociaal ge
voel zullen hebben, de menscheen fatsoenlijk behan
delen, acht zullen slaan op wat dezen noodig hebben
en niet, zooals thans maar al te veel voorkomt, er op
uit zijn om iets te vinden, dat voor aftrek in aanmer
king komt, om dus het steunbedrag zoo laag mogelijk
te kunnen vaststellen.
Nu is het wel zoo, dat men door de enkele keeren,
dat men beetgenomen wordt, al bij voorbaat van de
gedachte uitgaat: „word ik ook „belazerdDit mag
echter de maatstaf niet zijn. Voor dengene immers, die
zoo in de ellende is gekomen, dat hij afhankelijk wordt
van de gemeenschap en die nog eenig eergevoel heeft,
is het een straf om steun te vragen. De maatstaf moet
dus zijn: hulp! en in een tijd als deze: spoedige hulp.
Met de meeste klem dringt spr. er dan ook op aan de
sterkte van het ambtenarencorps in overeenstemming
te brengen met de vele werkzaamheden, opdat men de
menschen niet langer dan hoogst noodzakelijk is op hun
uitkeering behoeft te laten wachten. Dan zou het da-
gelijksche spreekuur kunnen worden uitgebreid, zoodat
de menschen behoorlijk gelegenheid krijgen voor een
mondeling verzoek, in een apart lokaal, waar zij één
voor één ontvangen kunnen worden, zoodat niet de een
behoeft te hooren wat een ander te zeggen heeft: juist
de goede elementen immers durven zich in het bijzijn
van anderen niet te uiten.
Een bepaald gedeelte der werkzaamheden, zooals het
behandelen der aanvragen om ondergoed, bovenklee-
ding, schoeisel, beddegoed, meubels, kachels, enz., be
hoorde eigenlijk door vrouwen te worden gedaan. Deze
vrouwelijke ambtenaren zouden zich dan ook eens met
de gezinnen bezig kunnen houden, die geheel door de
ellende afzakken en den vrouwen, die tegen den tegen
spoed niet op kunnen, de helpende hand bieden door
ze op te beuren, enz. enz. Spr. dringt er dan ook op
aan enkele, bijv. een tweetal, sociale verzorgsters aan
te stellen, opdat de geheele dienst van M.H. inderdaad
maatschappelijke hulp biedt.
Den heer Posthuma is het bekend, dat de raad op
de vaststelling van de steunnormen geen invloed heeft,
wat overigens aan den Raad zelf te wijten is, daar hij
bij verordening de bevoegdheid aan het bestuur van
M.H. heeft overgedragen. Het lijkt spr. wel goed even
uit te spreken, dat er prijs op wordt gesteld de steun
normen aan de duurte van de levensmiddelen aan te
passen. Hij onderschrijft de woorden van den heer
Heijstra volkomen. Vooral ook aanstelling van één of
meer sociale werksters acht hij van buitengewoon groot
belang.
De heer Van der Meulen (weth.) zegt, dat M.H.
bij de gegeven inrichting van onze maatschappij voor
een zeker deel en in zekeren zin een noodzakelijk kwaad
is, dat kan verdwijnen, indien de plannen van de re
geering een behoorlijk ouderdomspensioen en be
hoorlijke verzekering, benevens een verzekering van
rijkswege tegen werkloosheid doorgaan. Dit zou dus
een verbetering worden, speciaal voor de groep, door
den heer Heijstra bedoeld. Zoolang deze voorzieningen
van regeeringswege nog niet tot stand gekomen zijn,
zal M.H. zijn taak in dezen moeten verrichten. Een
ander deel van die taak zal ook bij een betere inrichting
van de maatschappij moeten blijven bestaan, zooals de
steunverleening aan tal van personen, die wegens licha
melijke of geestelijke gebreken niet door arbeid in eigen
onderhoud kunnen voorzien. Wat dit deel van de taak
van M.H, betreft, moet de critiek, die speciaal door de
vrienden van den heer Bueving is uitgeoefend, naar
M.H. worden teruggewezen. Overigens kan alle critiek
worden aanvaard, voor zoover de tekortkomingen
voortspruiten uit het feit, dat de dienst niet geheel
toereikend is. Er is de laatste maanden gebrek aan
personeel geweest, waardoor er achterstand in het werk
is gekomen. Daar komt bij, dat door de bijzondere om
standigheden, waarin wij leven, door de gevolgen van
den oorlog, die grooten nood in tal van gezinnen mee
bracht, juist een intensiveering van het werk dringend
noodig is. De groote moeilijkheid is geweest, dat de
directeur, de heer Melot, helaas aan zijn post ontvallen
is en het de eerste maanden na de bevrijdnig in verband
met de verkeers- en publicatie-moeilijkheden niet mo
gelijk was snel in deze vacature te voorzien. Na on
geveer een half jaar zijn B. en W. er ten slotte in mogen
slagen een directeur te kunnen benoemen, n.l. den heer
Bakker uit Emmen, die hopenlijk over eenige weken in
dienst zal kunnen treden. Zij verwachten, samen met
dezen directeur, den dienst te kunnen aanvullen met
wat daaraan ontbreekt en een of meer sociale werksters
te kunnen aanstellen, een wenschelijkheid, hier genoemd
en sinds lang door hen gevoeld. Dit punt heeft en had
dus sinds lang hun volle aandacht. Van hun kant zal
het noodige worden gedaan om den raad desbetreffende
voorstellen te doen toekomen.
