1. P. van Kuik te Birdaard: 70 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 6 November 1946. Ver ag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 6 November 1946. 71 op het ontwerp van de reorganisatie van het L.O. nog pas gezegd, dat de inwendige onderwijsvernieuwing ver kregen moet worden door een geestelijke instelling van dengene, die onderwijs geeft, welke er toe leidt de school niet langer als leerinstituut alleen te beschouwen. Blijkens het testimonium, dat de ouders, de leerkrach ten en het vertrekkende hoofd der school aan den raad hebben gegeven, heeft men in no. 2 een van die men- schen, die geestelijk ingesteld zijn op de onderwijsver nieuwing en daar de aan hem toegekende karakter eigenschappen ook geheel in die richting wijzen, meent spr., dat Leeuwarden de gelegenheid om uiting te geven aan zijn dankbaarheid jegens den heer V. d. Noord moet gebruiken. Z.i. moeten de drie factoren: dank baarheid, sociale rechtvaardigheid en geestelijke instel ling in dezen den doorslag geven. Ten slotte zou spr. nog iets willen zeggen over de opmerking in het rapport, dat het niet gewenscht is, dat oudercommissies en personeel van scholen wenschen kenbaar maken t.a.v. de vervulling van bestaande vaca tures. Hij beluistert daarin een ontzaglijk conservatief geluid, een geluid uit een weggestorven tijd. En dat in een tijd, waarin zelfs de Partij v. d. Arbeid opkomt voor de versterking van den invloed van de ouders op het onderwijs! Een bewijs van instemming met het zelf respect, dat de ouders hier hebben betoond, is zeer zeker op zijn plaats. De kinderen immers zijn geen over- heidskinderen. De ouders dragen voor de opvoeding en de vorming hunner kinderen de verantwoordelijk heid. Volgens spr. kunnen personen, die het niet wen- schelijk vinden, dat ouders invloed uitoefenen op het onderwijs, in dezen tijd bezwaarlijk langer adviseurs van het gemeentebestuur zijn. De intellectualiteit van het onderwijs moet worden doorbroken door de school niet meer alleen als leerinstituut te zien, maar ook als een plaats voor paedagogische karaktervorming. En nu moge het waar zijn. dat op onderwijs-technisch gebied no. 1 van de voordracht meer kan presteeren, al de volgende factoren: het groote vertrouwen der ouders, de prettige omgang met de kinderen, de goede verhou ding onder het personeel, de bloei van de schoolge meenschap en het getuigenis van het scheidende hoofd, inhoudende, dat de heer V. d. Noord een uitstekend onderwijzer is, een getuigenis dus van een man, die niet afgaat op een enkele proefles, maar op een jaren lange observatie, moeten den heer V. d. Noord voor een benoeming in aanmerking doen komen. Aan het spreekkoor der ouders: benoem no. 2, heeft spr. dan ook niets meer toe te voegen. De heeren Beuving en V. d. Veen zijn inmiddels ter vergadering gekomen. De heer Bos moet ernstig bezwaar maken tegen de wijze, waarop deze voordracht in den raad wordt be handeld. Spr. wil zich noch over no. 1 noch over no. 2 in openbare zitting uitspreken. Hij meent, dat het altijd de goede gewoonte was in de gemeente Leeuwarden, dat de raad over personen slechts in besloten zitting sprak. Daarom zou hij willen verzoeken, alvorens men de kwestie verder behandelt, de deuren te sluiten. Wel meent hij, dat het goed is in het openbaar den heer V. d. Vlerk, die opmerkte, dat de Partij v. d. Arbeid ook de bemoeiingen van de oudercommissies met de benoeming van onderwijzend personeel niet zou wen schen en die dit een conservatieve gedachte noemt, er op te attendeeren, dat het rapport, waaruit deze citeerde, niet van B. en W. is, doch van den Inspecteur van het L.O. Spr. gelooft niet, dat de Partij v. d. Arbeid iets met het