ij» «i* W<U!A< 42 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1947. dat men in kennissen- en vriendenkring wel menschen weet te vinden; zoo dat niet het geval is, kan men naar de makelaarskantoren gaan. Zijn die 14 dagen verstre ken en heeft de betrokkene van dit recht geen gebruik willen of kunnen maken, dan komt de gemeente met een candidaat en als het zoover is, houdt spr. met de milieu's inderdaad rekening. Daarom is gewacht, omdat door passende aanvullnig kan worden voorkomen, dat conflicten ontstaan. Het is dus in aller belang, dat deze zaak zoo tactisch mogelijk aan den steel wordt gestoken. De heer Tiekstra heeft gesproken van tal van be zwaren, o.a. dat de gegadigden het niet als vanzelf sprekend moeten beschouwen, dat zij ergens kunnen inwonen. Maar het zou kunnen, dat men, kennende de verordening, toch denkt er wel eenigermate recht op te hebben. Dat zou te verklaren zijn. Spr. laat dan ook niet na aan menschen die bij hem komen, de opvatting kenbaar te maken, die overeenkomt met die van den heer Tiekstra: Dit is een ernstige aangelegenheid, tracht alles zoo goed mogelijk met elkaar te regelen. De heer V. d. Veen heeft een opmerking gemaakt over studeerende kinderen. Inderdaad worden aan zulke gezinnen, waar kinderen van tijd tot tijd thuis komen, vrijstellingen verleend, zoodat voortdurend een kamer ter beschikking kan staan. Spr. acht het voorts wel goed even dieper in te gaan op het geval van den procureur-generaal. Aanvankelijk is met leden van de rechterlijke macht wat geknikkerd; die meenden van deze verordening vrijstelling te kun nen krijgen. Tenslotte heeft men deze groep duidelijk kunnen maken, dat het niet redelijk zou zijn enkelen vrij te stellen; ook zij hebben de consequentie te trekken en inwoning te nemen. Nu is er eenigen tijd geleden een nieuwe procureur-generaal bij het gerechtshof ge komen. Natuurlijk moet hij een woning hebben. Op een gegeven moment kon hem een woning worden aange boden, maar daar heeft hij geen gebruik van willen maken, omdat „het niet met zijn stand in overeenstem ming was die woning op die plaats te aanvaarden". Dat heeft geleid tot bepaalde vertraging, totdat de gemeente veertien dagen geleden in de gelegenheid was een wo ning aan te bieden, die zeer riant was en op een mooien stand gelegen. Maar de procureur-generaal en zijn vrouw zijn samen. Die woning kon hem niet worden aangeboden dan onder voorwaarde, dat hij, als hij die aannam, inwoning zou moeten accepteeren. Als hem daarvoor dispensatie zou worden verleend, zou dat on billijk zijn, ook tegenover collega's. Nu is deze procu reur-generaal min of meer gelieerd aan Groningen en hij heeft ons laten weten, dat hij in Groningen wel een woning kon krijgen. Bepaalde overwegingen hebben ons ertoe geleid te trachten vestiging van dezen man in Groningen te voorkomen. Het is zeker een stedelijk en een provinciaal belang, dat wij den president van het gerechtshof, in Leeuwarden gevestigd, ook in Leeu warden kunnen huisvesten. Er wordt nog getracht een oplossing te vinden, maar de situatie is dus zoo, dat aan dezen procureur-generaal een zeer mooie woning is aangeboden, waarvan hij de beneden-étage zou kunnen krijgen en waarvan de boven-étage zou moeten worden verhuurd aan een door hem aan te wijzen gezin, in overeenstemming met zijn milieu. Daartegen heeft hij bezwaar gemaakt. Wanneer dat niet kan worden op gelost, treft B. en W. geen enkel verwijt. Integendeel, er is met voortvarendheid gewerkt. Mocht men het noodig oordeelen op een bepaald detailpunt nog dieper in te gaan, dan is spr. voorts gaarne bereid volledig opening van zaken te doen. Den heer Van Rooijen is de opmerking ter oore ge komen, waarom in Leeuwarden menschen met derge lijke inwoning worden belast, terwijl in het