44 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1947. 3.500,kan spr. dit niet anders verklaren, dan dat het bedrag, dat het bestuur van Huizum raamt, niet in de begrooting is verwerkt, anders zou dat aangevuld moeten worden, spr. vermoedt dit althans, met dit be drag van 3.400,Spr. voelt wel de moeilijkheid, omdat dat deel van Leeuwarden (oud Leeuwarderadeel) tot de conclusie zou komen, dat zij 19,moeten be talen en het schoolgeld voor het gemeentelijk onderwijs aan de andere 6 scholen maar 4,09 bedraagt. Spr. wil gaarne de bedoeling hiervan hooren. Verder wil hij er nog opwijzen.dat deze zgn. neutrale school in 1945 een opbrengst had aan schoolgeld van 13,30 en in 1946 15,per kind, terwijl voor 1947 is geraamd 19,Daar zit dus een stijging in. Bij het subsidie-voorstel van thans, het verhoogde dus, wordt aan subsidie verstrekt een bedrag van 6,per kind en per jaar; het gem. bewaarschoolonderwijs kost ons ongeveer 72,06. Naar spr.'s meening springt hier de tweeërlei behandeling toch wel wat al te sterk in het oog. Vroeger werd er een subsidie verstrekt van 6.000,thans van 7.200,dus 1.200,meer aan het geheele bijzonder bewaarschoolonderwijs of per kind ongeveer 1,Spr. weet, dat B .en W. zuinig moeten zijn; hij heeft zelf ook daarop aangedrongen; maar als voor overname van de school in Huizum een bedrag wordt vastgesteld van 10.000,meent hij, dat men bij het bijzonder onderwijs wel wat royaler kan zijn. Men neemt hiermede wèl een nieuwen last op zich van 60,per kind, zoodat hij een royalere hou ding t.o.v. het bijzonder onderwijs had verwacht. Spr. had t.o.v. deze zaak hoogere verwachtingen, ook omdat de Regeering onlangs heeft aangekondigd, dat men met het voorbereidend lager onderwijs bezig was en dat men zich voorstelt daar ook verplicht onderwijs voor in te voeren en financieele gelijkstelling door te voeren. Waar men dus blijkbaar staat aan den vooravond daar van, had spr. verwacht, dat B. en W. wat royaler voor den dag waren gekomen. Spr. zal waarschijnlijk straks met een desbetreffend voorstel komen. Liever ware het hem echter, als men door gezamenlijk overleg in deze zaak tot een eensluidend besluit kon komen. Het is ook den heer Veenstra van nabij bekend, dat het bijzonder voorbereidend lager onderwijs met groote moeilijkheden heeft te kampen. De lasten, die hier op de ouders worden gelegd, zijn dermate groot, dat niet mag worden verwacht, dat door verhooging van de schoolgelden de inkomsten ruimer zullen gaan vloeien. De wethouder heeft bij de beantwoording van de alge- meene beschouwingen reeds gezegd, dat het niet een kwestie is van doelmatigheid en ook niet van principe bij het college. Ook spr. beschouwt het niet als een principieele zaak. Hij is wel voorstander van Chr. on derwijs, d.w.z. lager onderwijs, maar voor het voorbe reidend lager onderwijs ziet hij de noodzaak niet in om de splitsing zoo ver door te voeren. Toch meent hij, dat het bijzonder voorbereidend onderwijs een func tie uitoefent, ook t.a.v. de gemeente, die in zekeren zin verlichtend werk op het beleid van de gemeentescholen. Het ontlast de gemeentescholen in die mate, dat, als die bijzondere scholen er niet waren, de gemeente on herroepelijk voor veel grooter moeilijkheden zou komen te staan dan op het oogenblik. Het zou natuurlijk in geenen deele mogelijk zijn, die kinderen onder te bren gen in de gemeentescholen. De bijzondere scholen ver richten dus een nuttige functie, mede in verband met de tekorten, die de scholen moeten maken wat betreft de leermiddelen, die zoo gestegen zijn, dat de verhoo ging van het subsidie in dezen niet een verhooging beteekent. Het is wel van 300,op 450,ge bracht, wat een verhooging zou beteekenen van 50 maar de verhooging van de kosten en salarissen staat daartegenover. De salarissen zijn nog heel laag; men heeft al iets kunnen doen, maar niet in voldoende