Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 2 Juli 1947. 78 Punt 10. De heer J. Tiekstra rapporteert, dat de Commissie, belast met het onderzoek der gemeenterekening, dienst 1944, op 11 Juni 1947 deze rekening, alsmede de daar bij overgelegde bescheiden, heeft onderzocht en dat deze haar geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van op- of aanmerkingen, weshalve zij de raad voor stelt te besluiten: de ontvangsten en uitgaven van de vorenvermelde rekening voorlopig vast te stellen: de uitgaven van de gewone dienst op 8.683.019,80 ontvangsten 7.677.803,46 en alzo het nadelig slot van de gewone dienst op1.005.216,34 de ontvangsten van de kapitaaldienst op 7.552.133,57 uitgaven 7.364.176,23 en alzo het batig slot van de kapitaal- dienst op187.957,34 Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. De wethouders hebben zich van medestemmen ont houden. Punt 11. Z.h .st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 12. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 13 (bijl. no. 69). De heer De Vries wil gaarne vooropstellen, dat ook het bloemistenpersoneel zijn vrije halve dag per week moet hebben, maar wil er de opmerking aan verbinden, dat men zo langzamerhand t.o.v. de winkelsluiting een chaotische toestand krijgt. Op Maandagmorgen zijn de manufacturen- en confectiezaken gesloten, op Maandag middag de barbiers: op Woensdagmiddag de bakkers en kruideniers, op Donderdagmiddag de bloemisten en spr. heeft horen verluiden, dat de meubelhandel van plan is op Zaterdagmiddag te sluiten. Dit alles lijkt hem met het oog op de belangen van Leeuwarden zeer on juist. Als de inwoners niet eens meer weten, wanneer de winkels in een bepaalde branche gesloten zijn, dan ziet hij het donker in voor de mensen uit de provincie, van wie de Leeuwarder winkeliers toch ook moeten bestaan. Hij acht het in het belang van de gehele winkelstand van Leeuwarden, als op dit gebied enige ordening kon worden verkregen. Spr. komt, resumerende, met de vraag bij B. en W., of zij ook kans zien de besturen der verschillende branches bijeen te brengen om de door hem bepleite ordening te verwerkelijken, in dier voege, dat op één of twee bepaalde halve dagen, liefst op één halve dag, in plaats van op 5 verschillende wordt gesloten. Hij meent, dat dit met enige goede wil wel te verwezen lijken is. De heer Rijpma stelt tegenover hetgeen de heer De Vries opmerkte het argument, dat spr. van verschil lende kanten gehoord heeft en dat z.i. niet licht is te achten. Als n.l. op een bepaalde halve dag de zaken in alle branches gesloten zouden zijn, zouden de mensen uit het zakenleven zelf nergens kunnen kopen. De heer W. C. Dijkstra (weth.) kan met de strek king van het betoog van de heer De Vries wel accoord gaan. Spr. meent, dat het algemeen belang inderdaad boven het groepsbelang moet gelden. En indien het algemeen belang, i.e. het stadsbelang, zou meebrengen, dat het aantal halve dagen, waarop gesloten wordt, iets teruggebracht moet worden, dan mag men zich daarvan niet laten weerhouden door overwegingen, als hier van bepaalde zijde werden genoemd. Spr. is het met de heer De Vries eens, dat voorkomen moet worden, dat mensen van het platteland, in de stad komende, niet weten, of ze al dan niet kunnen winkelen. En die toestand dreigt inderdaad te ontstaan. Het ge vaar dreigt, dat deze plattelandsbevolking hierdoor naar andere delen van de provincie wordt getrokken. Spr. zou daarom die gedachte van de heer De Vries willen overnemen. Zijn betoog i.z. ordening was meer aan het adres van de winkeliers dan aan dat van B. en W. ge richt. Overigens is spr. het met de heer De Vries eens, dat B. en W. deze zaak nog eens onder het oog moeten zien. De Voorzitter wil hier van zijn kant even aan toe voegen, dat B. en W. zich over de suggestie van de heer De Vries zullen beraden en als naar hun mening hiertoe aanleiding bestaat, met dit onderwerp bij de raad terug zullen komen. De raad heeft zich eerder op voorstel van B. en W. over de sluiting op Zaterdag middag uitgesproken, maar de verordening is tot dus verre niet uitgevoerd kunnen worden, doordat in Den Haag het standpunt werd gehuldigd, dat in afwachting van de nieuwe, op handen zijnde regeling plaatselijke regelingen voorlopig achterwege dienden te blijven. Spr. vraagt zich dus af, in hoeverre deze laatste, gegeven dat standpunt, op het ogenblik enige kans op succes zullen hebben. Dit zou echter een kwestie van onder zoek kunnen uitmaken. De heer De Vries dankt de Voorzitter en de Wet houder voor hun woorden en schaart zich volkomen achter hen. Zou het argument van de heer Rijpma gel den, dan kreeg men aanstonds 12 halve dagen sluiting, van 's Maandagsmorgens tot en met- 's Zaterdags middags. Het is geen kunst om daarvoor 12 branches uit te zoeken. Ten slotte moet echter het groepsbelang wijken voor het algemeen belang. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 14 (bijl. no. 73). De heer De Groot vindt het tijdstip, waarop B. en W. de verhoogde tarieven willen invoeren, minder juist ge kozen. Volgens publicaties in de pers, die ook het col lege dezer dagen heeft kunnen lezen, werken de slagers met verlies, als gevolg van de lage vleesrantsoenen. Deze tariefsverhoging zal een nog zwaardere belasting betekenen. Bovendien lijkt het spr. een wankele ge dachte, dat de rentabiliteit van overheidsbedrijven moet steunen op de belasting van de middenstand. Hij zou daarom willen vragen, of het niet raadzaam is dit onderwerp aan te houden tot een gunstiger tijdstip, bijv tot de vleesrantsoenen worden verhoogd. Spr. wilde gaarne de meningen in de raad daarover vernemen. De heer Geerts (weth.) merkt op, dat het voor naamste bezwaar van de heer De Groot is, dat dit voorstel op een tijd komt, dat het vleesrantsoen ver laagd is. Zoals men weet, is er bij de begroting al over gesproken, dat er een voorstel als het onderhavige zou komen en nu is het heel toevallig, dat het juist op dit moment komt. Spr. heeft inderdaad in de krant wel een verhaal ge lezen van slagers, die met verlies werken, maar dat is eigenlijk niet een afdoend argument. Hij las bijv. ook een verhaal over boeren, die met verlies werken; eigen lijk werkt iedereen met verlies. Spr. gelooft dat niet dadelijk, hij kan het niet beoordelen. Maar wél is het zo, dat de gemeente al lange tijd met verlies werkt. De prijzen in het particuliere bedrijf, waaronder die van alle mogelijke door het slachthuis benodigde ingrediën ten, zijn beduidend gestegen, alleen de slachthuisrechten zijn steeds dezelfde gebleven. Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 2 Juli 1947. 79 Het slachthuis behoeft geen winst te maken en mag dat ook niet doen, maar het moet zich zelf wel be druipen. Vandaar spr.'s mening, dat dit voorstel ook op dit ogenblik wel aangenomen kan worden. De heer De Vries weet, als lid van de Commissie voor het markt- en havenwezen en voor het openbaar slachthuis, iets meer van deze zaak. Zoals de toestand thans is, zal het abattoir, naar de mening dier com missie, de eerste 3 a 4 jaar nog met een verlies van minstens 17.000,per jaar blijven werken. De prijzen waren ingesteld op een heel normale bezetting en die wordt niet eerder weer verwacht dan na 3 a 4 jaar. Bij een dergelijke stand van zaken is het alleszins ge motiveerd dit voorstel aan te nemen. Men kan van de gemeente niet verwachten, dat zij maar jaar in jaar uit met verlies dit bedrijf voor de slagers in stand houdt. De heer Beuving, zich geheel aansluitende bij hetgeen zijn fractiegenoot naar voren bracht, leidt voorts uit de voorgestelde maatregelen af, dat de slagers de door de slachtprijzenvei hoging veroorzaakte hogere lasten uiteindelijk weer verhalen op de consumenten. Zo loopt men in een cirkel rond. De slagers toch zullen de Prijs- beheersing verzoeken de vleesprijzen te mogen verho gen. Spr. zal aan deze verhoging niet kunnen mee werken. De heer Geerts (weth.) antwoordt de heer Beuving, dat de slachtprijs met ongeveer 1 cent per kg zal wor den verhoogd. Dat de slager zal proberen dit op de consumenten te verhalen, is mogelijk. Op het ogenblik is de vleesprijs echter aan een maximum gebonden. Maar hoe het zij, het is onmogelijk, dat de gemeente steeds door blijft gaan met verlies lijden op dit bedrijf. Het Slachthuis moet zijn onkosten kunnen opbrengen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 15 (bijl. no. 76). Z.h.st. wordt besloten overeen komstig het voorstel van B. en W. Punt 16 (bijl. 78). De heer Kamstra wil beginnen met te zeggen, dat hij het streven van „Jong Leven" toejuicht en ook het voorstel van B, en W., maar zou gaarne vernemen, wat tegenover de garantie staat. Dat heeft hij in de stukken niet kunnen vinden. Als b.v. eens de interesse van het bestuur der speeltuinvereniging gaat tanen en die vereniging verdwijnt op een gegeven ogenblik, welk recht kan de gemeente dan nog laten gelden? De Voorzitter wil in de eerste plaats het voorstel van B. en W. nog iets aanvullen, wat hij zojuist ver zuimd heeft te doen. B. en W. stellen voor om aan hun concept-besluit, dat de raad op de achterkant