Oranjehotel toch een groote ruimte aanwezig is, die niet wordt ge bruikt. Spr. heeft vernomen, dat het Oranjehotel onbe woonbaar zou zijn en dat er geen materiaal is om het in een dusdanigen staat te brengen, dat het geschikt zou zijn voor bewoning; alles zou in zeer deplorabelen toestand zijn. Spr. wil vragen, of dat inderdaad zoo is en wijst erop, dat er andere gebouwen zijn, eigendom van particulieren, waaraan een zeer belangrijke hoe veelheid materiaal is gespendeerd, o.a. aan een gebouw van bijna gelijken omvang. De heer De Vries vraagt inlichtingen over de woon ruimte, waarop door de provincie beslag is gelegd voor geëvacueerden; hij meent te weten, dat de evacuatie naar Friesland is stopgezet. De heer Vellenga heeft zoojuist van den wethouder vernomen, dat degenen, wien inwoning wordt aange wezen, 14 dagen tijd krijgen om zelf menschen aan te wijzen. Hij wil gaarne hooren of dan ook wordt onder zocht of de menschen, die worden aangewezen, op de wachtlijst staan, of dat ook paartjes in aanmerking komen, die nog gaan trouwen. Den heer Schootstra is het bekend, dat men af en toe wel eens tegen een beslissing in beroep komt en tracht op die beslissing te doen terugkomen. Nu verneemt hij gaarne of de burgemeester, wanneer in geval van een vordering de rechterlijke autoriteiten een afwijzende uitspraak doen, zich bij die afwijzing steeds neerlegt. De heer W. C. Dijkstra (weth.) is blij, dat deze vragen nog zijn gesteld. Den heer V. Rooyen zegt hij, dat het publiek nog wel eens een denkfout maakt voor wat betreft den aard van de gebouwen, die kunnen worden gevorderd. Men vergeet daarbij altijd, dat B. en W. alleen bevoegdheden hebben voor wat woon ruimte betreft en dat een hotelbedrijf daar niet onder valt. B. en W. moeten dus met leede oogen aanzien, dat ergens in Leeuwarden nog zooveel ruimte als in het Oranjehotel ongebruikt blijft. Spr. ziet, dat de rechts kundige, die in den heer V. d. Schaaf steekt, het voor hoofd fronst, of het inderdaad is zooals hier geschetst. Hij wil hem verzoeken, als hij twijfelt, eens met den burgemeester te spreken. Volgens spr. strekken de be voegdheden van B. en W. op het oogenblik niet verder. Wat de Indische gerepatrieerden betreft, heeft spr. inderdaad een paar maanden geleden verteld, dat een deel van de woonruimte ter beschikking was gesteld van het P.B.V.O. Dat is vandaag niet langer het geval. B. en W. hebben nl. aan de directie van dit bureau als hun meening te kennen gegeven, dat, gelet op de verhouding, waarin de Indische menschen in Leeuwar den en in Friesland zijn ondergebracht, het verzadi gingspunt in Leeuwarden is bereikt, zoodat het ge meentebestuur geen vrijheid kan vinden nog meer woonruimte voor deze gerepatrieerden ter beschikking te stellen. Daarvoor is eerst een gezondere verdeeling over de provincie noodig. Ofschoon van bovenaf op dit bureau pressie wordt geoefend om meer menschen naar Friesland te krijgen, wordt er in Leeuwarden mee gestopt. Spr. veronderstelt, dat het den raad zal inte resseeren hoeveel Indische menschen zijn ondergebracht en deelt mede, dat het precies 700 personen zijn. Door de gemeente zelf zijn behandeld 826 gezinnen (het bureau hanteert menschen, de gemeente heeft het over gezinnen. Daartegenover zijn er nog steeds ruim 3000 gezinnen, die woonruimte zoeken. De gemeente doet haar best, maar op te lossen is het vraagstuk geenszins. Als iemand, die inwoning moet hebben, binnen 14 dagen menschen aanwijst, nemen wij die ook aan als zij nog willen trouwen, als zij maar staan ingeschreven. Menschen, die nog moeten trouwen, krijgen echter tegenwoordig in geen geval een heele woning; dat is sinds lang niet meer het geval. Het gaat voor die men schen alleen om inwoning. Op de vraag van den heer Schootstra antwoordt de Voorzitter zelf; hij zegt, dat hij tot dusver zoo n geval niet heeft gehad en dus ook nog niet voor de vraag Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1947. 