16 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 18 Maart 1946. samengaan? Spr. antwoordt bevestigend. Hij doet zulks op gezag van Groen van Prinsterer. Waarop hij doelt, zal de heer V. d. Meulen misschien weten, daar deze o.a. Vrijdagmiddag j.l. heeft bewezen, thuis te zijn in de antirevolutionnaire literatuur. Spr. doelt op deze uit spraak van Groen van Prinsterer: ,,Het moge para doxaal schijnen, doch het is waar: onpartijdig kan al leen hij zijn, die partij kiest." Spr. is er van overtuigd, dat de heer V. d. Meulen in dien hoogeren zin voor Leeuwarden wil zijn een onpartijdig burgervader, tot wien elke burger met vertrouwen opziet. Dan zal hij terecht en met eere de ambtsketen mogen dragen, die spr. thans op de daarvoor bestemde plaats mag aanbrengen. Hiermede verklaart hij den heer Van der Meulen geïnstalleerd als burgemeester van de gemeente Leeu warden. Nadat hem de hamer is overgereikt, neemt de heer Van der Meulen de leiding van de vergadering. De heer Van der Meulen wil. der traditie getrouw, zijn optreden als burgemeester van Leeuwarden be ginnen met zijn eerbiedigen dank uit te spreken aan H.M. de Koningin voor deze benoeming, aan Z.E. den Minister van Binnenlandsche Zaken voor de gedane voordracht en aan den Commissaris der Koningin in Friesland voor het verstrekte advies. In de tweede plaats dankt hij den heer Algera zeer hartelijk voor zijn vriendelijke woorden en tevens be tuigt hij zijn dank voor de overstelpend vele geluk- wenschen, die hem van de zijde der wethouders, raads leden, organen der pers en van zoo talloos vele anderen, al dan niet qualitate qua, hebben bereikt. Deze benoeming is door den heer Algera, en door velen met hem, een zeer eervolle genoemd en spr. heeft haar met vreugde als zoodanig aanvaard. Hoewel hij bij de vervulling van zijn ambt inderdaad zal streven naar de grootst'mogelijke objectiviteit of onpartijdig heid, zooals de heer Algera het formuleert tegenover de verschillende politieke stroomingen, meent hij toch ook vreugde te mogen putten uit het feit, dat bij zijn benoeming de richtlijnen uit de nota van de Regeering aan de Tweede Kamer zijn gevolgd. Velen hebben reeds gewezen op de groote moeilijk heden, die spr. te wachten staan. De waarschuwingen waren van dien aard, dat, als hij nog een graadje optimisme zou hebben gehad, het wel volkomen ver dwenen zou zijn, maar aan den anderen kant kan en zal niemand wonderen van hem verlangen. Hij is in de eerste plaats een der vijf leden van het college van B. en W. en niet meer dan de voorzitter van den raad. die aan het hoofd van de gemeente staat. Er liggen tal van problemen, die niet tot oplossing kunnen worden gebracht. In de eerste plaats is daar het schrikbeeld van de begrootingstekorten. De begroo tingen voor 1945 en 1946 wijzen elk een tekort aan van 1 '/jj millioen en nu mogen deze elk voor zich niet zoo groot en kleiner zijn, dan in andere gemeenten, dat is toch maar een schrale troost. De oplossing is niet hier te vinden. Zij zal moeten worden gevonden in een betere verhouding tusschen het rijk en de ge meenten. Dan is er het woningprobleem. Bij een kort na de bevrijding gemaakte berekening kwam men tot de con clusie. dat er minstens 1500 nieuwe woningen noodig waren. Dit aantal is nu nog grooter. Het bouwplan voor 1946 toont een raming van 250 te bouwen woningen voor geheel Friesland. Van deze 250 zullen enkele tien tallen in deze gemeente kunnen worden gebouwd en ook al zou in den loop van het jaar de beschikking over de noodige materialen kunnen worden verkregen, dan is het nog een groote vraag, of de bouw zou kun nen worden gefinancierd. Het gemeentebestuur staat voor de bittere noodzakelijkheid de beschikbare woon ruimte te verdeelen. Waar mogelijk, moeten de men- schen een gedeelte van hun woning afstaan aan an deren. De uiterste zorg en nauwkeurigheid worden vereischt, wil men tot een