12 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 10 December 1945.
was, zouden deze cijfers inderdaad verontrustend zijn.
Men dient echter niet te vergeten, dat daar tegenover
staan de geweldige bezittingen van de gemeente.
Plaatst men daarnaast een kapitaliseering van de groote
en belangrijke gemeentebedrijven, dan meent spr. op
grond van dit alles gerust te kunnen concludeeren, dat
de financieele positie niet ongunstig is, en, met het oog
op het nazi-bewind in de afgeloopen jaren, nog meevalt.
Het verheugt hem, dat dit bewind in elk geval in deze
gemeente zijn machtswellust niet verder heeft kunnen
uitstrekken, wat naar zijn overtuiging voornamelijk te
danken zal zijn aan het grootste deel der gemeente
ambtenaren, die remmend hebben gewerkt. Daarvoor
wil spr. hun dank betuigen.
Spr. komt thans tot den gewonen dienst der be
grooting. Hij ziet dan, dat het ongedekte tekort van
1.417.000,— het groote zorgenkind is. Met de nadee-
lige saldi van vorige jaren beteekent dit een stijging
van ±- 3.700.000, Deze cijfers zijn wellicht aan
den hoogen kant, doch spr. heeft, gezien de memorie
van toelichting, nog wel hoop, dat er eenige meevallers
zullen zijn. Het blijkt, dat de diensten 1944 en 1945
beide nog niet gesloten zijn en het lijkt spr. niet on
mogelijk, dat hieruit ook nog eenige meevallers te voor
schijn zullen komen. Deze begrooting staat in het teeken
hiervan, dat een zeer groot deel van het tekort gedekt
zal moeten worden door bijdragen van het Rijk. Het
blijkt en deze gedachte beheerscht eigenlijk de ge-
heele begrooting dat B. en W. bij het wegwerken
van het tekort daarop ook vast rekenen en spr. zou
zeggen, dat zij dat zeer terecht doen, omdat gebleken
is, dat er door de rijksregeering verschillende maat
regelen aan de gemeente ter uitvoering zijn opgelegd,
die de gemeente op het oogenblik moet financieren,
doch die door het Rijk vergoed moeten worden. Spr.
heeft gezien, dat in de begrooting zelfs in concrete
cijfers is uitgedrukt, hoeveel B. en W. van het Rijk
terug verwachten voor de politie.
De raad moet zich echter voor oogen stellen, dat de
landsregeering ook voor ontzaglijk groote moeilijkheden
staat. De toekomst van het Nederlandsche volk lijkt
uitermate somber. Spr. herinnert zich nog, en er zullen
misschien enkele raadsleden zijn, die het zich ook herin
neren, dat men het hier tijdens de behandeling van een
begrooting over een pruimenboompje heeft gehad. De
landsregeering, die den gemeenten belangrijk tegemoet
moet komen, kan het geld ook niet van een pruimen
boom schudden, maar ze zal het via de zakken van de
belastingbetalers moeten krijgen.
Het heeft spr.'s aandacht getrokken, dat er in het
sectieverslag onder algemeene beschouwingen sprake
is van de hooge salarieering van het politiepersoneel.
Het is voldoende gebleken, dat er vroeger in den raad
een sterke strooming was, die meende, dat toentertijd
de salarieering van de politie toch eigenlijk wel zeer
laag was. Ten opzichte van den gang van zaken bij
de politie zou spr. graag een enkele vraag willen stellen.
Het is bekend, dat aan het overheidspersoneel, zij het
gedeeltelijk via tijdelijke toelagen, een verhooging is
toegekend van 20 of 25 op de basis van het salaris
of het loon van 10 Mei 1940, 20 of 25 al naar
gelang het salaris boven of beneden de grens van
3000,zou komen te liggen. Is het vermoeden juist,
hetgeen spr. veronderstelt, dat er ten opzichte van het
politiepersoneel bij de toekenning van die verhooging
rekening mede gehouden is, dat in deze salarissen
premievrij pensioen en woningtoelage zijn verdiscon
teerd
Ten aanzien van hoofdstuk III merkt spr. verder nog
op, dat in 1939 werd uitgegeven een bedrag van
395.000, in 1940 werd geraamd 407.000,— en
in 1941 bedroeg de raming 533.000, In de ver
gadering van 27 Augustus 1941 werd door den bur
gemeester voor dit hoofdstuk nog een verhooging aan
gevraagd van 39.000, Van de zijde van spr.'s
fractie werd toen verzocht mede te deelen in verband
waarmee deze verhooging werd aangevraagd. Naar
haar meening waren de zaken bij de politie en de
brandweer goed in orde en gezien de belangstelling van
den vroegeren burgemeester voor deze zaken verwon
derde dit niet. De outillage was uitstekend en toch ging
de raad over tot een belangrijke verhooging van dit
hoofdstuk, omdat dit door maatregelen van hoogerhand
vereischt was.
