34 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1947. De heer Rijpma wil gaarne nadere inlichtingen ont vangen met betrekking tot de jaarwedde van den bei aardier. Zoodra het carillon geheel gereed is, zal om trent de positie van den beiaardier een nadere beslis sing moeten worden genomen. Spr. vraagt of die dan op het oogenblik ook salaris geniet, ofwel of dit pas weer ingaat, wanneer het carillon is hersteld. De heer Geerts (weth.) zegt, dat inderdaad een stads- j beiaardier is aangesteld. Het is niet zeker of die terug komt, er was echter geen aanleiding hem te ontslaan, dus dit jaar wordt zijn salaris uitbetaald. Volgnos. 251 t/m 259 worden onveranderd vastge steld. Volgno. 260. Verlichting, verwarming en schoon houden van schoolgebouwenf 43.368,93. De heer Beeksma merkt op, dat in het sectieverslag op zijn vraag is geantwoord, dat de belooning van het hier bedoelde personeel in overeenstemming is met de bezoldiging, die uitgekeerd wordt door Rijks- en pro vinciale instellingen. Nu is het altijd een troost, dat een ander niet meer verdient dan jezelf, maar een schrale troost als het loon te laag is. Volgens de meening van spr. is dit hier zoo en behooren deze werksters, die moeilijker werk hebben, ook het loon te hebben van de werksters in een burgerhuishouding, die daarvoor 8 cent per uur meer verdienen dan hier het geval is. Ook de arbeidsbeurs beveelt aan het loon op 60 cent te brengen en de Bond van Huisvrouwen heeft eveneens het loon op 60 cent vastgesteld. Er is dus alle reden om het loon te verhoogen. Het is spr. niet onbekend, dat het moeilijk is het loon van hen, die in gemeente dienst zijn, te brengen boven dat van hen in Rijksdienst, maar hij gelooft bij voorbaat, dat men niet terug moet gaan en moet trachten voor deze categorie werksters een verhooging te verkrijgen. Ze verdienen een ver hooging. De heer Geerts (weth.) wijst erop, dat de gemeente noodlijdend is en daardoor aan voorschriften gebonden, die het Rijk geeft. B. en W. hebben geprobeerd die verhooging er door te krijgen; toen is gezegd: ,,Ge moogt gaan tot 52 cent." De Voorzitter zegt nog, dat de gemeente al jaren bezig is te trachten die loonen hooger te krijgen en dat men in feite al hooger zit, dan geoorloofd is (hij ver zoekt de pers dit niet op te nemen). Hij weet niet, of de heer Beeksma hierin aanleiding vindt voor verdere actie, maar acht dit een heel gevaarlijk punt. Volgnos. 260 t/m 295 worden onveranderd vastge steld. Volgno. 296. Verbetering van de Verlengde Schrans memorie. De heer W. M. de Jong wil nog even over den over weg in de Schrans spreken, al meent hij, dat misschien post no. 303 hiervoor aangewezen zou kunnen zijn. Ver schillenden gemeentenaren ligt de kwestie uiteraard bijzonder na aan het hart, omdat zij daar dagelijks den last van ondervinden. Spr. meent, dat den wethouder in den loop van de besprekingen van heden al verder is gegaan dan bij de behandeling in de sectievergadering, omdat toen nog slechts sprake kon zijn hoogstens van een zeer klein trottoir aan de Westzijde. Nu is ge bleken, dat het college ook aan de Westzijde een be hoorlijk trottoir projecteert. Dat is ook noodig, omdat aan de Westzijde evenveel publiek passeert als aan de Oostzijde; op het oogenblik ontstaat juist aan de West zijde gedrang en allerlei verkeersmoeilijkheden, omdat ieder zijn gang gaat. Omdat deze zaak de aandacht heeft van het college, behoeft spr. hier weinig te zeggen, ook in verband met post 303. Hij zou er wel de aan dacht op willen vestigen, dat de situatie bijzonder ge compliceerd blijft. In de laatste jaren voor den oorlog