22 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 10 December 1945.
binnenkort wel door een definitief zal worden vervan
gen. Bovendien werd een circulaire ontvangen van de
Rijksinspectie Luchtbescherming en Brandweerwezen,
volgens welke er bij de samenstelling van de brandweer
rekening mee diende te worden gehouden, dat een kern
van beroepsbrandweerpersoneel moest worden gehand
haafd.
Deze kern was als vanzelf aangewezen. Er bestond
n.l. in den bezettingstijd een vaste kern van de Lucht
beschermingsbrandweer, geoefende menschen, die na
den oorlog moesten afvloeien als gevolg van de liqui
datie der Luchtbescherming. Door middel van sollici
tatie is hieruit een geselecteerde ploeg gerecruteerd voor
de vaste kern der brandweer, bestaande uit ruim 20
man. Het is deze vaste kern van uitstekend geoefende
en voor hun taak volkomen berekende menschen, die
de meerdere kosten veroorzaakt.
Ook op dit gebied valt een kostenverdeeling tusschen
Rijk en gemeente te verwachten. Immers, reeds art. 6
van het Tijd. Brandweerbesluit zegt: ..Door Ons zullen
nadere regelen worden gesteld nopens de verdeeling
der kosten van het brandweerwezen tusschen Rijk en
gemeenten.'' Deze regelen zijn nu nog niet bekend, maar
als ze worden toegepast, beteekent dit natuurlijk weer
een verbetering van het begrootingsbeeld onzer ge
meente, evenals dat met nieuwe regelen voor de politie
het geval zal zijn.
Leeuwarden mag zich verheugen in een. ook wat het
materiaal betreft, prima brandweer. Eenige maanden
geleden is hier een studiecommissie van Engelsche of
ficieren geweest, die de brandweer op het vasteland
moest bestudeeren ten dienste van de inrichting in En
geland, die vol lof was; apparaten, die zij nooit gezien
hadden, zooals koolzuurapparaten, vonden zij hier. In
dien deze er belang in stelt, is spr. bereid een demon
stratie voor den raad te laten houden, waarbij men o.a.
zal kunnen zien de nieuwe aanwinst der gemeente, die
speciaal bij benzinebrand gebruikt kan worden, die
bluscht met schuim en voorzien is van een watertank
met een inhoud van 2500 1, waardoor 30.000 1. schuim
wordt verkregen, zonder dat men op het water is aan
gesloten.
Wat de toekomst t.a.v. de brandweer zal brengen,
valt nog niet met zekerheid te zeggen. Waarschijnlijk
zal de nu bestaande vaste kern precies passen in de
organisatie, zooals men zich die van rijkswege denkt, j
De gedachten gaan eveneens in de richting van een
uitbreiding van de taak der brandweer; men wil haar,
naast de repressieve, bestaande in de blussching van
brand, ook een preventieve taak geven, bestaande in
het voorkomen van brand. De werkzaamheden, hier
uit voortvloeiende, liggen, althans voor een deel, op
het terrein van Bouw- en Woningtoezicht.
Ten slotte nog een belangrijk onderwerp, waarover
de heer Wiersma enkele vragen heeft gesteld, n.l. de
Avondklok. Spr. acht het van belang deze aangelegen
heid in iets breeder verband te bezien en de moeilijk
heden, aan de invoering er van verbonden, te bespreken.
De meening, als zou de Avondklok een uitsluitend
gevolg zijn van de aanwezigheid van Canadeesche
militairen, is niet juist. Zij zou dan min of meer tegen
de Canadeezen zijn gericht geweest. De Canadeesche
autoriteiten hebben dat zeker niet zoo gevoeld; zij had
den trouwens geenerlei bezwaar tegen .de invoering en
hebben de bijzonderheden van de verordening geheel
aan het inzicht van B. en W. overgelaten. Dat er be
sprekingen met de militaire bevelhebbers zijn gevoerd,
vond zijn reden hierin, dat de naleving van de bepa
lingen niet anders doeltreffend kon worden verzekerd
dan met medewerking van de Canadeesche politie, een
medewerking, die inderdaad werd toegezegd.
