32 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1947. bare zitting zich zoo over een dergelijken dienst uit te laten. Dit is hetzelfde als in de vergadering van de vorige week over het bestuur van M.H. Men drukt zoo gemakkelijk een stempel op een bepaalde groep personen. Als men dat doet in een openbare zitting, dan moet dat voldoende gefundeerd zijn, wil men niet een fout begaan, een onbillijkheid. Als men jaren lang te maken heeft gehad met menschen, die de instellingen trachten te beduvelen, dan kan de toestand ontstaan, dat men den gesteunde als geval ziet en niet daarachter ziet den mensch. Dat zou psychologisch te verklaren zijn. Misschien is het verstandig van tijd tot tijd eens te zeggen: ,,Denk eraan, het zijn geen gevallen!" Spr. is voortdurend erop uit het bedeelingselement aan dezen dienst te ontnemen en hem te maken tot een dienst van sociale zorg. Volgens spr. mag de heer Leijenaar niet den indruk vestigen, dat dat geen effect heeft gehad. Misschien is dat niet zijn bedoeling geweest, maar spr. meende toch verplicht te zijn dit te laten hooren. B. en W. deelen het inzicht, dat aanstelling van sociale werksters hoog noodig is. Als aanstonds de begrooting is goedgekeurd en dus is gesanctionneerd, worden de sociale werksters onmiddellijk aangesteld. Zij zullen ertoe bijdragen dien toestand te verkrijgen, dien B. en W. zich als doel stellen, waarbij zij ook trachten door moreelen bijstand gezinnen in nood op een hooger niveau te brengen. De gedachte van den heer Leijenaar om particulieren in te schakelen is in principe eigenlijk al aanvaard. B. en W. zoeken al naar menschen, die in bepaalde gevallen willen zijn een schakel tusschen den dienst van Sociale Zaken eenerzijds en de gesteunden anderzijds. Het college hoopt menschen bereid te vinden dit werk op zich te nemen. Op de vraag of B. en W. iets naders kunnen zeggen omtrent de regeling, die t.z.t. zal gelden voor ouden van dagen, moet spr. het antwoord schuldig blijven. Hij meent, dat het geval nog niet rijp is om zich erover uit te laten: B. en W. hebben zich er nog niet mede bezig gehouden, omdat het nog te vroegtijdig is. De geest, waarin beslissingen in den regel worden genomen, moet een waarborg zijn, dat wij de belangen van de ouden van dagen ook bij dit onderwerp niet zullen vergeten. De heer Geerts, wethouder van Financiën, komt nog even terug op de door de heeren Tiekstra en Posthuma genoemde speeltuinvereenigingen. Het doel van de speeltuinvereenigingen vindt bij B. en W. veel sym pathie. Het is alleen niet zoo heel eenvoudig om dat doel te verwezenlijken, want die moeten terrein hebben, dat zoodanig is gelegen, dat het past in het uitbreidings plan en dat het in een bepaald blok past (zoo, dat geen drukke verkeersstraten moeten worden gepasseerd). Het is dus niet gemakkelijk een terrein te vinden, dat in exploitatie kan worden genomen. Maar tegenover het doel staan B. en W. zeer sympathiek. In het col lege is in principe een besluit genomen (behoudens goedkeuring door den raad) om aan een speeltuin- vereeniging bepaalde terreinen beschikbaar te stellen. Ook B. en W. staan op het standpunt, dat slechts de terreinen en geen outillage beschikbaar moeten worden gesteld. Het is beter aan de vereeniging een bepaald terrein te geven en het verder beheer en de zorg ervoor aan de speeltuinvereeniging over te laten. Op de vraag van den heer Kamstra naar den spoor wegovergang antwoordt nog de heer Witteveen, wet houder van Openbare Werken, dat er een tijdelijke oplossing komt. Aan weerszijden komen trottoirs, ruim 2 m breed, aan den Oostkant 3]/^ m. Dat wordt inder daad een verbetering. Daarvoor komen ook aparte af- sluitboompjes. De opruiming van het pand aan den Westkant