43 heeft gestaan, of hij zich bij de rechterlijke uitspraak had neer te leggen. Wel is binnenkort een dergelijke uitspraak in kort geding te verwachten. Het zal echter van den inhoud van het vonnis afhangen, of spr. in be roep zal komen of niet. Want als het een onherroepe lijke uitspraak is, zal hij zich er wel bij neer moeten leggen. Spr. zou dan geen anderen weg weten. Volgnos. 311 t/m 317 worden onveranderd vastge steld. Volgno. 318. Onderhoud van wandelplaatsen en plantsoenenf 115.793, De heer Kamstra wil gaarne worden ingelicht over het „voormalig" Borniapark. Het is hem niet bekend, dat daar al eenige verandering is gekomen en hij vraagt of het in het voornemen ligt dit weder te beplanten. De heer Van Rooyen vraagt, of het niet mogelijk zou zijn de parodie van een plantsoen, dat zich bevindt tegenover de Alma Tademastraat en Koepelkerk, iets te verbeteren. Z.i. kan dat vrij gemakkelijk. De heer Witteveen (weth.) zegt, dat het Borniapark op het oogenblik in studie is. Het is de bedoeling dit aan te koopen, want het is nog geen gemeente-eigen dom. Of het weer beplant zal worden, hangt van ver dere omstandigheden af. Wel heeft het Borniapark de volle aandacht. Het genoemde plantsoen zal in 1947 onder handen worden genomen, evenals meerdere plantsoenen, maar inzonderheid dat. Volgnos. 318 t/m 445 worden onveranderd vastge steld. Volgno. 446. Subsidiën in het belang van het bijzon der voorbereidend lager onderwijs 7.200, In aansluiting op een uitlating van den weth. van Onderwijs in deze vergadering merkt de heer Wiersma op, dat het bekend zal zijn, dat 26 Juli 1946 een vrij breedvoerig adres aan het college is ingezonden door de Vereeniging voor Chr. Bewaarschoolonderwijs. Tot nu toe bedroeg het subsidie aan die vereeniging en tegelijk ook dat aan de R.K. vereeniging 1500,per jaar. Thans wordt voorgesteld, dat per bevoegde leer kracht te verhoogen tot 450,Men houdt hetzelfde maximum van 5 leerkrachten, zoodat in totaal het sub sidie aan die beide onderdeelen 2250,wordt, af wel stijgt met 750,Spr. is dankbaar voor deze kleine tegemoetkoming, maar moet zeggen, dat zijn ver wachtingen eigenlijk hooger lagen. In het adres van de Vereeniging voor Chr. Bewaarschoolonderwijs treft spr. o.a. een passage aan, dat zij zich opnieuw tot het college van B. en W. richt om een verhoogd bedrag als subsidie uit de gemeentekas te willen verleenen. Zij vervolgt, dat de vereeniging voorziet in een drin gende behoefte aan kleuteronderwijs, waarmede vele moeders zonder huishoudelijke hulp gebaat zijn. Spr. wijst er op, dat dit een algemeen punt is, dat zich zoo wel bij het gemeentelijk bewaarschoolonderwijs voor doet als ook bij het bijzonder. Deze passage eindigt met de opmerking, dat zij hoopt, dat B. en W. en de raad mogen beslissen om een subsidie aan de vereeniging te verstrekken, dat belangrijk hooger is dan het thans geldende. Spr. vermeldt dit, omdat blijkt, dat deze ver eeniging het adres tijdig heeft ingezonden en verhoo ging heeft gevraagd. Om eenig inzicht in den gang van zaken te verkrijgen, heeft zij waarschijnlijk met opzet een vrij uitvoerige begrooting voor 1947 overgelegd. Daaruit blijkt, dat die vereeniging voor 1947 aan schoolgelden raamt een bedrag van 13.000,(400 leerlingen), zoodat aan schoolgeld wordt betaald ge middeld per jaar en per kind een bedrag van 32,50. Spr. wijst er op, dat bij het gemeentelijk bewaarschool onderwijs een bedrag wordt geraamd van 4,09 per kind per jaar. Spr. stelt deze cijfers met opzet even tegenover elkaar, omdat het verschil daarvan wel zeer in het oog springt. Men heeft voorts in die