Vergadering van Maandag 18 Maart 1946. F i Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 18 Maart 1946. 15 Aanwezig 31 leden, alsmede de heer Mr. Algera. Afwezig de heeren Beekhuis, Bueving en Meines. Voorzitter: aanvankelijk de heer P. F. Westra, ^burgemeester. De Voorzitter verklaart deze buitengewone verga dering. ter installatie van den nieuw benoemden bur gemeester, den heer Mr. A. A. M. van der Meulen, te 14 uur voor geopend. De Secretaris doet lecture van het Koninklijk besluit, waarbij de heer Van der Meulen is benoemd tot bur gemeester van Leeuwarden. De Voorzitter verleent het woord aan den heer Al- Igera voor het uitspreken van zijn installatierede. De heer Algera wenscht, nu men zooeven gehoord heeft, dat het H.M. de Koningin heeft behaagd te be- Inoemen tot burgemeester der gemeente Leeuwarden den heer Mr. A. A. M. van der Meulen, hem, zoomede Mevrouw en de familie, ook van deze plaats hartelijk geluk met deze zoo eervolle onderscheiding. Het is vandaag, aldus spr., een gewichtige dag voor onze gemeente. Met de ambtsaanvaarding van den nieuwen burgemeester komt er een einde aan een interim-toestand, die geduurd heeft van het vertrek van burgemeester van Beijma in het begin van 1943 af, een tusschenperiode, waarvan het laatste gedeelte, elf maanden, na de bevrijding ligt. Daarover is Vrijdag j.l. reeds het een en ander gesproken. Hoewel hij niet meer deel uitmaakt van het gemeente bestuur, is het hem een groot voorrecht, dat de nieuwe burgemeester er zich mee accoord heeft verklaard, dat diens installatie alsnog door spr. zou geschieden. Hij stelt dat op hoogen prijs en het moge worden opgevat als een bewijs van een samenwerking gedurende den laatsten tijd, die niet anders kan strekken dan ten voor- deele van het gemeentebelang. Het is dikwijls de gewoonte, dat den nieuwen bur gemeester een overzicht wordt gegeven van den toe stand waarin de gemeente verkeert bij de aanvaarding van zijn ambt en van de voorzieningen, welke in de toekomst zullen dienen te worden getroffen. In dit geval is zulks water naar de zee dragen. Hier verkeert men in de gelukkige omstandigheid, dat het niet een homo novu: is, die als burgemeester gaat optreden, maar iemand, ,,yn 't salt bibiten Het ambt van burgemeester is niet gemakkelijk, in tegendeel moeilijk. Dat ligt niet zoozeer aan de hoe- veelhrid arbeid, die hij heeft te verrichten. Arbeid is een zegen; spr. zou wel willen, dat dit in alle kringen der bevolking werd gevoeld, opdat de begeerte naar minder werk wordt vervangen door het verlangen om zooveel mogelijk te presteeren; werken is gezond en Ispr. weet, dat de nieuwe burgemeester een harde wer ker i: die al zijn krachten zal ten dienste stellen van de gemeente. Niet in dezen zin is er moeilijkheid, maar het a ibt is wel zwaar voor een burgemeester, die een hart heeft, want hij komt in aanraking met velerlei grooten nood. Het onbevredigendste is nog, dat de middelen, om in dien nood te voorzien, ontbreken. Spr. denkt met name aan het woningvraagstuk en wie kan onbewogen blijven, wanneer hij eenerzijds kennis neemt van de ellende, die een gevolg is van het samenwonen van zoovele vaak heterogene personen onder één dak en anderzijds moet erkennen, dat hij practisch geen hulp kan bieden? Wanneer de mensch niet schuil gaat in den burgemeester, moeten zulke omstandigheden diepen in druk maken. Dit zal ook het geval zijn bij zijn opvolger, die, evenals spr., niets liever zal willen dan den socialen nood lenigen. Het ambt van burgemeester is moeilijk, in het bijzon der in dezen tijd. Wellicht is er gedurende de eeuwen van het bestaan onzer gemeente nooit een tijd geweest, waarin zooveel van het hoofd der gemeente wordt ge vraagd als nu. waarin zoo dikwijls een beroep wordt gedaan op het vaderschap over de gemeentenaren als thans. En nu moge het