In de begrooting voor 1946 wordt 719.000,ge
raamd. Spr. verzoekt te mogen vernemen welke be
sprekingen er ten aanzien van deze zaak met hoogere
autoriteiten zijn gevoerd. Hij kan toch niet aannemen,
dat van hoogerhand aan het bestuur van Leeuwarden
ingrijpende maatregelen worden opgelegd, zonder over
leg te plegen, vooral daar die maatregelen het budget
aanzienlijk verhoogen. Een uitlating in de nota, die de
begrooting begeleidde, doet spr. gelooven, dat er in
derdaad eenig overleg heeft plaats gehad, want er wordt
in gezegd, dat de regeering de thans geldende salaris-
regeling voorloopig wil bestendigen.
Thans nog een enkel woord over de z.g. avondklok.
Spr. c.s. hebben behoord tot hen, die B. en W. voor
deze verordening dank hebben gebracht, daar zij van
meening zijn, dat de overheid, in dit geval het college
van B. en W., een taak heeft. Hoewel zij deze maat
regelen, althans in de gegeven omstandigheden, toe
juichen, zouden zij gaarne vernemen of de toepassing
dezer verordening ook tot moeilijkheden aanleiding
geeft. Bestaat de mogelijkheid tot het maken van uit
zonderingen? Spr. is er zich van bewust, dat dit niet
gemakkelijk is, doch zou gaarne hieromtrent worden in
gelicht. Blijken er groote moeilijkheden te liggen, kunnen
deze dan niet worden opgelost?
Over enkele andere onderwerpen, zooals het vlieg
veld, de naamgeving van straten en de Gemeentereini
ging, zullen door een paar andere leden van spr. fractie
eenige opmerkingen worden gemaakt.
Spr. wil tenslotte nog een enkel woord zeggen over
het vraagstuk der volkshuisvesting. Hij heeft tot zijn
blijdschap gezien, dat het college van B. en W. blijk
baar al het mogelijke doet. Het komt althans al met een
I plan tot het bouwen van een aantal nieuwe woningen.
Hiermede is de zaak echter niet klaar. Alle raadsleden
zullen het er over eens zijn, dat het woningvraagstuk
hiermee nog even urgent blijft. Beramen B. en W. wel
licht ook nog andere maatregelen om in het zoo nijpende
tekort aan woningen zoo spoedig mogelijk te voorzien?
Spr. geeft toe, dat er waarschijnlijk moeilijk iets anders
is aan te bieden, doch hij herhaalt, dat de woning
zoekenden met plannen voor nieuwbouw niet geholpen
zijn, zoolang die woningen er nog niet zijn.
Ten aanzien van verdere algemeene kwesties, als het
Van Harinxma-kanaal en andere voor onze stad be
langrijke vraagstukken de heer J. K. Dijkstra heeft
er ook al over gesproken is het college naar gebleken
is diligent. Spr. sluit zich aan bij het te dezer zake door
den heer Dijkstra gesprokene, ook al zou hij over enkele
punten nadere inlichtingen wenschen. De opmerking in
het sectieverslag is een beetje kort geweest, waaraan
echter wel een goed doel ten grondslag zal hebben ge
legen.
Spr. wil hiermede zijn algemeene beschouwingen na
mens zijn fractie beëindigen en spreekt den wensch uit,
dat de thans in dezen raad bestaande samenwerking
bestendigd moge blijven, opdat zelfs de noodgemeente-
raad onder Gods zegen en in het wellicht korte tijds
bestek, dat hem beschoren is, voor de stad onzer in
woning nog zegenrijk werkzaam mag zijn.
