Lx .1-11-.
«ht-** iv» v-.^
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 10 December 1945.
Hellema. Deze commissie is zwaar met werkzaamheden
belast, waarover de wethouder heel wat zou kunnen
vertellen.
Daarnaast staat de toepassing van het K. B. van 11
September 1944, onlangs gewijzigd en uitgebreid, waar
bij de burgemeester bevoegd is het gebruik van woon
ruimte te vorderen.
Dit is een geweldig moeilijke materie, want dit be-
teekent een verplichte samenwoning van meer gezinnen
in één huis. B. en W. zijn thans begonnen, om, op grond
van de verordening van 17 September 1945, het daar
heen te leiden, dat groote huizen met één bewoner of
enkele bewoners dienstbaar zullen worden gemaakt aan
bewoning door meer personen, ten behoeve van hen,
die wat huisvesting betreft, in zeer moeilijke omstandig
heden verkeeren. In verschillende gevallen zitten de
menschen zoo bij elkaar opgepropt, dat van een wezen
lijk gevaar voor de volksgezondheid kan worden ge
sproken, afgezien nog van allerlei gevaren voor de
zedelijkheid.
Er is in de laatste maanden een uitgebreid onderzoek
ingesteld naar de grootte en bewoning van vele panden;
dit onderzoek is nu spoedig ten einde. Dezer dagen
wordt een begin gemaakt met de toewijzing van woon
gedeelten. Dit zal echter met de noodige soepelheid
gedaan worden, welke hierin zal bestaan, dat hun, die
in aanmerking komen om menschen in huis te krijgen,
eerst de gelegenheid zal worden gegeven zelf keuze
te maken. Wellicht hebben ze familie of kennissen, die
ze liever bij zich hebben dan vreemden. Voorts zal er
gelegenheid bestaan voor het indienen van gegronde
klachten. Blijken klachten ongegrond of niet zoo be
langrijk, dat van samenwoning moet worden afgezien,
en heeft men voorts niet gebruik willen of kunnen ma
ken van een eigen keuze, dan zal tot toewijzing worden
overgegaan.
B. en W. zijn zich bewust, hiermee een moeilijken
weg te betreden, niet passend bij de mentaliteit van het
oogenblik. Immers jarenlang hebben wij geleefd in de
verwachting van een komenden vrede, die een einde
zou maken aan de moeilijkheden, ook die van evacuatie,
enz. En nu zouden die opnieuw beginnenDikwijls
heeft men de ongemakken van den oorlog kunnen ver
dragen in de wetenschap of hoop, dat zij van zeer tij-
delijken aard waren en nu blijkt zoo geheel anders.
De wereldgeschiedenis geeft tal van voorbeelden, die
aantoonen, dat de naweeën van den oorlog erger zijn
dan de toestanden gedurende den oorlog. Of dat ook
thans het geval zal zijn, weet spr. niet, maar wel, dat
wij er in Nederland nog lang niet zijn, dat wij nog heel
veel onaangenaams zullen moeten verdragen.
Het komt er nu op aan om burgerzin te toonen. Van
deze plaats wil spr. een beroep doen op de burgerij,
voor zoover ze daarvoor in aanmerking komt, om een
drachtig de offers te brengen, die onze tijd ook in dit
opzicht vraagt en daarmee de gemeentelijke overheid
te steunen in haar moeilijke taak, die haar niet veel
anders dan last kan bezorgen.
Van groot belang voor de toekomst is het vliegveld,
waarover verschillende leden, speciaal de heer Schoot
stra, gesproken hebben. Hier dient tweeërlei onder
scheiden te worden: le. de technische verzorging, en
2e. de vraagstukken, samenhangende met bestemming
en beheer.
De technische zijde van de zaak behoort tot de com
petentie van den wethouder van Openb. Werken. Spr.
wil er slechts op wijzen, dat het vliegveld een pracht-
object was om in den tijd na de bevrijding een deel
der werkloosheid op te vangen, terwijl de financieele
positie der gemeente hierdoor niet noemenswaard wordt
beïnvloed; de hier verdiende loonen, die de D.U.W.
voor 100 vergoed, oefenen integendeel een gunstige
werking op de welvaart uit.
Spr. wil thans gaarne enkele mededeelingen doen,
die hij is er zich van bewust slechts sober zijn,
en wel omdat ze meerendeels berusten op ambtelijke
gesprekken. Het is altijd moeilijk uit te maken wat men
openbaar wil hebben uit die gesprekken en wat niet.
