I 4 12 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Vrijdag 15 Maart 1946. men zijn beslissingen moest nemen. We waren echter plotseling als het ware in een juridisch luchtledig terechtgekomen; we kenden de Londensche regelingen niet; we wisten niet in hoeverre de regelingen van den bezetter nog gelding hadden. We moesten doen wat men in de luchtvaart noemt: blindvliegen. Misschien mag ik achteraf zeggen, dat we niet te ver uit den koers zijn geraakt. Eén van de vraagpunten, waarover direct een beslis sing moest worden genomen, was het al of niet bijeen roepen van den raad. Daarover werd 's middags over leg gepleegd met een aantal raadsleden uit verschil lende fracties. Tegen 7 uur des avonds werd de raad geconvoceerd en hebben we vier nieuwe wethouders gekozen, die na de raadsvergadering direct de portefeuilles verdeelden. Inmiddels was de Provinciale Militaire Commissaris, overste Aninga, ten stadhuize verschenen en van hem hoorde ik, dat het niet de bedoeling van de regeering was, dat de gemeenteraden zouden bijeenkomen, maar nu zulks hier geschied was, behoefde dit geen moeilijk heden op te leveren, mits de beslissingen van den raad, in casu de benoeming der wethouders, de instemming van den burgemeester hadden. Dit was het geval en zoo kreeg Leeuwarden nog op dienzelfden Zondag avond der bevrijding zijn nieuwe college van B. en W. en konden de collegiale werkzaamheden een aanvang nemen. Veel steun ondervonden wij van het Militair Gezag, dat ons inlichtte omtrent de Londensche regelingen, maar we zorgden wel, dat we met verschillende dingen een rit voor waren. Het Militair Gezag heeft ons dit nooit kwalijk genomen, integendeel, overste Aninga wist onze initiatieven te waardeeren en het duurde niet lang of het Militair Gezag liet ons volledige vrijheid, iets. waarvoor wij nog steeds dankbaar zijn. Dit was, hetgeen men mijn installatie mag noemen. Ik ga U thans niet schetsen, hoe wij stap voor stap naar meer geregelde verhoudingen terugkeerden. Dat verhaal, hoe belangwekkend ook, zou veel te lang worden. Het was hard werken, maar een prachtig werk en ik zou dien tijd niet gaarne hebben willen missen uit mijn leven. Het was, wat men zou kunnen noemen, een Indisch jaar, maar de hoeveelheid werk werd vol komen gecompenseerd door het aantrekkelijke van den arbeid. Het is vandaag precies elf maanden geleden, dat wij begonnen te werken en over een maand zal die dag misschien wel worden herdacht. Het eerste deel van deze elf maanden, n.l. dat deel, dat in 1945 valt, droeg een apart karakter, althans vertoonde de vervulling van het burgemeestersambt aparte karaktertrekken, doordat deze voor een deel gewijd was aan het contact met de Engelsche en Canadeesche autoriteiten. De aan wezigheid, zoowel van het Engelsche Mil. Gezag, van Engelsche troepen, als van de Canadeesche soldaten, beteekende een groep van werkzaamheden, een geheel van bemoeiingen, een aantal representatieve verplich tingen, die men in normalen tijd niet kent, zaken die meerdere inspanning, maar ook fleur gaven aan de ambtsvervulling. Het stemt tot groote voldoening te mogen consta- teeren, dat de verhouding tusschen de geallieerde be velhebbers en het gemeentebestuur niets te wenschen heeft overgelaten. Wanneer ik namen noem als van kolonel Sandercock, kolonel Sommerville, majoor Ro binson, majoor Wolf, majoor Gilmore, dan wordt daar mee gestalte gegeven aan een beeld van een vriend schappelijke verhouding, die de aangenaamste herin neringen achterlaat. Een andere kant van het burgemeestersambt was het ontvangen van een groot aantal uitnoodigingen voor uitvoeringen, feesten, herdenkingsbijeenkomsten, enz. Ik heb getracht daaraan zooveel mogelijk gevolg te geven, maar het aantal was te groot om alle wenschen in dit opzicht in te willigen. Deze festiviteiten warei een typisch gevolg van het herkrijgen van onze vrijhei; en het voldoen aan de invitaties heb ik dan ook be schouwd als inhaerent aan mijn ambtsvervulling in di bijzondere tijdsgewricht. Het was één van de aange name kanten ervan. Ik zal niet ingaan op de zorgen, die de waarnemini van dit ambt in het afgeloopen jaar meebracht. Doo