Den heer Plantinga heeft het verwonderd, om niet
te zeggen teleurgesteld, dat i.z. plannen tot woningbouw
verschillende deelen der stad in aanmerking komen en
niet het deel van Leeuwarderadeel, dat nu bij Leeu
warden behoort. Spr. meent toch zeker te weten, dat
daar ook heel wat bouwterrein ligt en er ook vele aan
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 10 December 1945. 13
vragen voor het stichten van woningen zijn. Hij meent
zelfs, dat de woningstichting Leeuwarderadeel al een
plan in kalk en cement had voor den bouw van 100
woningen. Het is begrijpelijk, dat ook dat deel van
Leeuwarden, dat gaarne aan de volkshuisvesting zal
willen medewerken, daartegenover de medewerking van
het College zou hebben voor het bouwen van woningen
aldaar. Daar zitten ook neringdoenden, daar zijn ook
kerken en scholen. Spr. heeft echter hooren mompelen,
dat de plannen i.z. woningbouw nog ter behandeling
in den Haag zijn. Mocht de goedkeuring echter eerst
daags afkomen, zou er dan nog niet een zoodanige wij
ziging in de plannen gebracht kunnen worden, dat ook
genoemd stadsgedeelte zijn deel krijgt van het zeer
schaarsche materiaal? Spr. zou dit zeer toejuichen.
I.z. de begrooting voor de Gemeentereiniging vraagt
spr. of het mogelijk is, dat de raad enkele inlichtingen
krijgt. Zullen in de toekomst die geweldig hooge uit
gaven weer normaal worden of eenigszins slinken, zoo
dat de gemeente daardoor weer iets ruimer in de finan
ciën komt? Zijn zij een gevolg van het feit, dat thans
met paardentractie moet gebeuren wat vroeger met
auto's geschiedde? Is het niet mogelijk in den kortst
mogelijken tijd voorzieningen te treffen, opdat de zaak
ten minste beter rendeeren zal? Spr. weet wel, dat de
Gemeentereiniging een duur object zal blijven. Maar
zou het ook goedkooper geëxploiteerd kunnen worden?
Spr. zegt dank voor de wijziging, aangebracht op ver
zoek van zijn sectie, wat betreft straatnamen. Hij ziet
daarin ook de bedoeling, die personen te vernoemen,
die zich bijzonder hebben onderscheiden in de bezet
tingsjaren. De vraagstellers beoogden niet straten na
men te geven van menschen, die thans nog in leven
zijn. maar uitsluitend van hen, die het slachtoffer zijn
geworden van de oorlogsmisdadigers. Spr. begrijpt, dat
men dit niet willekeurig kan doen, niet hier en daar
andere namen kan aanbrengen, doch zal het op hoogen
prijs stellen, dat er bij de stadsuitbreiding het vaste plan
mag zijn om in een zeker deel der stad de nagedachtenis
van die menschen te eeren.
De heer Buist zegt, dat het, nadat van verschillende
kanten klanken van samenwerking gehoord zijn, ook
den v.d. een behoefte is te verklaren, dat voorzitter
en raad op volledige samenwerking van hun kant kun
nen rekenen en dat zij alles in het werk zullen stellen
om deze samenwerking ten bate van de gemeente zoo
intensief mogelijk te doen zijn.
I.z. verschillende punten van de Mem. van Antw.,
welke overigens zoo mooi op tijd verscheen en zoo
duidelijk was, zou misschien nog wel eenige toelichting
gegeven kunnen worden, doch het zal wel blijken, dat
hier over het algemeen weinig aan valt te veranderen.
In de eerste plaats: het zwemonderwijs. Vermeld is,
dat de Overdekte er practisch te klein voor is en dat,
wat het zwemonderwijs in den zomer betreft, de afstand
voor vervoer naar de Groote Wielen te groot is. Maar
er is toch een behoorlijke zweminrichting in Leeuwarden
zelf, waar gebruik van gemaakt zou kunnen worden,
n.l. in Huizum. Men stuit dan ook niet op vervoers-
moeilijkheden.
1 en tweede het openbaar voorbereidend gewoon
lager onderwijs. Uit de Mem. van Antw. blijkt, dat de
gemeenteraad aan verbetering op dit gebied zeer wei
nig kan doen. Spr. dringt er echter bij B. en 'W. ten
zeerste op aan, den noodigen druk uit te oefenen. Het
is toch wel een zeer onjuiste verhouding, als zoowel
hoofdonderwijzeressen als laagste leerkrachten op een
grondsalaris van 1200.— staan.
Ten derde Thans worden nog allerlei werken door
den D.U.W. uitgevoerd. Is het niet mogelijk die wijze
van uitvoering aan kant te zetten? Moet het particulier
initiatief niet meer op den voorgrond komen? Spr.
meent, dat er wel goede aannemers zijn, die de werken
kunnen uitvoeren en dat er arbeiders genoeg voor be
schikbaar zijn. In het algemeen gezien, zou deze wijze
van uitvoering z.i. zeer zeker beter zijn.