van het voorstel heeft aangetroffen, toe te voegen „onder machtiging aan B. en W. om aan de speeltuinvereniging te dezer zake die voorwaarden te stellen, die hun ge raden mochten voorkomen". Daarmede bedoelen B. en W. te bepalen, dat, als het bij de uitvoering van deze zaak nodig mocht blijken om bepaalde voorwaarden te stellen in het belang van de gemeente, zij bevoegd zijn zulks te doen. Daarnaast is met de Centrale van Speeltuinvereni gingen overeengekomen, dat het gemeentebestuur daar in een gedelegeerde zal aanwijzen, die dan in deze kwaliteit toezicht op de gang van zaken kan houden. Is dus toezicht op het bestuur volgens het voorstel van B. en W. krachtens bijzondere te stellen voor waarden mogelijk, in het algemeen is de wettelijke re geling zo, dat men ten slotte als waarborg niet helemaal niet lege handen behoeft te komen staan, wanneer de debiteur gaat liquideren. De wethouder voegt spr. nog toe, dat het gebouw üer vereniging ook van de gemeente is. Zoals de raad weet, is de grond eigendom van de gemeente en alles wat op die grond wordt gebouwd, wordt rechtens ook eigendom van de gemeente. De gemeente heeft dus in zoverre wel een zekere waarborg in handen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 17 (bijl. no. 80). Z.h.st. wordt besloten overeen komstig het voorstel van B. en W. Punt 18 (bijl. no. 79). De heer Visser uit gaarne zijn voldoening over de wijze, waarop de woningbouw hier ter hand wordt genomen. Vooral het feit, dat men er in is geslaagd om voor de fatale datum van 1 Juli de plannen voor de bouw van een flink aantal woningen in kannen en kruiken te krijgen, verdient z.i. een woord van hulde. Het type en de indeling van de te bouwen woningen voldoen naar het inzicht van spr.'s fractie aan redelijke eisen, hoewel zij gaarne zou willen zien, dat een deel der woningen iets ruimer was genomen. De gemiddelde kub. meter-inhoud ligt beneden het rijksgemiddelde en hoewel door de practische indeling het verschil misschien wel klein is, komen toch de nodige kasten en opberg ruimten enigszins in het gedrang, wat vooral klemt als er gezinnen met drie of meer kinderen in deze huizen zullen wonen. Spr. c.s. zouden gaarne zien, dat bij vol gende bouw een deel der woningen iets ruimer werd genomen en zouden er in dit verband op willen wijzen, dat voor de rijksbouw in de regel de volgende inhouds maten gelden: 10 van de woningen zeer klein, 125 160 m3; 20 160-200 m3; 60 250 m3 en 10 290-410 m3. Het gemiddelde van de hier te bouwen woningen is 225 m3. Voorts vragen spr. c.s., of er wel aan gedacht is, dat ook in het plattelandsgedeelte van de gemeente ge brek aan woningen bestaat. Het komt hun gewenst voor, dat de mogelijkheid van het bouwen van enkele woningen op het platteland wordt onderzocht en de nodige maatregelen daarvoor worden genomen. De heer Beeksma waren deze drie punten op de agenda een aangename verrassing. In de regel zijn de agenda's voor de raadsvergaderingen niet erg over laden en is er weinig moeite voor nodig om er door te komen, maar deze drie punten vormen een uitzon dering. Daar ze alle drie plannen voor woningbouw betreffen, wil spr. ze tegelijk behandelen. Wanneer de voorgestelde plannen worden aangeno men, kunnen er weer 265 woningen worden gebouwd. Met de te bouwen woningen van de reeds vroeger aangenomen bouwplannen is dit in totaal 500 woningen in een jaar tijds, dus wel iets meer dan de befaamde druppel op de gloeiende plaat. Als men enigszins op de hoogte is van de grote moeilijkheden en bezwaren, die overwonnen moesten worden, alvorens deze voorstellen de raad konden be reiken, dan begrijpt men, dat een woord van waar dering aan het adres van hen, die hun beste beentje hebben voorgezet om het zover te krijgen, alleszins op zijn plaats is. In het algemeen geldt deze waardering het college van B. en W., meer in het bijzonder de wet houder van O.W. met zijn ambtenaren. Het spreekt immers vanzelf, dat dezen hard hebben moeten werken om de plannen op tijd gereed te krijgen. Spr. hoopt, dat de hier uitgesproken woorden van lof voor hun een stimulans zullen zijn om zo voort te gaan. Wanneer de 500 woningen klaar zijn, dan betekent dit, dat 500 gezinnen zo gelukkig zijn weer een eigen dak boven hun hoofd te hebben. Er blijven dan echter nog honderden over, die aan een woning geholpen moeten worden. Wanneer ook dezen bevredigd zijn, is de ergste nood gelenigd en blijft alleen nog over de opruiming van het grote aantal krotwoningen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1947 | | pagina 2