zou inderdaad van belang zijn, om de voet gangers naar het Westen te kunnen dirigeeren. Het is de vraag of men dat bij de Spoorwegen klaar kan krijgen. B. en W. willen graag ook het trottoir aan den Westkant op volle breedte hebben. Dus medewer king van de spoorwegen is noodig en ook is noodig amoveering van het hoekpand. De kwestie is daarom zeer moeilijk. De Voorzitter bemerkt eveneens in gebreke te zijn gebleven inzake beantwoording van de vraag van den heer Tiekstra, of, wanneer door jeugdleiders vrijstelling van militairen dienstplicht wordt gevraagd, de burge meester daarop gunstig zou willen adviseeren. Dit voorschrift is spr. niet bekend en een zoodanig verzoek heeft hem nog niet bereikt. Mocht dat het geval zijn, dan zal hij er aandacht aan schenken. De heer De Vries moet nog geantwoord worden op zijn vraag, of de schoolarts niet onder den Gem. Ge- neesk. Dienst behoort, omtrent de oprichting van een adviesbureau voor kleuters en op de vraag of de ge neeskundige controle voorloopig niet beter bij C.B. kon komen. De heer De Vries heeft zoo pas gehoord, dat aan de voorbereiding van de benoeming van een ge- neesheer-directeur wordt gewerkt en dat het systeem van B. en W. is aan dien nieuwen geneesheer-directeur over te laten, voorstellen te doen tot organisatie van den dienst. Daartoe behooren deze drie onderwerpen, zoodat het beste zal zijn, daaromtrent een voorstel af te wachten, hoewel, wat de schoolartsen betreft, de voorschriften op het oogenblik anders zijn. Leeuwarden vormt met andere gemeenten samen een district, dat twee schoolartsen heeft. Spr. acht het op het eerste gezicht niet wel mogelijk om van die regeling af te wijken en de schoolartsen voor de stad onder den ge neeskundigen dienst te brengen. Maar ook dat kan na benoeming nader oogen worden gezien. De Voorzitter wil tenslotte voorstellen af te zien van replieken. Hij meent, dat dan de begrooting vandaag nog kan worden afgehandeld, zij het met een avond zitting. Het lijkt hem toe, dat dit voor den raad zelf prettiger zal zijn en door de gemeente gunstig ontvan gen zal worden. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt aldus besloten. De Voorzitter stelt dan aan de orde de 's morgens opgeschorte begrooting van het Nieuwe Stadsweeshuis. De heer v. d. Vlerk heeft zijn vragen beantwoord gekregen. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. sub c van punt 3. Vervolgens stelt de Voorzitter aan de orde de begrooting van GEMEENTEWERKEN, welke post voor post wordt nagegaan, te beginnen met dien der uitgaven van den gewonen dienst. Volgons. 217 t/m 242 worden onveranderd vastge steld. Volgno. 243. Onderhoud van straten en pleinen f 188.500—. De heer Heijstra merkt op, dat in Augustus van het vorig jaar een aantal straatmakers en helpers werd ontslagen. Hij meende daarin te vinden het stelsel, dat voor 1940 regelmatig in de gemeente werd toegepast bij G.W., dat, wanneer de begrooting voor een bepaald werk op was, de arbeiders werden ontslagen; er bestond dan voor die menschen niet meer de mogelijkheid in hetzelfde object tewerk te worden gesteld. Spr. heeft toen gemeend, na een onderzoek, vragen te moeten stellen, opdat men bij de eerstvolgende begrooting met de wenschen rekening kon houden. Bij werkloosheid zijn de menschen aangewezen op een overbruggingsuit- keering van 80 dus een loonderving van 1/5. Vol gens spr. moet in die gevallen de mogelijkheid worden geschapen, dat overleg plaats zou hebben tusschen Rijk en gemeente om een overbrugging te vinden voor die 20 Op de begrooting heeft hij gezien, dat voor straten ongeveer 90.000,meer is uitgetrokken. Hij Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1947. 