rapport te maken heeft, of dat de Inspecteur verwant is aan die partij. De heer Wiersma vraagt, of de Voorzitter een voor stel tot besloten vergadering wil doen. Spr. was van plan dit te verzoeken, maar vooraf zou hij graag willen verklaren, dat hij zich aansluit bij wat de heer Bos heeft gezegd. De Voorzitter: De Gemeentewet zegt, dat indien ij, der raadsleden het verzoekt, of de Voorzitter het noo- dig oordeelt, tot besloten zitting dient te worden over gegaan. Spr. heeft het tot dusverre nog niet noodig geacht, maar nu uit de vergadering van twee kanten een dergelijk verzoek is gekomen, is spr. bereid thans voor te stellen tot een besloten zitting over te gaan. De heer J. K. Dijkstra (weth.) heeft er b zwaar tegen, dit punt, nu het in het openbaar reeds aange- sneden is, verder in besloten zitting te beha delen, omdat de afloop der stemming misschien tot ve ';eerde gevolgtrekkingen zal leiden. Gesteld, dat no. 2 vel of niet benoemd zou worden: dan zou men er conclusies aan kunnen verbinden, die voor spr. te vleiend of te onvriendelijk zijn. Hij kan dus moeilijk ander doen dan nu in overweging geven, de zaak verder in open bare zitting te behandelen. Spr. kan dan open! ant woorden op alles wat tot nog toe is gezegd. De Voorzitter: Dat kunt U altijd nog. Spr. elooft niet, dat het juist is in dit stadium van de beraad slagingen in openbare zitting met de besprekingc door te gaan. Na sluiting der deuren kan de raad n >g be slissen, of al dan niet in besloten zitting zal orden beraadslaagd. Spr. stelt voor de deuren voorloopig te doen luiten waarmede de raad accoord gaat. Na heropening der openbare zitting stelt de /oor- zitter voor tot stemming over te gaan. De heeren Leijenaar en Vellenga vormen het stem bureau. Benoemd wordt de heer Nijboer met 21 s: imen (de heer V. d. Noord 10 stemmen). Punt 4 (bijl. no. 98). De voordrachten van B. en W. luiden als !gt: a. gem.school no. 5: 1. mej. D. Botke te Bolsward: 2. J. Terpstra te Steenwijk. b. gem.school no. 25: 1. mej. J. Terpstra te Steenwijk: 2. D. Botke te Bolsward. Benoemd worden resp. de dames Botke en T< stra, elk met 30 stemmen (1 bilj. van onwaarde). Punt 5 (bijl. no. 99). De voordrachten van B. en W. luiden als volgt: a. gem.school no. 13: 2. J. Rodenhuis te St. Anna Parochie. b. gem.school no. 23: 1. J. Rodenhuis te St. Anna Parochie; 2. P. van Kuik te Birdaard. Benoemd worden resp. de heeren Van Ki en Rodenhuis, beiden met alg. stemmen. Punten 6, 7, 8 en 9 (bijl. nos. 95, 94, 92 en 93) Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de vooi ellen van B. en W. Punt 10. De heer Schalkwijk heeft gezien, dat deze wi ging der gemeentebegrooting verband houdt met de opleiding van de politie. Uit de verstrekte gegevens is hem oorts gebleken, dat een deel van het politiecorps medewerkt aan het geven van de lessen voor het verkrijgt van het diploma. Spr. weet, dat de gemeente heel weinig zeggingschap t.a.v. de politie heeft, maar het moet hem toch even van het hart, dat, als men het bij de politie zoo zou kunnen regelen, dat de inspecteurs de jessen in diensttijd geven, de gemeente daardoor *0. zou kunnen besparen. Kunnen B. en W. nog n:ct de mogelijkheid van een kleine wijziging in de dienst rooster overwegen, zoodat geen aparte bedragen be hoeven te worden uitgetrokken voor het geven van lessen buiten diensttijd? Men hoort heel veel praten ben ■ver bur aucratie e.d. en het is in het geheel niet spr.'s Kedoelin die hier aan te moedigen, maar als ons allen, Cldus sp dagelijks wordt voorgehouden, dat wij zeer ■rm zijn - en hij wil dat direct aannemen dan moet Eooral t overheidsdienst probeeren niet meer uit te leven d i noodig is. Het door spr. genoemde bedrag, lat