mate. Het salaris van de onderwijzeressen is veel en veel te laag. Daarom had spr. gaarne gezien, dat het college eenige stappen verder had kunnen gaan en dat ook in de bewaarschoolcommissie een breeder voorstel was gekomen voor een ruimere verhooging van het subsidie. Het verwondert hem, dat, waar de samenstelling reeds zoo veelzijdig is, men niet met een voorstel is gekomen om deze subsidie op 600,- te brengen. Daarom zou ook hij het college in overweging geven in overleg met den raad het subsidie te verhoogen. Spr. zal afwachten, wat van de zijde van den heer Wiersma zal worden gedaan. De heer J. K. Dijkstra (weth.) hoopt, dat niemand van de raadsleden het hem kwalijk zal nemen, dat hij enkele argumenten opnieuw zal moeten gebruiken. Hij heeft reeds gezegd, dat de positie van het openbaar voorbereidend lager onderwijs nu eenmaal een gansch andere is dan die van het bijzonder. De gelijkstelling geldt wel voor het lager onderwijs, doch niet (mis schien; nog niet) voor het kleuteronderwijs. Het is dus normaal, dat de kosten van het openbaar V.L.O. hooger zijn, ook per leerling, dan die van het bijzonder. Daar bij heeft spr. al opgemerkt, dat er tal van personen zijn uit rechts-Protestantschen kring, die geen voorstander zijn van bijzonder V.L.O., terwijl zij wel voorstander zijn van bijzonder lager onderwijs, wat uit de mede- deeling van den heer Veenstra wel is gebleken. De heer Wiersma is begonnen met het nut van dit onderwijs te bepleiten en spr. onderschrijft alles, wat hij heeft gezegd. Deze vergelijkt de kosten van het openbaar en bijzonder V.L.O. Als de heer Wiersma ontvankelijk was geweest voor het standpunt, dat spr. heeft ont vouwd, dan zou hij tot dezelfde conclusie zijn gekomen als het college. Bij het openbaar kleuteronderwijs zijn ook wachtlijsten, die honderden namen bevatten, zoodat in haar algemeenheid de stelling, dat het bijzonder be waarschoolonderwijs alleen al door het bestaan ervan het openbaar onderwijs ontlast, voor bestrijding vat baar is. De heer Wiersma; ,,Dat snap ik niet." De heer J. K. Dijkstra (weth.) vervolgt, dat, als het zoo was, dat in Leeuwarden 6 openbare kleuterscholen waren en door oprichting van een of meer bijzondere zou dat aantal van 6, die door de gemeente werden bekostigd, kunnen worden verkleind, dan zouden in evenredigheid van de versterking van het bijzonder kleuteronderwijs de uitgaven voor het openbaar dalen. Spr. ziet sommige leden met het hoofd schudden. De heer V. d. Schaaf: ,,Als al die kinderen nu eens naar de gemeentescholen gingen?" De heer J. K. Dijkstra (weth.) zegt, dat die dan op de wachtlijst kwamen. Als er geen kinderen zaten te wachten en die nieuwe leerlingen zonder meer opge nomen zouden worden, was het wat anders. Elke open bare kleuterschool heeft echter een wachtlijst met tien tallen of honderden namen. In haar algemeenheid gaat de stelling, dat het bestaan van het bijzonder kleuter onderwijs de uitgaven voor het openbaar kleuteronder wijs ontlast, niet op. De heer V. d. Schaaf: „Dat ontlast de wachtlijst." De heer J. K. Dijkstra (weth.) merkt dan op, dat het, of de wachtlijst nu 20 of 200 namen telt, geen finan cieele gevolgen meebrengt. De heer V. d. Schaaf: „Kan U dat niet schelen? De heer J. K. Dijkstra (weth.); „Natuurlijk wel!" Hij meent, dat de redeneering van den heer Wiersma c.s. sterk zou staan, als de meerderheid van den raad er steeds op uit was geweest om het openbaar kleuter onderwijs verder uit te bouwen. Maar wie met de geschiedenis bekend is weet, dat het aantal openbare kleuterscholen heden ten dage niet grooter is dan 55 a 60 jaar geleden. Men kan niet zeggen, dat het ge Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 3 Februari 1947. 