In dat verband vestigt hij nog even de aandacht op
een vraag van den heer Wiersma naar aanleiding van
een bepaalde verwachting t.a.v. de salarissen van de
politie, door B. en W. in den Aanbiedingsbrief uitge
sproken en ook gegrond op ambtelijke gesprekken. Zoo
blijkt wel het gevaarlijke van te veel mededeelingen.
Dan wordt er gevraagd: kunt U ook iets meer vertel
len? Daarom moet men oppassen. Door te veel te zeg
gen immers zou bedorven kunnen worden wat ten voor-
deele zou kunnen zijn.
Onmiddellijk na de bevrijding hebben B. en W. zich
beijverd om het vliegveld los te werken uit geallieerde
handen. Begin Mei reeds werden de terreinen en ge
bouwen van Engelsche zijde vrijgegeven, behoudens
enkele uitzonderingen, en werd het vliegveld in beheer
aan de gemeente toegewezen, een situatie, die eenig
was in ons land.
B. en W. besloten om zooveel mogelijk het vliegveld
als een eenheid te handhaven, zulks in afwachting van
de nadere bestemming. De exploitatie der landbouw
gronden droegen zij op aan de Commissie Landbouw-
herstel District Friesland, die zich zeer lofwaardig van
haar taak heeft gekweten en o.a, de regeling heeft ge
had van het weiden van 1200 pinken uit de lage landen
van Friesland op het middenterrein tusschen de rolbaan
in. Over dit alles kan de wethouder van Openb. Wer
ken den raad verder inlichten.
De vraag, waarvoor B. en W. kwamen te staan, was:
Wat zou de uiteindelijke bestemming van het vliegveld
worden De mogelijkheden waren vele wereldlucht
haven, centrale luchthaven voor Nederland, luchthaven
voor internationaal verkeer, luchthaven voor binnen-
landsch verkeer, militair vliegveld.
In samenwerking met de N.V. Vereeniging tot Ex
ploitatie van het Vliegveld, waarvan ir. Kramer voor
zitter is, hebben B. en W. onmiddellijk contact gezocht
met de diverse rijksorganen, commissies, enz., hetgeen
niet altijd even gemakkelijk ging; er hadden n.l. niet
minder dan acht diensten en commissies bemoeiing met
het vliegveld.
Aan het Laboratorium voor Grondmechanica te Delft
werd opdracht gegeven voor een bodemonderzoek,
zulks in verband met de belasting van het vliegveld,
want met het oog op het zware internationale verkeer
moest rekening gehouden worden met een belasting
van 150 ton. Dit onderzoek leverde niet geheel het
resultaat op, dat B. en W. hadden gehoopt. De grond
slag van het vliegveld te Leeuwarden is veel kleiiger
dan die van Schiphol b.v.; de grondsoort heeft o.a. de
eigenschap om tijdens regenachtige perioden uit te
smeren, waardoor de doorlatendheid van de bovenste
laag sterk achteruitloopt. Ten gevolge daarvan is het
hebben van startbanen dringend noodig. Deze nu zijn
wel aanwezig, maar kapot. De startbaan in de meest
voorkomende windrichting (Z.W.) wordt thans over
een lengte van 1400 m in orde gemaakt.
Er is door den toenmaligen Minister van Waterstaat
een commissie benoemd, die moest adviseeren over de
bestendiging en bestemming der vliegvelden in Neder
land. Deze commissie heeft haar advies uitgebracht.
Schiphol wordt, zooals bekend is gemaakt, wereldlucht
haven. Zoolang het rapport niet is gepubliceerd, Wil
spr. volstaan met de mededeeling, dat het vliegveld te
Leeuwarden blijft bestaan. Het college verwacht, dat
ons vliegveld een zoodanige bestemming zal krijgen,
dat op den duur de terreinen buiten de rolbaan niet
deel van het vliegveld zullen behoeven uit te maken.
Dat beteekent, dat het overblijvende deel een vliegveld
oplevert, veel grooter dan het oorspronkelijke van vóór
1940 en dat het systeem van startbanen, zooals dat thans
bestaat, de wezenlijke oppervlakte van de luchthaven
zal vormen.