De invoering moet zeker ook worden gezien als een
gevolg van de situatie, waarin de jeugd is komen te
verkeeren gedurende en na den oorlogstijd. Het is
moeilijk die situatie met een enkel woord te typeeren;
het is ook onjuist om de geheele jeugd in dit opzicht
onder één noemer te begrijpen. Er is een, laten wij
hopen, groot deel van de jeugd, waarop niets is aan
te merken. Maar er kan wel worden gezegd, dat de
bandeloosheid in de laatste jaren onevenredig sterk is
toegenomen, zoowel bij ouderen als jongeren. Bij jon
geren is dit echter gevaarlijker, omdat zij zoo geworden
zijn in den vormingstijd.
Wij hebben hier te maken met een algemeene waar
heid, die wel door niemand zal worden ontkend. Nader
concretiseerend, kunnen als oorzaken worden aange
geven de maatregelen der bezettende macht, die leugen
en bedrog in de hand werkten en het zedelijk peil ver
laagden, de ontwrichting van de gezinnen door vertrek
van den vader, waardoor de leiding ontbrak, terwijl
de moeder nog meer belast werd en soms overspannen
geraakte. Vele ouders stonden machteloos tegenover
de vroegrijpe, vroegwijze, losgeslagen opgroeiende jon
gens en meisjes. Bovendien verminderde in den bezet
tingstijd de controle en de mogelijkheid van ingrijpen
van de officieele instanties, zooals politie en justitie.
Helaas kan niet gezegd worden, dat na de capitulatie
een spoedige verbetering van het gedrag der jeugd te
wachten is. Aan de hand van ambtelijke rapporten kan
spr. nog concreter zijn.
Geklaagd wordt over groote vernielzucht en straat
schenderij van de oudere schooljongens, vnl. in den
leeftijd van 10-14 jaar; gloeilampen en ruiten worden
opzettelijk kapot geschoten met katapults, waarvan er
tientallen in beslag zijn genomen; toegenomen is de
zucht om vooral oudere menschen te plagen door te
schelden, modder tegen de ruiten te gooien, enz.; tot
laat in den avond trof men jonge kinderen op straat
aan, die bedelden om sigaretten of chocolade en die
zich bezighielden met ruilhandel en zwarten handel; de
kinderen zijn vroegrijp, en het komt zelfs voor, dat
personen van jeugdigen leeftijd voorbehoedsmiddelen
bij zich dragen, waarvan zij het gebruik kennen; vele
grootere en kleine diefstallen worden gepleegd, waar
voor pakhuizen en vrachtauto's worden uitgezocht; er
is onwettig schoolverzuim ten gevolge van gebrek aan
leiding thuis; er is gebrek aan plichtsbesef, zich uitend
in te laat komen, enz.; veel snoep- en rooklust (vele
schoolkinderen hebben bruine vingers van het rooken);
sommige kinderen liepen met groote geldsbedragen op
zak.
Spr. zou zoo kunnen doorgaan, maar vindt dit ge
noeg om te laten zien, dat er een verwildering is ont
staan. En het is mede tegen dezen achtergrond, dat de
maatregel van de Avondklok moet worden gezien.
Want de overheid, ook de gemeentelijke, is niet ver
antwoord, wanneer zij op deze dingen niet let, of, er
wel op lettende, geen maatregelen treft tot bestrijding.
B. en W. hebben in breeden kring de meening ge
vraagd van vooraanstaande menschen, ook uit jeugd-
kringen, alvorens tot den zeer ingrijpenden maatregel
te besluiten. Speciaal met het oog op de belangen van
het jeugdwerk, catechisaties, vereenigingsleven, hebben
zij zich o.m. gewend tot het convent van predikanten.
Het resultaat Van deze voorbereidingen werd de
verordening, die nu vigeert. Zij kan een nuttige preven
tieve werking hebben, maar tast natuurlijk het kwaad
niet in den wortel aan; dat kan de overheid ook niet.
De verordening kent niet de mogelijkheid van het
maken van uitzonderingen, waarnaar de heer Wiersma
heeft geïnformeerd. Dat is opzettelijk zoo geregeld, dus
geen verzuim. Ook hiervoor zijn goede redenen aan te
voeren en het is niet overbodig hierop even te wijzen,
daar van verschillende kanten aandrang is uitgeoefend
om in het bezit van een z.g, Ausweis te komen. De
aanvragen komen voornamelijk van den kant der jeugd
verenigingen, hetgeen zeer begrijpelijk is.