men door deze zaak even heel serieus te bekijken de d nstrooster iets te wijzigen, kan besparen, is 'el zee; gering, maar het is toch een teeken, dat ook gemeente zoo zuinig mogelijk wil zijn. Den er Van der Veen is deze kwestie niet vol umen lidelijk. Hij meent, dat deze begrootingswijzi- fting be kking heeft op een tijdvak van drie maanden, erwijl cursus toch tien maanden zal duren. Spr. het met den heer Schalkwijk eens, dat men net de neentefinanciën zoo zuinig mogelijk moet zijn. dij gele ft echter, dat de onkosten voor de belooning an die den van het politiecorps, die dien cursus mede Iuilen c en, niet ongemotiveerd zijn. Deze leden zullen xtra v rk moeten doen en dat moet ook beloond wor- ;n; de cursus is nu eenmaal noodig. Spr. zijn beurt zou echter ook bezuiniging willen oorstellen. Hij heeft, om te beginnen, gezien, dat ook wreker is het aanschaffen van boeken voor de drie leerkrai /ten: 3 X 42,50. Dit lijkt hem overbodig. Hij 'eronde -telt, dat deze menschen zelf wel over die weker -cschikken en voor zoover ze deze nog noodig hebben, zouden ze het benoodigde bedrag immers ge- makke' van hun belooning kunnen betalen; het is een kwestie die hun alleen aangaat. Wat :e cursisten betreft spr. weet niet op welke wijze bij de politiemacht zijn ingedeeld het is ook hun za als voor plaatsing bij het politiecorps een be paald di oma vereischt wordt. Spr. meent, dat de cur sisten, in getal, deze kosten, die voor elk hunner 42,50 edragen over een cursusduur van tien maan den, d dus 4,25 per maand, zelf wel kunnen betalen. Het is wen kwestie van politiek, maar het komt spr. voor, d :t het in het algemeen beter is, det zij, die zelf een be aid vak verkiezen en daarvoor een diploma noodig iiebben, ook zelf maar moeten zorgen dit te krijgen ichzelf dus daarvoor de lasten moeten opleg gen. t zal ook meer voldoening geven dan de ge- meensch p de kosten te laten betalen. Spr. ziet in dezen voor dc gemeenschap geen plicht. Zien de cursisten kans, goedkoopere boeken te koopen, dan is dat ook hun zaak. Spr. an niet inzien, waarom de gemeente dezen last moet t igen. Dat deze cursus door den Minister is op gelegd aakt voor spr. weinig verschil. Er zijn tallooze vakken, waarvoor een diploma vereischt wordt. Spr. meent, dat hier een bedrag van 73 (70 cursisten 3 leerarci. X 42,50 bespaard kan worden. De heer Wiersma heeft den gang van zaken bij de politie den laatsten tijd niet precies kunnen bijhouden. Het zou misschien aanbeveling verdienen, dat de raad aanstonds bij de begrooting tracht den Voorzitter uit de tent te lokken om te vernemen hoe thans de politie dienst in de verschillende onderdeden georganiseerd is. Er wordt thans van de gemeente, door een maatregel, haar door den betrekkelijken Minister opgelegd, gevor derd et bedrag uit te geven van 5125,-Bestaat er iets dergelijks is vroeger ook wel eens in den raad geweest eenige kans op, dat de Regeering de ge meente in dezen eenigszins tegemoet komt? Uit de stukken is spr. gebleken, dat twee inspecteurs zullen worden aangewezen om een deel van hun tijd te besteden aan deze opleiding. Er is hier op gewezen, dat dit waarschijnlijk voor een groot deel of misschien geheel in diensttijd zal kunnen geschieden en dat der halve een belooning van 50,per maand wellicht overbodig of aan den hoogen kant zou zijn. Als spr. het aantal van 70 cursisten in aanmerking neemt, als mede het feit, hem uit de stukken gebleken, dat die inspecteurs zich zullen bezighouden met het corrigeeren van het schriftelijk werk, dan gelooft hij, dat het inder daad onmogelijk is dit in diensttijd van die functiona rissen te vergen. Het zal wel zoo zijn, dat althans een groot deel van het correctiewerk buiten