eenigszins bevredigende ver deeling komen. Er is een gemeentelijke commissie, die belast is met het onderzoek in dezen. De grootst moge lijke objectiviteit wordt hierbij in acht genomen. De commissie neemt een voorloopig besluit, de eindbeslis sing is bij B. en W. Tijdens spr.'s wethouderschap is hem gebleken, dat men niet over één-nacht ijs gaat. Doch hoe dit zij, het is noodzakelijk vele menschen t.b.v. anderen lastig te vallen. Ook staat het gemeentebestuur voor de noodzaak een groot aantal krotten, die al lang afgebroken moes ten zijn. in stand te houden. Denkt spr. aan die krotten, dan gaan zijn gedachten natuurlijk naar hen, die deze bewonen en voor een groot deel tot de a-socialen moeten worden gerekend. Van hen gaan zijn gedachten naar het maatschappelijk werk in het algemeen. Ook op dit gebied zijn vele niet ge makkelijk op te lossen problemen. Zeer belangrijk is het vraagstuk der loonen en prijzen. Groote nood op velerlei gebied moet worden gelenigd, o.a. die van ouden van dagen en gebrekkigen. De verouderde Ar menwet heeft dringend herziening noodig. Al de genoemde voorzieningen nopen tot zelfbeper king. Op grond van practische en principieele bezwaren moet veel overgelaten worden aan het particulier ini tiatief. De taak der gemeente is: aanvullen, stimuleeren. coördineeren. Ditzelfde geldt voor de zorg voor de jeugd, een der voornaamste problemen met talrijke as pecten. Op dit gebied is nog al wat gedaan, ook in deze gemeente, maar naar spr.'s meening is er voor een on derzoek, waarbij men zich afvraagt of er genoeg wordt gedaan en of de gemeente hier een taak heeft, zeer zeker plaats. Spr. kan zoo voortgaan met het opsommen van pro- I blemen. Bij diverse voorzieningen is de gemeente aihan- kelijk van andere instanties, b.v. bij het scheppen van werkgelegenheid. Ook bij de regeling der verkeers- kwesties in verband met de verbindingen van de pro vinciale hoofdstad met andere deelen der provincie, moet worden samengewerkt met tal van andere instan ties. Met deze opsomming heeft spr. duidelijk willen ma ken. dat de oplossing van heel wat problemen slechts voor een klein deel van het gemeentebestuur afhangt. Dit kleine deel der omvangrijke taak zal echter met alle energie moeten worden uitgevoerd. Met dit voornemen is hij stellig bezield. Het zal den raad verwonderen, wanneer spr. ver klaart pas na aarzeling gevolg te hebben gegeven aan den aandrang om te solliciteeren naar de betrekking van burgemeester van Leeuwarden. Niet voor niets heeft hij uit overtuiging het vrije beroep gekozen en bijna 23 jaar uitgeoefend. Dan laat men het niet zoo gemakkelijk in den steek. Voor hem. die de advocatuur niet als een zaakje, maar als een dienst aan het Recht beschouwt, is het een edel, voldoening schenkend, mbt Het is echter een behandeling van telkens afzonderlijke gevallen en niet de bouw aan een grooter geheel. Dit is het nu. wat spr. in het burgemeesterschap aantrok en daarom heeft hij zijn benoeming met zoo n groote vreugde aangenomen. Met de heeren wethouders is de samenwerking altijd van den meest aangenamen en vriendschappelijken aard geweest, evenals met den noodgemeenteraad. Ook met den loco-secretaris en andere ambtenaren dezer ge meente heeft spr. prettig gewerkt. Hij meent te weten en vertrouwt, dat allen met hem op dezelfde aangename wijze zullen blijven samenwerken en dat zij hem willen steunen in den dienst aan de gemeente en de gemeen tenaren. Mevr. Van DijkSmit herinnert aan de woorden, waarmee de heer v. d. Meulen, toen de raad bijeen was om afscheid te nemen van den wnd. burgemeester zijn rede begon, n.l. ongeveer deze: „Terwijl ik bezig Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 18 Maart 1946. 