In het algemeen stellen B. en W. zich op het stand
punt, dat het mogelijk geacht moet worden, dat de
vergaderingen en cursussen op een tijdstip vóór 9 uur
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 10 December 1945. 23
worden beëindigd. Wanneer de ernstige wil daartoe
aanwezig is en men mag dezen aanwezig achten,
nu het in een vrij Nederland niet anders dan de har
telijke begeerte der bevolking kan zijn om de Overheid
in haar moeilijke taak te steunen dan zal men alles
op alles zetten om 9 uur thuis te kunnen zijn. Voor die
gevallen, waarin dat niet mogelijk is, kunnen ouders
of verzorgers de helpende hand bieden, want het blijft
steeds vrij in hun gezelschap zich op straat te bevinden.
De ervaring heeft bovendien geleerd, dat velen zich
accoord verklaren met de strenge doorvoering van hun
aandeel, indien zij weten, dat ook anderen geen uitzon
dering wordt toegestaan. En voorts is het duidelijk, dat,
als geen uitzonderingen worden gemaakt, de controle
van politiezijde ongemeen vergemakkelijkt wordt.
Dat is de algemeene kant.
Als er wel uitzonderingen worden gemaakt, dan komt
men voor verschillende moeilijkheden te staan. De
eerste is de controle, maar de tweede ligt in deze vraag
besloten: als er bewijzen worden afgegeven, waarbij
men gerechtigd is zich in den spertijd buiten te be
vinden: zullen deze niet onmiddellijk worden nage
maakt? De bezettingstijd heeft in dezen geleerd, dat
sommigen het in deze kunst ver gebracht hebben. In
elk geval, deze mogelijkheid is een reëel gevaar voor
de uitvoering van de verordening met uitzonderings
mogelijkheid. Aangenomen echter, dat er wél vrijstel
lingen worden gegeven, wie zullen deze moeten hebben?
Het is uiterst moeilijk, om dan een criterium te vinden,
volgens hetwelk de één wel, en de ander daarvoor niet
in aanmerking zou komen; de weg naar willekeur is
geopend. Desalniettemin willen B. en W. de toezegging
doen, dat de beide elementen: het belang van een in
tegrale toepassing der verordening en de mogelijkheid
van een uitzondering nog eens met elkaar geconfron
teerd worden, terwijl het ook een punt van overweging
zal uitmaken in hoeverre de gelding der verordening
kan afloopen op een tijdstip voor 1 Mei.
B. en W. zijn zich bewust, dat hier een offer wordt
gevraagd van het goede deel der jeugd. Maar en
dit strekke hun tot troost een offer, dat beteekent
medewerking aan een poging hoe bescheiden ook
tot moreele gezondmaking van ons volk.
De heer v. d. Meulen (weth.) wil, alvorens de be
langrijkste vraag, n.l. die van den heer J. K. Dijkstra
i.z. de werkloosheid, te beantwoorden, even in het ver
leden teruggaan en wel tot het tijdstip onmiddellijk na
de bevrijding. B. en W. stonden toen voor de situatie,
dat tal van ingezetenen geen werk hadden en dat ook
vele repatrieerenden te verwachten waren, die hier hun
werk hadden te zoeken. Bovendien zou het misschien
noodzakelijk zijn om voor voeding, kleeding en schoeisel
voor deze laatsten te zorgen. Tevens hadden B. en W.
tot taak het openbare leven weer op gang te brengen,
den gemeentedienst dus weer in normale baan te leiden.
Hoe nu precies de toestand was, is niet te izeggen,
daar exacte gegevens ontbreken. De gegevens van het
Gew. Arbeidsbureau waren uiteraard niet betrouwbaar
en die, welke B. en W. overigens ten dienste staan, n.l.
van den Gem. Dienst voor Sociale Zaken, geven ook
een zeer onvolledig beeld van den stand van zaken.
Op 14 April 1945 waren slechts 60 arbeiders opgenomen
in den crisissteun en waren er 37 gesteunden krachtens
de Armenwet (deze laatsten kwamen wegens een of
andere reden niet voor crisissteun in aanmerking). On
getwijfeld waren er daarnaast honderden, die ook geen
arbeid hadden, maar die zich, hetzij door zwarten han
del, hetzij door overgespaard geld, zelf redden.
Een eerste taak voor B. en W. was het scheppen
van voldoende werkgelegenheid. Daarvoor was aan
wezig een aantal kleinere werkobjecten, al aangeduid
in de Mem. v. Antw., zooals het in orde brengen
van plantsoenen, het slopen van schuilgelegenheden
e.d. Er bestond ook reeds sedert eenigen tijd een 10-
jarenplan voor uitvoering van allerlei groote werk
objecten en daar was weer uitgetrokken een z.g. ur
gentieplan, waarop de meest dringende werkgelegen
heden voorkwamen. Doch praktisch kwamen, met het
oog op de materialenpositie, slechts het vliegveld en
het kanaal in aanmerking.