Aan het door den heer Heijstra genoemde gebrek
aan armbezoekers is al voor een gedeelte tegemoet
gekomen, doordat onlangs al eenige tijdelijke armbe
zoekers zijn aangesteld, om den achterstand in te halen.
Hierna kan men weer verder zien. hoe het gaat.
De heeren Bueving, Heijstra en Posthuma hebben
allen critiek uitgeoefend op de steunnormen. Zooals
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 10 December 1945.
9
men weet, is dit een punt, dat niet in den Raad thuis-
behoort. De druk, dien de heer Bueving door den raad
op het bestuuur van M.H. uitgeoefend wenscht te zien,
is rechtens niet mogelijk. Krachtens de Armenwet is de
uitvoering dier wet bij verordening aan het bestuur van
M.H. opgedragen. Het bestuur is daarin autonoom, kan
geen opdrachten van den raad aanvaarden. Mocht deze
van oordeel zijn, dat het zijn taak niet naar behooren
vervult, dan heeft hij het zelf in de hand het via een
wijziging der verordening naar huis te zenden en over
eenkomstig de wet de uitvoering der Armenwet aan
B. en W. op te dragen. Zoolang dat echter niet het
geval is, kan de raad geen invloed uitoefenen.
Toch wil spr. van zijn kant, nu dit onderwerp hier
ter sprake is gekomen, even opmerken, dat gedurende
den tijd, dat hij de portefeuille van Sociale Zaken heeft,
de steunnormen tweemaal verhoogd zijn en dat blijkens
een lijst van 50 gemeenten, gekozen uit het geheele
land, de steunnormen te Leeuwarden tot de hoogste
groepen behooren, speciaal wat betreft de bedragen
voor de kinderen van gesteunde gezinnen.
De bewering, dat de steun niet voldoende zou zijn
voor de aanschaffing van het distributiepakket, acht
spr. in haar algemeenheid onjuist. Het is in bepaalde
gevallen zeer wel mogelijk, dat deze daarvoor niet vol
doende is; dit zal van de omstandigheden en de samen
stelling van het gezin afhangen. In het algemeen echter
is de aanschaffing zeer wel mogelijk. Spr. kan den raad
verzekeren, dat het bestuur van M.H. zich geregeld de
kosten van het distributiepakket laat opgeven en steeds
de grootste aandacht wijdt aan de vraag, of de steun
normen voldoende zijn om de levensbenoodigdheden te
bekostigen.
De heer Posthuma weet, dat het in het algemeen geen
gewoonte is bij de behandeling van de begrooting re
plieken te houden en dat bij de behandeling van die
van M.H. alleen over de instelling als zoodanig wordt
gesproken, terwijl de algemeene kwesties bij de alge-
meene beschouwingen ter sprake worden gebracht.
Toch wil spr. graag nog een kleine opmerking maken.
Hij geeft uitdrukking aan zijn ingenomenheid met het
antwoord van den heer Van der Meulen, in het bijzon
der wat betreft de toezegging tot aanstelling van een
of meer sociale werksters en de mededeeling, dat de
wethouder en zijn medeleden van het bestuur van M.H.
zich geregeld op de hoogte houden van de duurte van
het distributiepakket.
De wethouder is begonnen met te verklaren, dat de
raad niets te zeggen heeft over het bepalen van de
steunnormen, enz. Spr. onderschrijft dit, maar kan het
niet eens zijn met het door den wethouder gegeven
antwoord op een bij de behandeling der begrooting
waar de raad wél iets over te zeggen heeft :iaar
voren gebrachte vriendelijke vingerwijzing. Dit ant
woord hield in, dat als het den raad niet aanstaat, hij
maar een ander bestuur moet kiezen. Zóó scherp had
de heer Van der Meulen het niet mogen stellen.
De heer Bueving wil, na wat de heer Posthuma het
laatst heeft gezegd, niet veel meer naar voren brengen.