is zij door de gemeente Leeuwarden gecompliceerd ge maakt, want aan de Oostzijde heeft men den inrit voor de veiling en even verder den inrit naar de opslag plaatsen van de Reiniging. Dat is daar zoo buiten gewoon lastig, dat het misschien toch wel goed is een bepaald ideaal te stellen. Spr. zou dan willen vragen of het niet mogelijk is, dat die beide objecten daar verdwijnen. Ook wanneer een voorziening wordt getroffen, blijft men zitten met die twee objecten. Zou het niet mogelijk zijn die zaak daar zoo te veranderen, dat men eigenlijk niet meer die zijstraatjes houdt en dat er alleen maar doorloopend verkeer is bij dien overweg? Spr. heeft gehoord, dat, wanneer er een tunnel komt, die zaak onder oogen zal worden gezien. Door die ter reinen is de zaak wel ingewikkeld geworden. Bij de voorloopige oplossing is, zooals B .en W. onderstree- pen, aan de Westzijde evenveel ruimte noodig als aan de Oostzijde. De heer De Vries heeft in de sectievergadering de vraag naar voren gebracht of het niet mogelijk zou zijn als tijdelijke oplossing een soort voetbrug over den spoorweg heen te leggen. Spr. vindt dat niet mooi, maar gelooft, dat dit in het belang van het verkeer noodig is. De trottoirs zullen inderdaad een verbetering betee- kenen, maar tenslotte moeten de menschen dan toch nog denzelfden tijd voor de boomen blijven staan. Ook in andere plaatsen heeft spr. wel voetbruggen gezien en die geven inderdaad een belangrijke ontlasting. De heer Witteveen (weth.) bevestigt, dat inderdaad eerst niet, doch nu wel bekend is, dat aan beide kanten trottoirs zullen komen. De opritten naar Reiniging en veiling maken het verkeer gecompliceerder. Maar op ruimen van den Dienst van Gemeentereiniging en weg nemen van de geheele veiling is haast even moeilijk als het maken van een tunnel en dan geeft spr. de voorkeur aan een tunnel. Hij kan wel zeggen, dat B. en W. er naar streven de eenige oplossing in den vorm van een tunnel zoo gauw mogelijk tot stand te brengen; de schetsplannen daarvan liggen klaar. Verder is het een kwestie van de Spoorwegen en dat kunnen B. en W. niet forceeren. Voetbruggen zijn inderdaad mogelijk. In Leiden heeft men dat ook. Spr. vindt deze echter persoonlijk zoo afschuwelijk leelijk, dat hij niet dan in uiterste noodzaak daartoe kan overgaan. Het is boven dien niet eenvoudig, want zoo'n brug helpt alleen voor voetgangers en voor hen is het nog een heele stunt er overheen te komen. Dat kan dus eenige, maar niet veel verbetering geven. Spr. hoopt, dat dit probleem binnen afzienbaren tijd definitief kan worden opgelost. Volgnos. 296 t/m 303 worden onveranderd vastge steld. Volgno. 304. Aula Noorderbegraafplaats f De heer De Vries heeft in de sectievergadering op gemerkt, dat het wenschelijk is op de Noorderbegraaf plaats een aula te doen bouwen. B. en W. hebben daarop geantwoord, dat het plan tot den bouw van zulk een aula in studie is. Spr. wil nu nog gaarne vernemen of een beslissing betrekkelijk spoedig kan worden tege moet gezien, want de toestand is van dien aard, dat het dringend noodzakelijk is, dat er verbetering komt. De Voorzitter antwoordt ontkennend, want behalve het maken van een plan is ook noodig een toewijzing van materialen. Dat ligt niet aan de gemeente, maar zoo is de toestand nu eenmaal. Volgnos. 304 t/m 314 worden onveranderd vastge steld. Volgno. 315. Aanleg van een sportterrein in het Westen der stadmemorie. De heer Schalkwijk wil met nadruk verklaren, dat op het oogenblik de gelegenheid tot het beoefenen van sport zoo gering is, dat het wenschelijk is, dat er Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1947. 