17 was er over na te denken, wat ik tegen U zeggen zou. vond ik in mijn brievenbus een drukwerkje". Het bleek, dat deze vondst hem geïnspireerd had tot het begin van zijn toespraak. Zooals het hem gegaan is, is het ook spr. gegaan. Eerlijk gezegd voelde zij het als een plicht den nieuwen burgemeester hedenmiddag toe te spreken, hoewel het kwijten van dien plicht haar moeite kosten zou. Immers, de levensopvattingen van den heer Van der Meulen en de hare verschillen zeer veel van elkaar: in besprekingen in den raad, evenals bij stemmingen, is dat altijd duidelijk naar voren gekomen. En hoe kon het ook anders. Bovendien is het gemakkelijker iemand bij het beëindigen van zijn taak toe te spreken, dan een rede te houden, wanneer iemand zijn functie aanvaardt. In het eerste geval kan men op door den functionaris gepresteerden arbeid terugzien, kan men zijn oordeel uitspreken over de wijze, waarop hij zijn ambt heeft waargenomen, etc. In het tweede geval kan men slechts verwachtingen koesteren en hoop uitspreken. Het spreekt vanzelf, dat de tijding van deze benoeming den inwoners onzer stad veel stof tot spreken gaf. Men hoorde opmerkingen als deze: „Mr. v. d. Meulen, be kwaam genoeg, maar„Gelukkig, Leeuwarden komt ook nu weer onder Friesche leiding Deze twee uitlatingen en ook de woorden, die de heer v. d. Meulen tijdens het afscheid nemen van terzijde tegen Mr. Algera zeide, n.l.: „Als burgemeester sta ik boven de partijen", zijn aanleiding geworden, dat de volgende gedachtengang zich bij spr. ontwikkelde. Van den Frieschen burgemeester gingen haar gedachten naar een Friesch spreekwoord, dat, in het Nederlandsch ver- j taald, wil zeggen: „Lust en wil kan veel verzetten" en vervolgens naar dien regel van het Friesche volkslied, waai in de dichter spreekt van Friesch bloed, dat kookt". Bekwaamheid wordt den nieuwen burgemees- I ter toegeschreven. „Lust en wil" om leiding te geven f zijn bij hem aanwezig, dat heeft hij in verschillende functies getoond. Zijn Friesch bloed heeft in de raad zaal vaak gekookt, vooral als anderen een meening hadden, afwijkend van de zijne. Van harte hoopt spr„ dat zijn bloed altijd koken zal, wanneer het belang der gemeente in het gedrang komt. Er is dus aanleiding te hopen, dat de heer v. d. Meulen de taak, waartoe hij I geroepen wordt, goed zal vervullen. In een tijdens I de behandeling van de begrooting 1946 gehouden ge sprek met één der wethouders, zeide spr.: „Het maakt wel verschil, op welken zetel men zit, op dien van raadslid of dien van wethouder.' „Zeer zeker", werd haar toen geantwoord, „men bekijkt de zaken als wet- houder wel eens eenigszins anders dan als raadslid. Waarschijnlijk zal dat bij den heer v. d. Meulen ook wel eens het geval geweest zijn en zal deze dezelfde ervaring opdoen, nu hij den wethouderszetel voor den L burgerneestersstoel geruild heeft. Burgemeester in Leeu- I warden te zijn is zeker geen gemakkelijk werk, vooral niet in deze moeilijke tijden. Maar de regels in de cou rant. waaruit blijkt, dat de heer v. d. Meulen evenzeer als Mr. Algera wordt benauwd door het bestaande en nog groeiende tekort op de gemeentebegrooting, dat thans lj/2 millioen bedraagt, getuigen er van, dat hij begrepen heeft, dat een zware last op zijn schouders geladen is. Financieele onafhankelijkheid toch is de eerste voorwaarde voor gemeentelijke autonomie. Er is een tijd van komen, er is een tijd van gaan. Eens zal de dag aanbreken, dat ook de heer v. d. Meulen zijn zetel zal moeten afstaan aan een opvolger. Voor Leeu warden hoopt spr., dat men dan zal kunnen zeggen: -.Mr. v. d. Meulen heeft het er goed afgebracht. Zijn leiding als burgemeester is Frieslands hoofdstad ten zegen geweest." Moge het zóó worden, dan zal ook de heer v. d. Meulen op dat tijdstip voldoening oogsten. De heer Kamstra zegt. dat, toen de raad afscheid "am van den heer Algera op j.l. Vrijdag, dezen van alle zijden lof werd toegezwaaid voor de werkzaam- aeden, door hem verricht, maar vooral om zijn groote en zeldzame gave zich boven de partijen te kunnen plaatsen. Het is dan ook niet te