33 hoopt, dat voor deze groep arbeiders het a.s. jaar aan merkelijk beter is, zoodat zij tewerkgesteld kunnen blijven. Hij vraagt echter, of het voor de gemeente zelf geen overweging zou verdienen die menschen in dienst te nemen. Want nu is er een tusschenschakel, v. d. Pol, die het werk aanneemt van de gemeente en het werk laat uitvoeren. Ook daar zijn noodig opzichters van de gemeente. Diezelfde opzichters zouden controle kunnen uitoefenen op de straatmakers, zoodat dit wel zonder inschakeling van v. d. Pol kan. Hij wil het voorloopig hierbij laten, omdat hij aanneemt, dat de mogelijkheid is geschapen. De heer Witteveen (weth.) zegt, dat tot dusverre het straatmaken en het onderhoud van straten werd aan besteed, d.w.z. alleen wat het werkloon betreft. De ge meente levert zelf zand en steen en dus werd alleen de uitvoering ieder jaar opnieuw aanbesteed. Tijdens den oorlog is dit slechts éénmaal geschied; de laatste jaren is het altijd gebleven in handen van een en denzelfden aannemer. Het laatste contract met den aannemer, die toen het laagste was, is tot en met 1946 gehandhaafd onder dezelfde voorwaarden, met dien verstande, dat loonsverhoogingen werden bijbetaald. Nu is de vraag, wat het beste en voordeeligste voor de gemeente is. Hoe kan zij deze menschen het beste regelmatig aan werk helpen. Over het eerste zou spr. zich niet willen uitlaten; hij heeft geen tijd gehad, dit nauwkeurig te bestudeeren. De heer Heijstra zegt wel, dat er minder toezicht noodig zou zijn, maar spr. gelooft niet, dat dat veel verschil zou maken. Men zou den technischen dienst uit moeten breiden, wat op zichzelf geen bezwaar zou zijn. Daartegenover staat, dat de gemeente, als zij het werk in eigen beheer uitvoert, dien menschen een vaste aanstelling zou moeten geven. Wanneer daartoe aan leiding is, dan is er veel voor te zeggen. De moeilijk heid is echter, dat het altijd seizoenwerk blijft. De heer Heijstra zegt wel, dat de begrooting 90.000,hooger is, maar dat beteekent niet zooveel meer werk; hierin is ook de hoogere prijs verwerkt, want het bedrag voor 1946 was niet toereikend. WH wordt meer gedaan dan in 1946, maar er zijn ook de hoogere kosten in vercal- culeerd. In 1947 zal dus heusch niet worden gedaan, wat men wil doen; men zal zich moeten beperken. En het is seizoenwerk: in herfst en winter kan men het straatwerk niet uitvoeren; dan zit men met die men schen, die men in dat gedeelte van het jaar moet ont slaan. B. en W. hebben n.a.v. de gestelde vragen ook hun licht opgestoken bij andere gemeenten en daarop allerlei inlichtingen gekregen. Inderdaad hebben ver schillende gemeenten dit werk geheel in eigen beheer; en wordt er, voor zoover aanwezig, in de winter maanden ander werk gezocht, b.v. sneeuwopruimen. Hiermede vult men echter deze periode niet, zoodat het een vrij moeilijk vraagstuk blijft. Overigens zou spr. met de gedachte wel sympathiseeren, maar er zitten verschil lende moeilijkheden, waaromtrent niet op korten termijn een beslissing kan worden genomen. Wanneer men die menschen in vasten dienst heeft, moet men ze ook werk kunnen verschaffen. Spr.'s persoonlijke ervaring is, dat het soms moeilijk is de vaste werklieden in een bepaalde 'interperiode van werk te voorzien. De tijd, dien hij heeft meegemaakt, is nog niet stabiel; het zal misschien eenvoudiger kunnen, maar het zal toch altijd vrij moeilijk blijven. Vooral met deze menschen is dat erg iastig en spr. durft zich omtrent deze materie dan ook niet definitief uit te spreken. Het zal misschien het beste zijn in den loop van 1947 dit geval nog eens te bestu deeren. Als aanvulling op wat de wethouder heeft gezegd, merkt de Voorzitter nog op, dat er een adres van den Bouwarbeidersbond van eenigen tijd geleden ligt, dat door B. en W. om prae-advies