verschillende raadsleden is er de aandacht al op ge] vestigd, hoe moeilijk het werk is geweest. Het is aa trekkelijker, wanneer in de herinnering blijft voortleve het aangename deel, in plaats van de moeiten en lasten fiksch contact. Gistermiddag hebben wij ons nog even Tot dit aangename deel behoort zeer zeker de mede werking, die ik heb ontvangen van den raad, de wet houders en het personeel der gemeente. Ik kan voor di alles niet anders dan dankbaar zijn en ik gevoel het al een plicht der dankbaarheid op die ondervonden mede; werking met een enkel woord in te gaan en die iet! nader te preciseeren. De raad heeft slechts gedurende de laatste viel maanden kunnen functioneeren en dan nog slechts mej de bevoegdheden van een noodgemeenteraad, d.w.i met een beperking, waarvan ik na hedennacht 12 uui zou willen verklaren, dat zij niet geboden is door dt omstandigheden, waarin wij verkeeren. Zij stamt nog, zoo zou ik dan morgen willen zeggen, uit den tijd. toen de ideeën omtrent hetgeen een gezonde democratisch staatsinrichting eischte nog niet op het peil van dJ inzichten van heden stonden. Ik heb, toen ik het voo: recht had op den voorzittersstoel in de raadsvergadering te mogen zitten, de magere raadsagenda's beschouw! als in strijd met de plaats, die het hoogste bestuurscol lege in de gemeente behoort in te nemen. Hier is met een enkel woord ook reeds de nadniltl op gelegd door den heer Dijkstra. Hy hat sein, datasl hy Frysk praette, ik him helte leaver mocht. Datlsj ek sa. It wie in smout praetsje, der't ik him tige tank- ber foar bin. Yn de fiif moannen, hweryn B. en W sünder rie regearden, haw ik faek tocht: „Der is gjin rie ta, dat der gjin rie is." Dykstra hoopt fjirders, dat, as wy yn de politiek foai inoar oer komme to stean, wy dan dochs freonen bliuwg sille. Fan herten, Dykstra! Zal deze beperkte bevoegdheid één der redenen zijn geweest, dat de raad het mij niet lastig kon maken, de welwillendheid, waarmee hij mij is tegemoet getreden' laat zich toch niet alleen daardoor verklaren. Ik meen mij te mogen vleien met de gedachte, dat het veder- zijdsch vertrouwen is geweest, hetwelk de sfeer in de raadsvergaderingen zoo aangenaam heeft gemaakt en hetwelk mijn leiding der bijeenkomsten een lichte taak heeft doen zijn. Ik ben te meer gesterkt in deze ge dachte, nu uit de woorden van verschillende spreken duidelijk is geworden, dat het wederzijdsch vertrouwen in ruime mate heeft bestaan en daarvoor ben ik dank baar. Ik wil U eerlijk bekennen, dat ik wel eens naar een frisch debat heb verlangd. Het naar voren brengen var verschillende inzichten behoeft zeker niet in strijd t( zijn met een gemeenschappelijk dienen van het gemeen tebelang. Gelijk in de natuurkunde door wrijving warmti ontstaat, zoo kan ook uit den strijd der meeningen di waarheid geboren worden. Hoe dit zij, ik heb behoefte den raad hartelijk dank] te zeggen voor de vlotte samenwerking, waardoor M o.a. mogelijk was, dat binnen kort tijdsbestek twee be grootingen, n.l. die voor 1946 en die voor 1945, tot stand kwamen. Toen het college van B. en W. op 15 April 1945 optrad, vonden wij den toestand zoo, dat de gemeentebegrooting voor 1945 eenvoudig niet be stond en een onzer eerste besluiten was, om te trachten met man en macht eerst de begrooting voor 1946 op normalen datum gereed te krijgen. Dit is gelukt En :k verheug mij er over, dat ik in de laatste raadsverga dering, in Februari 1946, mocht meemaken, dat de raad Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Vrijdag 15 Maart 1946. 