45 meentebestuur van Leeuwarden a tort et a travers het openbaar kleuteronderwijs heeft gesteund. De bereke ning, die de heer Wiersma heeft uitgevoerd met be trekking tot het kostenbedrag per leerling, acht spr. ook al bestreden door wat hij heeft opgemerkt over de positie van het openbaar kleuteronderwijs, die nu een maal anders is dan die van het bijzonder kleuteronder wijs. De conclusie van den heer Wiersma, dat de tweeërlei behandeling te sterk in het oog springt, is hetzelfde argument, dat bij tal van andere gelegenheden is geplaatst, naar spr. denkt bij haast elke behandeling van de begrooting. De gemeenteraad is altijd minder gevoelig geweest dan de heer Wiersma en zijn mede standers hadden gehoopt, een gevolg van het feit, dat de meerderheid nu eenmaal over de positie anders dacht dan hij. Diens conclusie, dat hij een andere, een royalere behandeling had mogen verwachten, ook omdat de Re geering zekere plannen heeft, geeft spr. aanleiding te zeggen, dat die conclusie er door wordt verzwakt. Juist in een houding van afwachten wat de Regeering te dezen aanzien zal willen doen, ligt een rechtvaardiging van het feit, naar de meening van B. en W., dat het college met de verhooging niet hooger is gegaan dan het is gegaan. De heer Wiersma heeft wel gezegd, dat ge tracht moet worden door gezamenlijk overleg tot een be ere oplossing te komen. Spr. heeft reeds medegedeeld, d dit overleg is gepleegd in de door den raad aange- v zen commissie, de commissie voor bewaarschoolon- d wijs, die niet zoo eenzijdig is samengesteld. De wet houder mocht uit de besprekingen de conclusie trekken, die den raad bekend is: de leden vereenigden zich een stemmig met een verhooging van het subsidie van 50 een verhooging, die men ook niet mag baga- telliseeren; zij is zelfs nu toch iets meer dan een bloot gebaar. Spr. wil de argumenten van vanmorgen niet herhalen, maar wel de conclusie, dat op de gronden, die hij nu en toen heeft ontvouwd, B. en W. goed zullen doen den post te handhaven op het voorgestelde bedrag. De heer Wiersma zegt, dat de wethouder heeft aan gevoerd, dat de positie van het openbaar en van het bijzonder V.L.O. een gansch andere is en dat hij dat z.i. doet op gronden, die zuiver formeel zijn. Spr. wil daartegenover stellen, dat ook moreele overwegingen bij hem parten gespeeld zouden hebben. Spr. weet wel, dat het zeer juist is, dat er geen wettelijke gelijkstelling is. Spr. heeft ook niet aangedrongen op gelijkstelling; hij meent tot nu toe in zijn eischen zeer bescheiden te zijn geweest. Er is ook geen sprake van dat hij zal trachten gelijkstelling te verkrijgen; in de gegeven om standigheden wenscht hij dat in geen geval van den raad en van de gemeente te vergen. Wanneer door den heer Dijkstra wordt aangevoerd, dat er in spr.'s krin gen menschen zijn, die niet voelen voor bijzonder be waarschoolonderwijs, wijst spr. er op, dat alleen van Prot.-Chr. zijde 400 kinderen dit onderwijs genieten en van R.K. zijde een ongeveer gelijk aantal. Dat be wijst z.i., dat er inderdaad voldoende vraag bestaat om de kinderen bijzonder V.L.O. te laten volgen. Dat cijfer ligt bijna even hoog als het aantal kinderen, dat in het oude stadsdeel gemeentelijk onderwijs bezoekt. De wethouder heeft gemeend tegenover spr.'s argu ment. dat het bijzonder kleuteronderwijs het gemeen telijke heeft ontlast, iets anders te moeten stellen. Als er bij de gemeente echter groote wachtlijsten zijn, handhaaft spr. zijn stelling, dat men blij mag zijn, dat er bijzonder kleuteronderwijs is, dat medewerkt, dat de drang, die in veel te groote mate bestaat voor het gemeentelijk bewaarschoolonderwijs, min of meer wordt opgeheven, omdat er van Prot.