is genomen en dat nu onlangs is gevolgd door een adres van de E.V.C., dat j in de vorige vergaderingen om prae-advies in handen van B. en W. is gesteld. Dat eerste adres was aan leiding om elders inlichtingen in te winnen; deze zijn nog niet alle binnen. Het komt zoo gauw mogelijk bij den raad terug met het prae-advies van B. en W. en kan dan opnieuw worden besproken. Spr. gelooft daarom, dat op het oogenblik de zaak ontijdig is. Juist in de vorige raadsvergadering is aan den heer De Groot gezegd, dat deze zaak terugkomt en dan opnieuw be antwoord kan worden. De heer De Groot had zich voorgenomen deze zaak aan te snijden, maar is het met den Voorzitter eens. Volgno. 243 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 244. Onderhoud van wegen en voetpaden f 50.440,—. De heer Visser heeft met genoegen gezien, dat voor het afkammen van bermen langs enkele wegen een be drag is uitgetrokken. De toestand is dan ook z.i. van dien aard, dat dit beslist noodzakelijk is. Wel is ge tracht door het maken van greppeltjes in de bermen het overtollige water af te voeren. Dit is gedeeltelijk gelukt, maar die greppeltjes vormen een gevaar voor het verkeer. De wegen zijn smal en wanneer men het ongeluk heeft op de fiets te moeten uitwijken voor een passeerend voertuig, dan heeft men alle kans, dat men kennis maakt met dat voertuig of met de sloot. Daarom is het van belang, dat de bermen worden afgegraven en spr. geeft in overweging daarmede niet te lang te wachten, omdat thans misschien plaatselijk krachten te vinden zijn. Bovendien is het voor het grasgewas ge- wenscht. Voor het onderhoud van den Tjaarderweg is een be langrijk bedrag uitgetrokken. Naar spr.'s meening is dit echter niet voldoende, omdat de fundeering van dien weg niet deugt. Hij vreest, dat, wanneer alleen tot oppervlaktebehandeling wordt overgegaan, dat onvol doende is en geeft er daarom de voorkeur aan, wanneer het niet mogelijk is den geheelen weg in een keer be hoorlijk te maken, dan althans een gedeelte geheel vol doende uit te voeren en ook een betere onderlaag aan te brengen. In dezen weg ligt een hooge, vaste beton- brug, waar geen scheepvaart meer onder door hoeft. Deze hooge brug is een gevaar voor het verkeer: hij is te smal en passeeren is niet mogelijk. Bovendien draagt de hooge brug de schuld van het uitzakken der bermen. Is het niet mogelijk deze brug te doen zakken? De heer Witteveen (weth.) antwoordt, dat de Tjaar- derwegfundeering inderdaad niet voldoende is. Zooals uit het antwoord in het sectieverslag blijkt, kon geen vrijheid worden gevonden, daarvoor nu een dusdanigen post uit te trekken, dat de weg geheel kon worden ver nieuwd. Dit cijfer is dus bedoeld voor een oppervlakte behandeling; teren en strooien van kiezel. Daardoor wordt de weg verbeterd, maar niet afdoende. Maar deze weg wordt niet zoo zwaar gebruikt en is geen belangrijke weg. Het is daarom niet verantwoord ge vonden, daar in dezen tijd een belangrijk bedrag in te steken. De brug is nog van recenten datum. Er moest tot voor kort nog één schip onderdoor. Sindsdien is het varen afgeloopen. De brug zou verlaagd kunnen wor den. Dat zou een verbetering zijn, maar ook een ver nieuwing en kost dus een belangrijk stuk geld. Het begin van den weg tot voorbij de zuivelfabriek is ver leden jaar behoorlijk opgeknapt; het is ook de bedoeling om daar in de toekomst verder te gaan, maar spr. heeft geen vrijheid gevonden dezen weg radicaal te behan delen. Dat is dus inderdaad een voorloopige oplossing. Volgnos. 244 t m 250 worden onveranderd vastge steld. Volgno. 251. Onderhoud en bediening van klokken, uurwerken, speelwerken en dergelijke f 1.173,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1947 | | pagina 12