35 zoo spoedig mogelijk meer sportterreinen komen. Spr. meent, dat de D.U.W. menschen vrij krijgt in den zomer en vraagt of het mogelijk is, dat deze menschen gebruikt worden; bij den aanleg van sportterrein moet een belangrijk bedrag worden verloond en wanneer men den D.U.W. inschakelt beteekent dat een voordeel voor de gemeente, omdat dan ook het Rijk een groot gedeelte kan bijdragen. De heer Beeksma vraagt, of hier bedoeld is het Wes ten van de oude stad of van het geannexeerde gedeelte. Het komt hem voor, dat het, daar in het Westen van de oude stad niet zooveel sportvereenigingen zijn als in het Zuidelijk deel, aanbeveling verdient, wanneer een sportterrein in het Westen van de stad wordt ge projecteerd, dat dat dan zou komen in het Zuidwesten, dus in Huizum. De heer Geerts (weth.) merkt op, dat het geen toeval is, dat deze post voor den aanleg van een sportterrein in het Westen pro memorie is uitgetrokken. Hij meent de meening van B. en W. goed weer te geven, als hij zegt, dat zij op het oogenblik niet bereid zijn onmid dellijk over te gaan tot den aanleg van een sportterrein. Wij zijn, na vijf jaar oorlog, een berooid land. Door de moeilijkheden in Indië hebben wij 75.000 menschen noodig als soldaten en daarvoor moeten hier misschien wel 150.000 menschen werken om te fourageeren, enz. In den Noordoostpolder kan een terrein van 30.000 ha niet in cultuur worden gebracht door gebrek aan werk volk. Verleden jaar had men bij den Groningerstraat weg moeite om werkvolk te krijgen en heeft men men schen van buiten moeten nemen. De heer Schalkwijk zal begrijpen, dat B. en W., als de toestand zoo is, geen mogelijkheid zien met den aanleg van een sportterrein te beginnen. In dezen post is aangegeven: in het westen. Dat is bepaald bij het industrieterrein in het Westen van de stad, dat aangepast zal worden bij het uitbrei dingsplan. Wordt het plan aangepakt, dan zal ook aan dacht worden geschonken aan sportterrein. Grootere plannen zijn van B. en W. thans niet te verwachten. Volgno. 315 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 316. Uitbreiding van het veemarktterrein memorie. De heer Schalkwijk heeft dit punt bij de algemeene beschouwingen al even genoemd. Het antwoord heeft hem niet heelemaal bevredigd, omdat hij nu nog niet weet, wat werkelijk gaat gebeuren. Wordt het uitbrei dingsplan uitgevoerd en de trekvaart doorgetrokken, of bestaat inderdaad het plan de Harlinger trekvaart dicht te gooien om uitbreiding van de veemarkt mo gelijk te maken? De Voorzitter zegt dit zelf niet te weten. Men heeft zoo pas gehoord, dat het uitbreidingsplan zooals het er ligt, van voor den oorlog dateert en verouderd is, Al deze problemen: veemarkt, autobusstation, zijn op nieuw in studie en komen dus ook in den raad. Dat spreekt vanzelf, omdat het uitbreidingsplan uiteindelijk door den raad wordt vastgesteld. Pas als er een con- j creet plan is, komt de zaak ter tafel. Het heeft den heer Beeksma buitengewoon goed ge daan, dat de pluimveemarkt de volle aandacht heeft van het college van B. en W. Volgno. 