92 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 17 September 1947. noemd van Werkmanslust en de Coöperatieve Bouw vereniging, waarmee het verkeerd gegaan is of waar mee het doel, dat beoogd werd, niet bereikt is. Dat is best mogelijk; spr. kent die geschiedenis niet. Hij ziet echter het verband met de onderwerpelijke bouwkas op het ogenblik niet. De heer Wiersma vroeg, of het tot de taak van het gemeentebestuur behoort om aan deze instelling deel te nemen. Dit is natuurlijk iets, waarover de heer Wiersma anders denkt dan spr.. die hier wèl een taak voor de gemeente ziet. De particuliere bouwkas heeft al jaren lang gewerkt en heeft op sommige plaatsen goed voldaan en op andere plaatsen misschien minder goed. Ze werkt alleen volgens een andere methode dan de publieke. Uit de practijk is echter toch wel gebleken, dat er behoefte aan een publieke bouwkas bestaat, o.a. door het grote aantal dergenen, dat nu al, zonder dat enige propaganda gevoerd is, aan de kas deelneemt. Er is ook geen sprake van verdringing van particuliere kassen. Spr. meent, dat beide goed naast elkaar kunnen werken. De Rijkspostspaarbank bestaat immers ook naast b.v. de Nutsspaarbank. Op de vraag van de heer Wiersma naar het prac- tische resultaat, antwoordt spr., dat, hoewel ook hij niet in de toekomst kan zien, het toch zijn verwachting is. dat het inderdaad mogelijk zal zijn verschillende minder gesitueerden binnen afzienbare tijd aan een woning te helpen. Men moet 20 van het gestelde kapitaal gespaard hebben en drie jaar spaarder geweest i zijn, eer men aan de beurt is of een bepaald nummer j krijgt. In Drente laat men een bouwvereniging al be- I paalde huizen bouwen, die ingericht worden naar de 1 wensen der spaarders; de bouwvereniging betaalt voor lopig de kosten en de spaarder komt als huurder in de woning. Heeft hij zijn geld later öf door extra stortingen öf door regelmatig sparen bij elkaar, dan heeft hij het recht om ingevolge een ministerieel besluit van 1930 die woningwetwoning te kopen. Als spr. het wèl heeft, zijn er in Drente al een 80 woningen in aanbouw. Spr. gelooft wel, dat op het platteland meer resultaat valt te bereiken dan in de stad. Hier heeft men te maken met de moeilijkheid, dat men de huizen niet stuk voor stuk kan bouwen, doch dat men ze bij blokken tegelijk moet plaatsen om behoorlijk economisch te kunnen werken. Spr. is nu meteen gekomen op het terrein van de heer V. d. Schaaf, die vroeg hoe het mogelijk was een blok huizen te bouwen, omdat de spaarders niet op hetzelfde tijdstip in het bezit van hun bouwsom worden gesteld. Spr. heeft daar al op geantwoord door het voorbeeld van Drente aan te halen. Het is mogelijk, dat woningbouwverenigingen worden ingeschakeld, die de woningen later overdragen. Dan kunnen de huizen tegelijk gebouwd worden, doch dat van Jansen wordt bijv. in 1955 overgedragen en dat van Pietersen in 1956. Wat de bovenwoningen betreft, waarover de heer V. d. Schaaf sprak, dit blijft een bezwaar voor wonin gen, die door middel van een bouwkas gebouwd wor den. Op het ogenblik is een staatscommissie bezig, de eigendom van de verdiepingsbouw, die men ook in Frankrijk en België kent, te bestuderen, en deze com missie zal zeer waarschijnlijk ook wel het hierbedoelde probleem ontmoeten. Spr. wil ten slotte nog opmerken, dat men in Leeu warden in de omstandigheid verkeert, dat Leeuwarden niet alleen een stadsgemeente is, maar sinds enige jaren ook een groot plattelandsgebied omvat, waar zeer zeker wèl dezelfde mogelijkheden tot woningbouw zijn als in Drente. De heer Posthuma dankt de wethouder voor zijn uit voerig antwoord. De heer Wiersma zei zo terloops en daar haalde hij de particuliere bouwkassen bij, dat de beide vorige sprekers, zij het in verwijderd verband, dit onderwerp hadden aangeroerd. Spr. heeft echter met geen enkel woord over die bouwkassen gesproken en er zelfs niet aan gedacht. Het is ook niet de kern van de zaak waar het hier om gaat. Spr. heeft niet van onjuiste voorlichting gesproken, dit wil hij even rechtzetten. Hij heeft gezegd, dat hij de voorlichting onvolledig vond. (De heer Van der Schaaf: Dat is spitsvondig!) Dat is het absoluut niet, vervolgt spr. De heer Geerts heeft geïnformeerd bij de directie van de bouwspaarkas. Voor een volgend jaar zal een hypotheekrente van 3% worden genoemd en in ver band daarmee de annuïteit worden verhoogd, maar dat is spr.'s bezwaar, 3% is óók te laag. Wanneer dit in een aan bonafide spaarders, die gedurende drie jaar hard gewerkt hebben om het geld bij elkaar te krijgen, te geven voorbeeld wordt verwerkt, moet het voor hen