De heer Schootstra heeft tot zijn genoegen in de
Mem. v. Antw. gelezen, dat het vliegveld bij Leeuwar
den de volle aandacht van het college heeft, maar zou
toch nog graag van deze gelegenheid gebruik willen
maken om het belang van dat vliegveld voor de stad
en tevens voor de provincie, hoewel hier niet direct
ter zake dienende, te bepleiten. Spr. hoopt, dat B. en
W. en ook de raad er oog voor zullen hebben, dat er
hier een kans is voor onze stad en onze provincie, die
benut moet worden. In de toekomst zal de ontwikkeling
ook in onze provincie en onze stad gaan in de
richting van verdere industrialisatie, maar zullen wij die
inderdaad mogelijk en ons t.z.t. ook volledig ten nutte
maken, dan moeten wij nü van het vliegveld, dat in oor
logstijd zeer tegen onzen zin zoo groote afmetingen heeft
aangenomen, in alle geval verder gebruik gaan maken
voor de burgerluchtvaart. Misschien is het ook mogelijk
om het voor militaire of andere doeleinden te gebruiken.
Er dient bij de diverse instanties op inschakeling van
ons vliegveld, vooral met het oog op de toekomstige
ontwikkeling van handel en industrie, aangedrongen te
worden. Spr. denkt voorts aan de mogelijkheid van op
leiding van luchtvaartpersoneel en het inrichten van
reparatiewerkplaatsen. Op die manier kunnen wij tevens
dergelijke takken van dienst naar onze provincie trek
ken. Hij zou het, indien het B. en W. mogelijk is, zeer
op prijs stellen wat meer inlichtingen over den stand van
zaken betreffende het vliegveld te ontvangen dan het
betrekkelijk kleine zinnetje, daaraan in de Mem. v.
Antw. gewijd.
De heer Jongma is van oordeel, dat het in de Mem.
v. Antw. geformuleerde antwoord van B. en W. voor
de toekomst goede hoop geeft, dat de zoo noodzakelijke
subsidieverhooging voor de kleuterscholen op bevre
digende wijze haar beslag zal krijgen. Hij uit dan ook
zijn waardeering voor de duidelijke mededeeling van
B. en W., dat ook zij ,,van gevoelen zijn, dat zoowel
t.a.v. het een als het ander voorzieningen behooren te
worden getroffen Inderdaad is dit noodig, daar sala
rissen en subsidies in de vooroorlogsche bezuinigings
periode naar beneden gingen. Nu zijn enkele salarissen
voor de openbare kleuterscholen herzien, hoewel nog
niet geheel ten genoegen van de betrokkenen. De sub
sidies voor de bijz. kleuterscholen zijn echter nog op
het bezuinigingspeil gebleven. Het spreekt vanzelf, dat
de vereenigingen of stichtingen, die de kleuterscholen
financieren, daardoor niet in staat waren die salarissen
uit te keeren, die redelijkerwijs verwacht mochten wor
den, of dat men zich behielp met minder bevoegde
krachten. Het meest sprekende bewijs, dat de subsidi-
eering veel te wenschen overlaat, is wel het feit, dat
het voor enkele scholen, doordat zij niet geheel aan
de gestelde voorwaarden kunnen voldoen, voordeeliger
is een gedeelte van het subsidie maar te laten schieten.
Spr. c.s. zien nu met vertrouwen en belangstelling het
resultaat van het door B. en W. in te stellen onderzoek
naar de wijze, waarop verbeteringen zullen kunnen
worden aangebracht, tegemoet en verwachten hun
voorstellen. Zij hopen, dat de toezichthoudende orga
nen, die een rem blijken te zijn voor de zeer noodige
verbeteringen, hun houding zullen herzien. Spr. stelt
prijs op de sympathie van die raadsleden, die eveneens
voelen voor verbetering op korten termijn. B. en W.
zullen zich hierdoor in hun bemoeiingen gesteund
weten.
De heer Sijbrandij las in de Mem. v. Antw., dat het
werk op het vliegveld ter hand is genomen door den
D.U.W. en Landbouwherstel. Spr. zou echter, evenals
de heer Buist, graag zien, dat de werken weer op nor
male wijze, n.l. door inschakeling van aannemers, wer
den uitgevoerd. Z.i. is daarvoor de tijd weer gekomen.
In het begin zat er weinig lijn in het werk, doch dat
is langzamerhand weer anders geworden.