316 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 317. Aanleg van een parkeerterrein voor autobussenmemorie. De heer Schalkwijk vraagt, of het inderdaad in de bedoeling ligt van B. en W. om de tijdelijke oplossing, die hij noemde (het Wilhelminaplein daarvoor te be stemmen) aan te nemen. De chaos aan het station zal voorloopig wel niet opgelost kunnen worden, omdat die plannen wel een tijd van voorbereiding en uitvoering zullen nemen. Spr. wil gaarne een toezegging of zijn plan met bijv. een maand kan worden uitgevoerd, omdat dit zeer noodzakelijk is. De Voorzitter kan die toezegging niet doen. Ook een tijdelijke oplossing kost veel werk; de wethouder zal een conferentie hebben met een ingenieur van de Spoor wegen. Ook een andere oplossing zal door ons nader onder oogen worden gezien. Het Wilhelminaplein heeft het bezwaar, dat daar dan andere dingen, die het geheele plein in beslag nemen, moeten verdwijnen. Wanneer de kermis het geheele plein in beslag neemt, moeten de autobussen weer ergens anders heen. Bij een openbaar middel van vervoer moet het publiek er zeker van zijn, dat het op een bepaalde plek zijn middelen van vervoer kan vinden. Dat is bij de op lossing van den heer Schalkwijk niet het geval, zoodat men voortdurend de kans heeft reizigers te dupeeren. Maar deze kwestie heeft de aandacht van het college. De heer De Vries beziet het autoverkeer van Leeu warden als in verband met het bezoek uit de provincie van enorm groot belang, zoodat een gecentraliseerde autoparkeerplaats noodig is. Hij wil dit probleem in verband brengen met den Zuidoosthoek. Dat is een probleem, dat men niet moet onderschatten en dat ab soluut zeer belangrijk is. Hij zou willen verzoeken in de door de provincie samengestelde commissie de win keliers en zakenlieden van Leeuwarden niet te vergeten. Een plaats als Groningen kan men van Haulerwijk, Oosterwolde, enz. drie, vier keer per dag bereiken en Leeuwarden vanuit Haulerwijk misschien een of twee keer per week; zoo is het ook met Drachten, Ureterp, Siegerswoude, Bakkeveen. enz. Spr. zou daarin veran dering willen zien, waartoe z.i. in die commissie ook zakenmenschen moeten worden benoemd. De Voorzitter wijst erop, dat die commissie een pro vinciale commissie is, zoodat B. en W. op de samen stelling verder geen invloed hebben. Nu is zij veelzijdig samengesteld en deskundigen uit alle mogelijke bedrij ven zijn vertegenwoordigd. Hij gelooft dan ook niet, dat de heer De Vries in dat opzicht eenige vrees be hoeft te koesteren, dat dit belang door de provincie niet of niet voldoende wordt behartigd. Volgno. 317 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 318. Vervanging van de ophaalbrug te Wirdum door een duikerf 15.000, De vraag van den heer Vellenga in verband met de werkzaamheden op het vliegveld is al min of meer be antwoord. Toch wil hij er nog even op terug komen wegens de in omloop zijnde geruchten, dat de werken van den D.U.W\ op het vliegveld ten einde loopen. Spr. had zijn vraag gesteld, omdat hij graag zou zien, dat de menschen, die hier werkeloos worden, weer op gevangen worden op andere objecten. Door den wet houder Dijkstra is reeds gezegd, dat voor de niet-valide arbeiders de Leeuwarder Werkgemeenschap kan wor den ingeschakeld, terwijl dit voor de valide arbeiders op andere manier geregeld dient te worden. Spr. wil het belang onderstreepen, dat het college werkobjecten zoekt, wanneer de werken van den D.U.W, op het vliegveld afloopen om die menschen op te vangen, bij gemeentewerken, plantsoenen, enz. De heer Witteveen (weth.) antwoordt, dat er voor- loopig geen sprake van is, dat de werkzaamheden op net vliegveld afgeloopen zijn. De gemeente heeft er 129, de Ned. Heide Mij 345 arbeiders. De Dienst Land- bouwherstel werkt er ook onder auspiciën van de Heide Mij. Vooral wat de Heide Mij betreft, zal de verbe tering en het in cultuur brengen van landerijen buiten het vliegveld zeker in 1947 doorgezet worden. Van stopzetting is dus nog geen sprake. Volgnos. 318 en 417 t/m 446 worden onveranderd vastgesteld.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1947 | | pagina 13