Daar de Voorzitter reeds over het vliegveld gespro
ken heeft, kan spr. hierover kort zijn. Het vliegveld is
van groot algemeen belang krachtens zijn eigenlijke
taak als verkeersobject, voor het contact van Friesland
met de rest van de wereld, doch het is ook van belang
als werkgelegenheid. Zooals de Voorzitter reeds zeide,
is het B. en W. al heel spoedig mogen gelukken het
vliegveld onder hun beheer te krijgen. Het werd voor
een zeer groot deel in orde gemaakt onder directie van
den D.U.W. en hoewel de arbeidsvoorwaarden aan
vankelijk niet naar genoegen van B. en W. waren, is
het hun in den loop van den zomer mogen gelukken om
voor dit D.U.W.-werk de normale arbeidsloonen uit
het bouwvak toegepast te krijgen, wat aanvankelijk
door M. G. verboden was.
De heer Bueving merkte op, dat zijn partij alles in
het werk heeft gesteld om iets voor de arbeiders te
doen. Spr. heeft echter bij de onderhandelingen i.z. het
vliegveld niet de C.P.N. ontmoet, wél de Eenheids-Vak-
Centrale, die zich achter een staking stelde. Haar be
moeiingen konden geen effect hebben; ze bewerkten
slechts dit, dat enkele gezinnen eenigen tijd zonder in
komsten zaten. Door het N.V.V. is eenig goed werk
gedaan en ook spr. heeft een bijdrage geleverd om de
arbeidsvoorwaarden verbeterd te krijgen.
Wat het Van Harinxma-kanaal betreft, daar liggen
de zaken veel minder goed. Het verloop hierbij is zelfs
teleurstellend. De groote moeilijkheid is, dat dit object
niet in handen van B. en W. is; het is een provinciaal
werk. Diverse groote moeilijkheden speelden hier een
rol, moeilijkheden, die inderdaad grooter waren, dan
die het college bij het vliegveld ontmoette. Maar er
waren er bij, die naar spr.'s meening wel hadden voor
komen of opgelost kunnen worden.
Het had kunnen worden voorkomen, dat B. en W.
in den loop van den tijd tot de ontdekking kwamen,
dat de oorlogsjaren niet eens gebruikt waren om tot een
definitieve oplossing te komen voor de uitmonding bij
Harlingen, als gevolg van een verschil van meening
tusschen den Kanaaldienst en den Provincialen Water
staat. B. en W. hebben zich ter zake tot het prov. be
stuur gewend, dat van zijn kant alle mogelijke mede
werking toezegde om aan dezen misstand een eind te
maken.
In den loop van dezen zomer is door den Kanalen-
dienst een poging gedaan om een 50 a 60-tal arbeiders
aan het werk te krijgen, doch dat is niet gelukt. De
menschen kwamen op enkele uitzonderingen na een
voudig niet op. Vermoedelijk waren de arbeidsvoor
waarden hier een van de groote obstakels. Het college
heeft getracht en ook bereikt, dat die arbeidsvoorwaar
den verbeterd werden en van zijn kant gepoogd te voor
zien in de verstrekking van schoenen. In het najaar zou
het werk los gaan, maar op spr.'s vraag dienaangaande
werd geantwoord, dat het op een andere wijze tot stand
zou komen. De Heide-Mij. werd uitgeschakeld en ver
schillende kanaalgedeelten zouden worden aanbesteed.
De bestekken moesten eerst nog klaar gemaakt worden
en toen het eindelijk zoover was, dat een bepaald ka
naalgedeelte in bewerking zou worden genomen, kon
het nog niet doorgaan wegens een laatste moeilijkheid:
gebrek aan materiaal. B. en W. hebben er direct op
aangestuurd, om zoo gauw mogelijk alles wat in de
provincie aan materiaal aanwezig was voor dit object
te bevriezen.
Als dus in de Mem. v. Antw. het college uiting geeft
aan zijn verwachting, dat de totstandkoming van het
kanalenplan wellicht spoedig een feit zal zijn, dan is
dat te optimistisch uitgedrukt. De hoop kan worden
uitgesproken, dat het werk binnenkort voortgang zal