zijn, dat hij wordt bijgestaan door zijn wethouders, deze functionarissen zijn onder hevig aan veel slijtage, de burgemeester echter is het blijvende, het stabiele element, dat onafgebroken de lasten draagt. Hij is, althans behoort te zijn, de stuw kracht. die het geheel moet bezielen. Spr. twijfelt er niet aan. of de heer v. d. Meulen zal trachten de motor te zijn van het gemeentelijk leven. Het is vooral nu noodig. dat de burgemeester ge steund wordt door de wethouders, den raad en de bur gerij. Dat zulks het geval zal zijn met de wethouders, lijkt spr. niet twijfelachtig. Hij weet hoezeer zij de be langen, die hun zijn toevertrouwd, behartigen en hij weet uit ervaring hoezeer dat de taak van een voor zitter van het college van B. en W. verlicht. Hij mag, nu hij dien kring heeft verlaten, de overtuiging uitspre ken, dat ook hier het verleden een belofte voor de toe komst inhoudt. Voor hem was de Donderdag, dat is de dag, dien B. en W. besteedden om gezamenlijk de be langen van de gemeente te bespreken en elkander te stimuleeren, steeds weer een dag, waar hij naar ver langde: moge dit, aldus spr., ook voor den nieuwen burgemeester zoo blijven, dan is het werken in het college een lust, dan schept het een sfeer, die nieuwe krachten opwekt. Ook de raad zal den nieuwen burgemeester dien steun niet onthouden, hoewel opbouwende critiek van de raadsleden een der fundamentalia behoort te zijn voor het goed functioneeren van een democratisch gemeente- bestel. De wetenschap, dat er een lichaam is, dat de bevoegdheid heeft om te controleeren, maakt een se rieuze overweging van de gemeentezaken tot een ge biedenden eisch, maar de arbeid geeft ook te meer voldoening, wanneer gebleken is, dat de voorstellen in den raad den toets der critiek konden'doorstaan. Een raad, die zóó eensgezind is, dat alle critiek uitblijft, is een onding. Deze raad is sedert zijn bestaan erg koest geweest, maar dat is het gevolg van het feit, dat hij een noodgemeenteraad was, die te weinig bevoegdheden had om zich te kunnen laten gelden. Dit wordt straks beter. Na de verkiezingen zal de ontrechte raad. aan nemende. dat het woord ontrecht'' past in de con structie, dat de z.g. wetsbesluiten kracht van wet heb ben, hopelijk in nieuwen luister optreden, onder leiding van den heer V. d. Meulen. Spr. kan de woorden raad en wethouders niet ge bruiken zonder daarbij te denken aan het personeel der gemeente. Hij is gemachtigd te verklaren, dat de nieuwe burgemeester zal kunnen rekenen op den toe- gewijden arbeid van het personeel. Men zegt wel eens, dat een ambtenaar geen eigen meening mag hebben, maar de vertolker is van wil en gedachte van, in dit geval, raad en B. en W. Spr. is zelf ook ambtenaar geweest, maar zou deze gedachte gaarne anders uit drukken, n.l. zóó, dat een ambtenaar zijn werk zelf standig moet verrichten en hem gelegenheid moet wor den gegeven initiatieven te ontplooien binnen het kader van de richtlijnen van raad en B. en W. Vat men dit zóó op, dan zullen de beste resultaten van den ambte lijken arbeid worden bereikt, zal het verantwoordelijk heidsgevoel worden geprikkeld, zal men met een ge voel van vrijheid zijn werk in gebondenheid kunnen doen. Den nieuwen burgemeester zullen de vruchten van deze wijze van werken, die spr. gaarne heeft be vorderd. in den schoot vallen. En nu de burgerij. De bevolking van Leeuwarden, waartoe spr. zich bepaalt, vertoont vele godsdienstige en politieke schakeeringen. De burgemeester moet boven de partijen staan: hij moet onpartijdig zijn. Wat is dat? Er zijn er, die het begrip onpartijdigheid identiek ver klaren met partijloosheid. Dit is een ernstige misvatting. De nieuwe burgemeester is lid van de Partij van den Arbeid, is dus een partijman. Kan dit nu met elkaar

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1946 | | pagina 1