Wanneer de wethouder de critiek zijnerzijds afwijst,
kan spr. dat aanvoelen, maar als de heer Van der
Meulen zegt, dat de maatstaf van de steunnormen in
Leeuwarden gebaseerd zijn op den aankoop van het
distributiepakket, dan wil spr. hier tegen in gaan. In
verschillende bladen, ook van s.d. richting, zijn meer- j
dere artikelen verschenen, waarin wordt betoogd, dat j
voor het aanschaffen van het noodzakelijke distributie- j
pakket voor een huishouding van 4 of 5 menschen
30,— moet worden betaald. Dan is er nog geen reke-
ning gehouden met huur, verzekering, enz. en als er
dan gevallen zijn, waarin 9 en 12 gulden steun wordt
gegeven aan resp. een man alleen of een gezin van drie
personen, dan is spr. zoo vrij te beweren, dat deze
menschen het distributiepakket niet kunnen aanschaffen.
Hij heeft met zijn betoog bedoeld den raad te verzoeken
een vingerwijzing te geven aan het bestuur van M.H.;
de afwijzing van spr.'s critiek rust dan ook niet op
goeden grond.
De heer Van der Meulen (weth.) antwoordt, dat de
raad wat hij zoo pas gezegd heeft niet als een onvrien
delijkheid moet beschouwen. Het gaat hier om formeele
zaken, een afpaling van bevoegdheden, zooals die
krachtens de wet zijn en waarop de raad geen inbreuk
kan maken.
De heer Bueving heeft hem niet heelemaal goed be
grepen. Spr. heeft niet gezegd, dat de steunnormen ge
baseerd zijn op den aankoop van het distributiepakket,
maar dat het in zijn algemeenheid niet juist is, dat deze
normen niet voldoende zijn. Hij heeft er uitdrukkelijk
bij gezegd, dat het in bepaalde gevallen onmogelijk is
dat pakket aan te schaffen. De groote moeilijkheid is,
dat de kosten van levensonderhoud zoo hoog geworden
zijn, dat in vele gevallen een normaal arbeidersinkomen
niet voldoende is. Het is te begrijpen, dat geen steun
kan worden gegeven, die ver uit zou gaan boven be
paalde arbeidersinkomens. Dit is voor het bestuur, dat
zeker oog heeft gehad voor deze moeilijkheden, aanlei
ding geweest zich tot het betreffende departement te
wenden om in deze noodtoestanden te voorzien, waar
toe het bestuur zelf niet bij machte is.
Spr. zou den heer Bueving den raad willen geven,
om, als de steun in bepaalde gevallen niet voldoende
is, die gevallen aan den dienst voor te leggen, zoodat
ze kunnen worden onderzocht en voorzieningen kunnen
worden getroffen. Het gaat er ten slotte om deze ge
zinnen te helpen en dan in de eerste plaats langs den
weg, die daarvoor open staat.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van B. en W„ sub a.
Sub b en c.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van B. en W.
Punt 4 (bijl. nos. 1, 2 en 8).
De Voorzitter vraagt, ten behoeve van een vlotte
afdoening van zaken, bij de alg. beschouwingen zooveel
mogelijk ook de onderwerpen te behandelen, waaraan
een algemeene kant zit, zooals Gemeentewerken, Politie,
Brandweer, Volkshuisvesting, Onderwijs e.d., opdat de
raad zich daarna tot de aparte posten kan bepalen. Het
is voorts traditie geen zaken te behandelen, die niet in
het sectieverslag zijn besproken. Spr. verzoekt even-
tueele voorstellen en amendementen zoo spoedig moge
lijk in te dienen, t.w. vóór, tijdens of dadelijk na de
redevoering, om B. en W. zooveel mogelijk tijd te laten
zich ter zake te beraden.
ALGEMEENE BESCHOUWINGEN.
De heer Bueving zal niet in herhaling treden en zijn
reeds eerder begonnen rede vervolgen.
Onmiddellijk na de bevrijding heeft men ook in deze
gemeente bij de uitvoering van de eerste werkobjecten
de Heide-Mij. ingeschakeld. Als de gemeente het werk
niet in eigen beheer kan uitvoeren, waarom kan het
dan niet door bonafide aannemers, die een contract-
uurloon betalen, geschieden?
Onder alle omstandigheden heeft de Comm. Partij de
rechten en belangen van het volk behartigd en dat zal
zij blijven doen. Het was verheugend, dat in de sectie
vergadering de wil tot samenwerking en vernieuwing
tot uiting kwam. Door spr.'s partij zal alles worden
gedaan om daaraan mede te werken. In deze begrooting
echter leeft alleen de geest van herstel, niet van ver
nieuwing. Spr. noemt in dit verband de uitbreiding van
het politiecorps en voorts het leger van ambtenaren, die
het nu eens moesten leeren en begrijpen, dat ze niet
meer onder den bezetter werken. Hij gebruikt deze
woorden, omdat hij meent, dat de aanwezige goederen
niet in de eerste plaats komen bij hen, die ze het meest
noodig hebben. Hij kan verschillende gevallen noemen