diensttijd ge daan zal moeten worden. De Voorzitter zal daar wel nadere inlichtingen over kunnen verstrekken. Hoewel spr. in het algemeen niet voor een systeem als het onderhavige gevoelt, gelooft hij toch niet, dat hier van misbruik sprake is. Ook spr. c.s. staan op het standpunt, dat inderdaad in dezen tijd de uiterste zuinigheid betracht moet wor den. En nu moge het mooi klinken spr. geeft dat direct toe als de heer V. d. Veen zegt, dat de cur sisten verplicht zijn voor hun eigen studie zelf ook de noodige literatuur te bekostigen, men dient echter in aanmerking te nemen, dat er onder die cursisten zijn vooral zij, die meer tot de jongere generatie in het politiecorps behooren wier salaris toch al aan den zeer lagen kant is. De Voorzitter zal dat als hoofd van de politie nog beter weten. Toch zal spr. daar niemand een verwijt van maken, den Voorzitter allerminst. Hij zou het echter niet voor zijn verantwoording durven nemen van deze politiemenschen met hun zeer karige belooning ook nog de uitgaven voor studieboeken te eischen. En nu moge de cursus voor de betrokkenen later misschien voordeel afwerpen, het gevolg is ook, dat het voor de gemeente voordeel beteekent, als zij mettertijd kan beschikken over een politiecorps, dat in al zijn onderdeelen een uitstekend en waardig corps genoemd mag worden. De heer Rijpma komt op tegen een deel uit de rede van den heer Wiersma. Deze heeft gezegd, dat speciaal de jonge agenten een karig salaris genieten. Maar zoo zijn er honderden in de stad en spr. kan niet inzien, dat juist de gemeente daarvoor moet opkomen. Ieder, die zich voor een bepaalde taak wil bekwamen, moet zelf voor zijn studie zorgen. Spr. zou niet weten, waarom het hier door de gemeente moet gebeuren. De heer Posthuma wil naar aanleiding van hetgeen gezegd is de opmerking maken, dat in het algemeen de opleiding van de politie tot nu toe te wenschen heeft overgelaten. De ter zake kundigen weten dit. In verband hiermee juicht spr. het toe, dat nu met de opleiding ernst wordt gemaakt. Het gaat wel niet van de gemeente uit de zaak wordt van bovenaf voorgeschreven maar spr. wil niet nalaten zijn voldoening hierover te uiten. Een andere kwestie is die van de kosten van de op leiding. In hoeverre de gemeente die vergoed krijgt, weet spr. niet, wellicht weten B. en W. het ook niet, misschien ook kunnen zij hierop antwoord geven. Er is den raad een begrootingswijziging ter goedkeuring voorgelegd. Beziet spr. de cijfert, dan treft hem in de eerste plaats de uitgave wegens lesgeld voor de inspec teurs. Hij wil niet worden misverstaan. Indien het inder daad zoo is, dat bedoelde inspecteurs hiervoor veel werk moeten doen buiten den diensttijd om, dan spreekt het vanzelf, dat een zekere belooning moet worden gegeven. Dat neemt niet weg, dat spr. het systeem onjuist acht. In bijna alle groote plaatsen zijn de inspecteurs belast met de geheele of gedeeltelijke opleiding van de jonge agenten en dat gebeurt in diensttijd: het behoort bij den dienst. Spr. sluit zich te dezen aan bij den heer Schalk wijk. Het is normaal, dat die werkzaamheden bij den dienst behooren en er moet niet opnieuw reden zijn tot de klacht, dat bepaalde ambtenaren naast hun salaris nog een zeker bedrag aan toelage krijgen. Een vrij groot gedeelte van het op den post uitge trokken bedrag is bestemd voor het aanschaffen van de boeken voor de betrokken agenten. De heeren V. d. Veen en Rijpma hebben zich op het standpunt gesteld, dat de agenten die zelf moeten betalen. Dit standpunt kan spr. niet met hen deelen. De jonge agenten zijn nog niet vast aangesteld, ze zijn op arbeidscontract in

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1946 | | pagina 2