-Chr. en van R.K. zijde burgers zijn, die zich vreeselijke offers getroosten. Het spreekt voor den wethouder vanzelf, dat de kosten van het gemeentelijk onderwijs nu eenmaal zwaarder zijn dan van het bijzonder. Spr. had' echter graag gehad, dat met meer waardeering was gesproken over de zware financieele offers, die de ouders zich voor het bijzonder onderwijs getroosten. Spr. herhaalt, dat hij er niet aan denkt voor gelijkstelling te ijveren (al heeft hij de kos ten tegenover elkaar gesteld), maar dat hij wel had verwacht, dat er een meer verhoogd subsidie voor het bijzonder bewaarschoolonderwijs was voorgesteld dan thans is gedaan. Spr. verheugt zich er over, dat deze kwestie in de commissie voor bewaarschoolonderwijs is geweest en dat het overleg heeft plaats gehad. De wethouder heeft er op gewezen, dat die commissie niet eenzijdig is sa mengesteld en dat men daar eenstemmig tot de con clusie was gekomen, dat een verhooging met 50 vol doende was. Spr. geeft toe, dat deze verhooging van veel beteekenis kan zijn op een tamelijk hoog budget. Maar op een budget als dit kan een verhooging van 50 in naam misschien veel lijken, maar in werkelijkheid beteekent het een bedrag voor beide richtingen van 750,Spr. meent temidden van raadsleden klanken te hebben opgevangen, dat er ook sprake is geweest van een voorstel of althans de gedachte is geuit, om het thans bestaande subsidie van 1.500,te verdub belen, om, waar tot nu toe 300,per bevoegde leer kracht wordt gegeven, dit te verdubbelen en te brengen op 600,Als in de commissie een dergelijke gedach- tengang is geuit, ware het spr. liever geweest als men daarop was ingegaan, maar het is nu eenmaal zoo ge- loopen. Dit is de gang van zaken en spr. heeft reeds gezegd, dat het hem spijt, dat dit op den wethouder geen indruk heeft gemaakt. Zoopas is een voorstel aan genomen, waarbij het salaris voor het personeel is ver hoogd. Spr. gunt hun die verhooging, omdat die noodig was; ook de salarieering stond op een laag peil. Hij heeft echter de cijfers vergeleken en dan springt wel duidelijk in het oog, dat het personeel bij het bijzonder kleuteronderwijs met groote cijfers in het nadeel is. Op al die gronden constateert spr., dat hij in zijn re delijke verwachtingen is teleurgesteld. Z.i. waren er gegronde redenen om te mogen verwachten, dat men bij deze begrooting had kunnen komen tot een verhoo ging van het subsidiebedrag, die uitging boven datgene wat B. en W. zich aanvankelijk hadden voorgesteld. Nu de zaak zoo ligt en spr. tot de conclusie moet komen, dat B. en W. niet bereid zijn iets te doen, wenscht spr. het voorstel te doen om het subsidiebedrag, dat bij het voorstel van B. en W. 450,bedraagt per bevoegde leerkracht, te stellen op een bedrag van 900,een verdubbeling dus van wat nu wordt voor gesteld en dat aan kosten in totaal met zich brengt een bedrag dus van 7.200,voor alle gesubsidieerde bijzondere bewaarschoolonderwijsinrichtingen. Volgens spr. zou dit bedrag kunnen worden geput uit volgno. 593; onvoorziene uitgaven. Zoopas is er op gewezen, dat het moeilijk is subsidie toe te kennen aan hen, die het niet noodig hebben gevonden daarom te vragen. Als men het dus wil scheiden, is dat spr. wel; het lijkt hem echter juister om de methode van gelijke monniken, gelijke kappen toe te passen. Anders zou hij zijn voor stel aldus moeten doen luiden, dat aan de adresseerende vereeniging een subsidie wordt verstrekt van 900, per bevoegde leerkracht. De heer V. d. Vlerk wil naar aanleiding van de argumentatie van den wethouder een enkele opmerking maken en vragen wat de oorzaak is, dat het gemeentelijk onderwijs niet een verdere uitbreiding krijgt en of het noodzakelijk is, dat een wachtlijst in stand wordt ge houden. Als dat aan een zekeren factor is verbonden, zou z.i. die factor oorzaak zijn, dat het subsidie aan het bijzonder kleuteronderwijs niet hooger gegeven kan worden. Wanneer die wachtlijst door het in het leven roepen van bijzondere kleuterscholen zou verdwijnen, zou inderdaad de toestand ontstaan, dat het bijzonder het gemeentelijk kleuteronderwijs ontlast. Daarom zou

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1947 | | pagina 18