verwonderen, dat de vraag naar voren kwam, of het nu noodig was, dat deze ambtsvervulling moest worden beëindigd en het niet mogelijk geweest ware dit waarnemend burgemees terschap in een definitief om te zetten. Zulks werd niet wenschelijk geacht voor een gemeente, waar de ver houdingen zijn zooals hier. Dit had men te aanvaarden, maar dan diende degene, die Mr. Algera zou opvolgen, ook iemand te zijn met bijzondere kwaliteiten, die ge respecteerd wordt of althans zou worden door de be volking, iemand, die zich, al was hij dan partijman, even als zijn voorganger zou kunnen plaatsen boven de par tijen. Dit immers is voor een burgemeester een noodza kelijk vereischte. In vroegere jaren zag men, meer dan nu. in den burgemeester een vader, en van een vader mag worden verlangd, dat hij zorgt voor het welzijn van al zijn kinderen. Het stond al lang vast, dat de heer Algera vervangen zou worden en er werden dus gis singen gemaakt i.z. den opvolger. Toen op 6 Maart j.l. de benoeming van den heer v. d. Meulen afkwam, heeft deze beslissing in meer dan één opzicht voldoening geschonken. Er werd nu n.l. ingezien, dat er onder de ingezetenen van Friesland's hoofdstad nog bekwame en geachte mannen zijn. in staat om het eerste burgerschap dier stad te bekleeden. Voldoening vooral, omdat de keuze op den heer v. d. Meulen was gevallen: diens persoon toch is niet alleen in socialistische kringen ge acht en gezien, maar ook ver daar buiten. Spr. kan met gerustheid verklaren, dat de heer v. d. Meulen bij de „politiek-andersdenkenden aan dezen term geeft hij de voorkeur boven het zoo gebruikelijke „politieke tegenstanders" in hoog aanzien staat, omdat deze is een man met een eerlijke overtuiging, die ook de overtuiging van anderen weet te respecteeren. Spr. c.s. verwachten dit laatste met groot vertrouwen ook in de toekomst van hem. Het menu. dat den noodgemeenteraadsleden werd voorgezet, was van héél erge oorlogskwaliteit, waar door voor „afglijden" geen kans bestond: in de toekomst echter zal dat zeer waarschijnlijk wel veranderen, zoo dat van een voorzitter van den raad meer stuurmans kunst dan tot nu toe vereischt zal worden. De heer v. d. Meulen heeft er zelf op gewezen, dat hij zijn burgemeestersloopbaan begint in zeer moei lijke omstandigheden. Weliswaar is het niet meer zoo, dat op een bepaald oogenblik plotseling allerlei nood zakelijke maatregelen moeten worden getroffen en han delingen verricht, zooals de heer Algera direct na de bevrijding ondervond, maar de toestand is nog lang niet zorgenvrij. Zoowel de heer v. d. Meulen als mevr. v. Dijk hebben zoojuist gezinspeeld op de \x/i millioen tekort van onze gemeente. Leeuwarden heeft weliswaar niet geleden onder de directe oorlogshande lingen, maar oorlog en bezetting hebben toch een zwaren last op de gemeente gelegd. De heer v. d. Meulen heeft echter als wethouder getoond, dat hij niet terugschrikt voor moeilijkheden en dat hij een hard en serieus werker is. Spr. mag dan ook namens de katho lieke raadsfractie verklaren, dat zij den nieuwen bur gemeester met welwillendheid tegemoet treedt. Zij hoopt, dat Gods onmisbare zegen op diens arbeid mag rusten en dat hij als burgemeester vele jaren mag werk zaam zijn in het belang der gemeente Leeuwarden. De heer Wiersma voldoet gaarne aan het verzoek van de rechts-protestantsche raadsfractie, om namens haar bij de installatie van den heer v. d. Meulen een enkel woord te spreken. Er is al aan herinnerd, dat de raad Vrijdag j.l. bijeen is geweest om afscheid te nemen van zijn voorganger. Hieruit blijkt duidelijk de waarheid van het Bijbelwoord, dat hier op aarde niets bestendig is. Ook het gezegde „De Koning is dood, leve de Koning" is hier wel van toepassing. Een van spr.'s kennissen buiten den raad veronderstelde, dat het spr. niet gemakkelijk zou vallen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1946 | | pagina 2