begrooting een tekort geraamd van 3740,de begrooting was opgezet in verband met een subsidie van 1.500, dat dan nu verhoogd zou kunnen worden met 750, Spr. weet, dat dit tekort-cijfer niet geflatteerd is. Hij zal er niet over uitweiden, maar hij weet, dat men met groote tekorten en met zeer groote moeilijkheden heeft te worstelen om het onderwijs te kunnen voortzetten. Spr. weet wel, dat dit bijzonder onderwijs is, maar hij meent den wethouder te kunnen feliciteeren, dat hier in de gemeente vrij uitgebreid bijzonder bewaarschool onderwijs bestaat, want de wethouder zal ongetwijfeld beter weten dan hijzelf, dat er een groote drang bij de ouders is om hun kinderen geplaatst te krijgen bij het gemeentelijk bewaarschoolonderwijs. Het is altijd zoo geweest, dat tal van leerlingen moesten worden afge wezen. Het bijzonder onderwijs voorziet te dien op zichte in een behoefte, omdat anders de drang nog veel grooter zou worden en dan zou de gemeente er een voudig niet aan kunnen voldoen wegens gebrek aan lokaliteiten, enz. en ook in verband met het hooge kostencijfer, dat dit voor de gemeente met zich zou brengen. Spr. heeft de salarissen, zooals die op het oogenblik zijn, ook tegenover elkaar geplaatst. Bij volgno. 405 blijkt, dat aan een hoofd van een gemeentelijke bewaar school een salaris wordt gegeven van 2.250,terwijl dat bij een bijzondere bewaarschool 1.520,bedraagt. Dit betreft absoluut vergelijkbare functies, voor beide zijn de acte A en B noodig. De verdere onderwijs krachten hebben bij het gemeentelijk bewaarschoolon derwijs 1.850,en bij het bijzonder 1.400,Spr. zou zoo door kunnen gaan. Een onderwijskracht met alleen akte A heeft bij het gemeentelijk bewaarschool onderwijs 1.700,(De heer J. K. Dijkstra (weth.): „maximaal terwijl dat bij het bijzonder onderwijs is geraamd op 1.200,Ook daar dus 500, verschil. Meer wil spr. van het salaris niet zeggen. Hij heeft daar alleen op gewezen, omdat hier z.i. wel zeer sterk het verschil in het oog springt. Het voorstel van B. en W. van thans geeft in totaal een bedrag van 1.200,meer aan subsidie. Dat komt natuurlijk doordat bij het voorstel van B. en W. de bijzonder bewaarschool in Huizum wordt omgezet in gemeentelijk bewaarschoolonderwijs en daar dus de post subsidie als zoodanig vervalt. De overname van die zgn. neutrale school, welke 180 kinderen heeft, kost aan de gemeente een bedrag van 10.867,Nu kan men zich op het standpunt stellen, dat dat vroeger een gemeentelijke bewaarschool is geweest, toen dat deel nog (oud) Leeuwarderadeel was. Spr. weet dat zeer wel, maar uit bezuinigingsoverwegingen is het ge meentebestuur van Leeuwarderadeel er toe genoopt, dat onderwijs als gemeentelijk onderwijs los te laten. Spr. noemt hier de bezuinigingsoverwegingen, omdat z.i. de gemeente Leeuwarden er nu betrekkelijk ook niet heel gunstig voorstaat in financieel opzicht om een dergelijk bedrag te kunnen voteeren. Het springt wel zeer sterk in het oog, dat in de begrooting een bedrag is vast gelegd, hooger dan 10.000,terwijl het subsidie aan het bijzonder onderwijs 1.200,bedraagt en niet meer. De begrooting was door het bestuur van die zgn. neutrale school ingediend en dat had er in den loop van 1946 waarschijnlijk niet op gerekend is, dat er voor stellen zouden komen, die school door de gemeente te doen overnemen. Daarom is die begrootnig ingezonden met verzoek om subsidie, gebaseerd op 180 kinderen. Aan schoolgeld raamt men over 1947 3.400,of gem. per kind en per jaar 19,De andere 6 scholen, in het stadsdeel van Leeuwarden, hebben samen 855 kinderen en een schoolgeld van 3.500,of gemiddeld per kind en per jaar 4,09; daar in de begrooting anders niet is geraamd dan een schoolgeldpost van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1947 | | pagina 17