VA --WICW
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 10 December 1945. 21
Inmiddels is, in opdracht van den Rijksluchtvaart
dienst, de K.L.M. begonnen met de exploitatie van een
binnenlandsche luchtlijn Schiphol-Leeuwarden-Eelde,
zij het dan nog op uiterst bescheiden schaal. De toe
stellen zijn steeds volgeboekt; de ruimte is zeer beperkt.
Dit zal in de toekomst wel beter worden. Het aantal
passagiers Leeuwarden-Amsterdam bedroeg in October
109, in November 119; omgekeerd waren de cijfers 81
en 91. De verschillen worden verklaard door het uit
vallen van diensten wegens mist en slecht weer en de
bezetting op het andere deel van de lijn. Het briefpost
vervoer bedroeg in deze maanden in beide richtingen
tusschen Leeuwarden en Amsterdam samen 8200 kg.
Over den uiteindelijken beheersvorm van het vlieg
veld kunnen nog geen mededeelingen worden gedaan.
Er is te dezer zake een bespreking geweest tusschen
de Rijkscommissie voor de Luchtvaartterreinen met het
provinciaal bestuur en het gemeentebestuur van Leeu
warden, waarbij B. en W. hun inzicht hebben kenbaar
gemaakt. Er dient nu afgewacht te worden, welken
beheersvorm het Rijk zal voorstellen. In het algemeen
is er deze moeilijkheid bij, dat de instantie, die over het
vliegveld gaat, telkens weer verandert. Heeft men bij
den eenen dienst zijn moeite aangewend, dan blijkt na
zekeren tijd, dat men bij een anderen had moeten zijn.
Er is de laatste dagen weer verandering in gebracht;
het schijnt, dat de vliegvelden nu in militaire handen
komen.
Het zal verder onnoodig zijn te zeggen, aldus spr.,
dat B. en W. in blijvend contact staan met de verschil
lende instanties, die iets met het vliegveld hebben te
maken. Zij zijn overtuigd van het groote belang, dat
niet alleen Leeuwarden, maar ook Friesland heeft bij
een goed geoutilleerd vliegveld en zij zijn ter zake
diligent om de best mogelijke resultaten te bereiken.
De heer Wiersma heeft enkele vragen gesteld over
de politie en enkele andere leden over de politie en de
brandweer. Men heeft gevraagd en terecht Hoe
zit het toch met die hooge uitgaven voor de politie?
Op de begrooting 1940 staat als belooning van het
politiepersoneel 218.000,uitgetrokken; het
daarmee correspondeerende bedrag voor 1946 is
421.000,d.i. ongeveer 2 ton meer. In dezen post
zit de groote verhooging, die in den bezettingstijd is tot
stand gekomen. De salarisregeling berust op een ver
ordening van den Rijkscommissaris van 1943. Bij een
verordening van den Chef Staf Militair Gezag van
12 September 1944 werd deze regeling gecontinueerd.
Uitdrukkelijk werd daarin vastgesteld, dat dezelfde
salarissen zullen worden uitbetaald als tijdens de be
zetting, terwijl de uitbetaling blijft geschieden door
dezelfde instanties als toentertijd. In dit verband ant
woordt spr. op de vraag van den heer Wiersma, of de
kO-25 verhooging ook het politiepersoneel ten goede
is gekomen, dat dit niet het geval is. Hier geldt art. 7
van het bekende K.B. van 18 April 1945 betreffende
voorloopige maatregelen met betrekking tot de salaris
positie van burgerlijke rijksambtenaren. Dit vermeldt,
dat de verhooging van 20-25 niet van toepassing
is op die categorieën van personeel,'waarvoor na 1940
een nieuwe salarisregeling is vastgesteld. (Voor het
politiepersoneel is in 1943 een nieuwe regeling tot stand
gekomen). In het algemeen is deze verhooging dus niet
van toepassing op het politiepersoneel. Er zijn enkele
Kleine uitzonderingen, doch die zijn hier niet ter zake
dienende.
Het spreekt vanzelf, dat in de tegenwoordige situatie
de salarislast voor de gemeenten te zwaar is. Hier moet
een oplossing komen, welke dan ook. Misschien kan
deze liggen in de richting van een voor rekening van
het Rijk nemen van de personeele uitgaven, terwijl die
voor de materieele verzorging ten laste van de gemeente
zouden blijven. Spr. geeft hier natuurlijk slechts een
gedachte weer. Hoe het komt, is nog niet bekend. Zoo
als men weet, blijft in verschillende gemeenten de ge
meentepolitie bestaan, in tegenstelling tot die gemeen
ten, waar de rijkspolitie haar scepter zwaait, aldus de
regeling van het versche K.B. van 8 November 1945.