13 Je begrooting voor 1945, het nakomertje, zonder hoof delijke stemming accepteerde. Met deze woorden meen ik de verschillende fractie leiders, in het algemeen gezien, wel te hebben beant woord. Ik ben zeer dankbaar, dat zoo'n eensgezind teluid heeft geklonken en dat men allen van gevoelen [s, dat ik mijn taak goed vervuld heb en dat ik boven Je partijen heb gestaan. Dat is voor den burgemeester ;er belangrijk. Hartelijk dank voor alle vriendelijke oorden. Heeren wethouders, met U kwam ik in meer dage- tekenschap gegeven van hetgeen de samenwerking voor bns heeft beteekend. Het ambtelijk contact groeide uit lot een verhouding van vriendschappelijken aard. Van [jw benoeming op 15 April 1945 af, Ijebt gij mij op Inergieke wijze bijgestaan en ook zelfstandig de daar- loor in aanmerking komende werkzaamheden van Uw fcortefeuille verricht op een zoodanige wijze, als waar- l'oor de gemeente slechts dankbaar kan zijn. Gedurende llen oorlogstijd hadden we in het gemeentebestuur het leidersbeginsel en het hing af van de grillen van een burgemeester, of hij al of niet zijn wethouders wilde laadplegen. Wat is dat een arm systeem Wat is er Vruchtbaarder, wat stimuleert meer, dan een collegiale Lverkzaamheid, waar men elkander de problemen ver- lelt, waar men gemeenschappelijk tracht een oplossing Lan de moeilijkheden te vinden? Niemand mag terug- Idirikken voor verantwoordelijke beslissingen, het leven Iraagt durf en doorzetting, maar het is veel aangenamer lezamenlijk de verantwoordelijkheid te dragen, dan luiks geheel alleen te moeten doen. Ik dank dat gij 11 door de anonimiteit, die altijd min of meer eigen is Kan collegiale besluitvorming, nimmer hebt laten leiden lm daardoor gemakkelijker tot een persoonlijke decisie ie komen. Gij hebt op serieuze wijze de zaken behartigd. i)e vergaderingen van het college van B. en W. hebben Inij geestelijk verrijkt en er heerschte een sfeer, die ver litreikte boven een strikt zakelijke. Het is mij een be- loefte U daarvoor ook van deze plaats hartelijk te lanken. I Ik maak van deze gelegenheid, nu ik de wethouders In het algemeen heb toegesproken, gebruik om een spe ciaal woord van dank te richten tot den heer Van der lleulen, die zoo juist de gevoelens van de wethouders leeft vertolkt. Hij heeft daarbij aangeknoopt aan en fcecitecrd uit een strooibiljet, dat door een zekere partij In de wereld is gebracht. Ik wil over dit punt gaarne met den heer Van der Meulen in discussie treden, maar tot twaalf uur vanavond sta ik boven de partijen en dus doe ik het nu niet. (De heer Van der Meulen: Ik morgen niet meer!). Als persoon hoop ik de discussie te voeren. Ik dank intusschen den heer Van der Meulen hartelijk voor zijn vriendelijke woorden. De vergaderingen van het college werden door U, mijnheer Bakker, als loco-secretaris bijgewoond. Ik weet, dat door het begrip bijwonen Uwe werkzaamhe den voor B. en W. slechts in uiterst beperkte mate kunnen worden omvat. Uw technische voorlichting is van groote waarde geweest. Het contact van burge meester en secretaris is haast van uur tot uur. Ik dank U voor Uw steun, dien ik in onbeperkte mate van U heb gehad, soms tot laat in den avond. Overigens weet ik, dat U liever heeft, dat ik mijn waardeering maar niet in te veel woorden uit. Nog een enkel woord tot het personeel der gemeente in zijn algemeenheid. Ik heb den tijd nu mee gemaakt, dat het personeel weer lust in het werk kreeg. Vóór 15 April was het wachtwoord: of onderduiken, of rek ken of saboteeren. Op 15 April heeft men met ver nieuwde kracht den arbeid aangepakt. Velen hebben hard gewerkt, sommige bureaux zagen zich door den omvang der werkzaamheden genoopt om overwerk te doen. Zij hebben dat gedaan en doen het nog met am bitie. Werken is gezond. Hoewel men in het algemeen heel wat kan doen, voordat men overspannen is, heb ik toch den indruk, dat sommige personeelsleden wel eens de grens van hun werkkracht naderden. Het samenstellen van de begrootingen 1945 en 1946 kostte veel inspanning en momenteel eischen de drie stem mingen voor Kamer, Staten en Raad een extra krachts ontplooiing. Met vele ambtenaren kwam ik in aan raking, met den een meer dan met den ander, maar van allen blijft een goede herinnering achter. Het is mij een behoefte het geheele gemeentepersoneel hartelijk te danken. Ten slotte. Mijn laatste woord als wnd. burgemeester in officieele raadsvergadering zal zijn, dat ik God dank, dat Hij mij de krachten heeft gegeven, om dit ambt te kunnen waarnemen en de wensch, dat onder Zijn zegen de gemeente Leeuwarden een tijd van vernieuwden voorspoed tegemoet mag gaan, de gemeente Leeuwar den, die wij allen liefhebben. De Voorzitter sluit te 16.15 uur de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1946 | | pagina 3