Spr. verwacht op goeden grond, dat ook Leeuwarden
zal worden aangewezen als gemeente, waar de gemeen
tepolitie blijft bestaan.
Ook de sterkte van het personeel zal van rijkswege
worden vastgesteld, n.l. door de Ministers van Justitie
en Binnenlandsche Zaken. Tot op dit oogenblik wordt
als norm aangenomen 2 man per 1000 inwoners, het
geen voor Leeuwarden zou beteekenen 146 man, doch
men kan hier in het algemeen boven gaan, in verband
met plaatselijke omstandigheden, zooals extra-bewa
kingen e.d. Op het oogenblik bedraagt de sterkte voor
Leeuwarden wat het aantal agenten betreft 155 man,
inbegrepen de hulppolitie, waaruit later het vaste per
soneel wordt gerecruteerd; dit getal moet beslist als
een minimum worden beschouwd.
Spr. heeft hier een zeer voorzichtige personeelspoli
tiek gevoerd. Ter illustratie van hetgeen hij hierover in
het algemeen naar aanleiding van een vraag van den
heer Heerma van Voss heeft gezegd, wijst hij op het
volgende. In den na-oorlogschen tijd heeft men aller
wegen het verschijnsel kunnen opmerken van grootsch
opgezette diensten met een overvloed van personeel,
vaak bestaande uit menschen, die een goede, vaste be
trekking hebben opgegeven, in ruil voor een schoon
schijnende functie, die echter blijkt van tijdelijken aard
te zijn. Dit verschijnsel is te verklaren uit den drang
bij zeer velen om wat anders te willen dan gewoon,
maar velen zullen daardoor worden gedupeerd. Van
meet af aan hebben B. en W. dat hier willen voorko
men; het is bovendien veel moeilijker, ook van den kant
van den werkgever gezien, iemand te ontslaan dan aan
te stellen. Derhalve is hier de aanstelling van hulp
politie op bescheiden en verantwoorde wijze geschied.
Vergelijking met andere steden in ons land doet dit
duidelijk blijken. Op de begrooting staan 45 hulpagen
ten aangegeven. Als men de bevolkingsaantallen van
verschillende steden verdisconteert, dan staan naast de
45 hulpagenten in Leeuwarden er in Alkmaar 60,
Zwolle 40, Flilversum 140, Apeldoorn 75, Amersfoort
70, Deventer 75 en Groningen 60, zoodat Leeuwarden
een bescheiden figuur maakt. Dit zijn geen absolute,
doch verhoudingscijfers. Dat B. en W. een voorzichtige
personeelspolitiek voeren, blijkt ook nog, als men de
cijfers van de totale sterkte van het politiepersoneel in
deze steden met elkaar vergelijkt. De totale sterkte is
hier 155; als men de bevolkingsgetallen van de ge
noemde steden gelijk rekent met die van Leeuwarden,
dan heeft Alkmaar een sterkte van 140, Zwolle 180,
Hilversum 290, Apeldoorn 200, Amersfoort 210, Deven
ter 170, Groningen 200. Op een onbeteekenende uit
zondering na, liggen al deze cijfers behoorlijk boven die
van Leeuwarden.
Het wachten is nu op de uitvoeringsvoorschriften
van het nieuwe K.B. Spr. verwacht, dat een aanpassing
van het tegenwoordige getal aan het later voorgeschre-
vene niet te veel moeilijkheden zal opleveren.
Met de uitgaven van de brandweer is het evenzoo
als met die van de politie. Ze zijn vervijfvoudigd sedert
1940, verdubbeld sedert 1944. Spr. zal eenige gegevens
verstrekken.
Hoe was de situatie? We hadden hier in Leeuwarden
een z.g. politiebrandweer, waarbij de ambtenaren van
de politie als brandweermenschen moesten optreden.
Bij de bevrijding bleek, dat de taak van de politie en
het aantal beschikbare krachten zoodanig was, dat het
niet verantwoord was den geschapen toestand te be
stendigen. Twee factoren werkten toen mee om tot de
oplossing te geraken, die wij nu hebben. De eerste was,
dat de desbetreffende rijksinstanties gekant waren tegen
de politiebrandweer, maar dat men van plan was een
andere organisatie tot stand te brengen. Vandaar het
Tijdelijk Brandweerbesluit van 7 September 1944, dat