op een teleurstelling uitlopen. Naar spr.'s mening moet uitdrukkelijk worden vermeld, dat het slechts een voor beeld is en dat de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat in verband met een eventueel verhoogd rentetype in het jaar, waarin men voor de hypotheek in aanmerking komt, de annuïteit groter kan worden. De wethouder heeft ook naar de verzwaarde aflos sing geïnformeerd. Hem is medegedeeld, dat deze alleen in bijzondere gevallen wordt gevraagd, b.v. bij slechte bewoning. Maar waarom staat dat dan niet in de voor waarden? Spr. heeft de stukken goed gelezen, maar er geen woord over gevonden. Zo houdt men de mogelijk heid achter de hand om tot verhoogde aflossing te komen, ook in andere gevallen. Spr. komt op voor de belangen van de kleine spaarders en vindt een bepaling in de voorwaarden, dat alleen bij slechte bewoning ver zwaarde aflossing kan worden geëist, noodzakelijk. Spr. had berekend, dat er aanvankelijk niet 1000, maar 1400,— nodig is. De wethouder zegt, dat dit niet zo is. In eerste instantie moet 1000,zijn ge spaard. De kosten van inschrijving, toekenning, enz., die door spr. op 400,— waren geschat, worden in de annuïteit verrekend. Maar dan moet het niet worden voorgesteld, alsof men bij een gespaard bedrag van 1000,en een lening van 4000,een huis van 5000,krijgt. Het wordt een huis van 4600, omdat de som van 400,in de annuïteit is verrekend. Duidelijk moet uitkomen, dat van het gespaarde bedrag ad 1000,de op de lening vallende kosten moeten worden betaald. Of dat bedrag nu van die f 1000, wordt betaald of het wordt in de annuïteit begrepen, dat komt op hetzelfde neer. De spaarder moet het betalen. Volgens de heer Geerts heeft spr. bij het opnoemen van de bij het betrekken van zijn huis op de spaarder rustende verplichtingen verzuimd te zeggen, dat deze dan geen huur meer behoeft te betalen. Maar dat ligt niet op spr.'s weg. De heer Geerts kan dit natuurlijk van zijn kant naar voren brengen, maar dat betekent nog niet, dat het een verzuim van spr. zou zijn. Het gaat er om, dat men met 217,— niet klaar is, maar dat in feite 400,moet worden betaald. De wethouder heeft opgemerkt, dat de acquisitie van deze bouwkas anders is dan die der particuliere kassen. Spr. voorspelt, dat, als de acquisitie niet zó wordt, dat men huis aan huis gaat werken en precies uitlegt wat de spaarder op zich neemt, er niets van de zaak terecht komt. De wethouder noemde het aantal dergenen, die reeds toegetreden zijn, al zeer belangrijk, maar spr. vraagt: waarom zijn die mensen toegetreden, op welke voorlichting? Het voorbeeld, dat hij heeft gezien en dat hij hier besproken heeft, was bestemd voor het publiek. Spr. wil wel aannemen, dat er spaarders toetreden, maar hij wil de resultaten zien na absoluut juiste toelichting Tussen dit voorbeeld en de practijk ligt een hemelbreed verschil. De wethouder zegt, dat het college van com missarissen op de voorlichting toezicht houdt. Dat moet ook inderdaad zo zijn en spr. heeft daar ook wel respect voor, maar dit college heeft dan toch maar de door spr gewraakte circulaire de wereld in laten gaan. Het heeft Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 17 September 1947. 93 die circulaire öf niet gelezen öf niet voldoende gelezen öf en dat zou veel erger zijn is met de inhoud accoord gegaan. Hij legt dan ook enige terughoudend heid t.a.v. het toezicht aan de dag. Hij hoopt intussen, dat deze discussie tot de directie en het college van commissarissen der bouwkas doordringt. Als de voor lichting geschiedt op een wijze, zoals die thans uit de stukken blijkt, acht hij het voor iedereen onverantwoor delijk om aan de bouwkas mede te werken. Spr. is het overigens eens met hetgeen hier door ver schillende leden is gezegd, n.l. dat toetreding tot de bouwkas uit een oogpunt van woningverruiming voor een stad als Leeuwarden niet veel zin heeft, al geeft hij toe, dat dit t.a.v. het plattelandsgedeelte der ge meente enigszins anders kan zijn. Resumerende, zegt spr., dat het hem spijt te moeten zeggen, dat hij niet geheel gerust op deze zaak is. Het gaat hier men houde dat goed in het oog om het belang van de heel kleine mensen, die onvoorwaardelijk hun vertrouwen moeten kunnen stellen in diegenen, met wie zij een langdurige financiële verplichting aangaan en spr. vreest, dat, gezien de door hem geuite bezwaren en gezien ook de wijze waarop de wethouder heeft ge antwoord, daaraan ook in de toekomst wel iets zou kunnen ontbreken. De heer Van der Schaaf zegt, dat de wethouder hem een uitweg gewezen heeft uit de door hem besproken technische moeilijkheden. Hij heeft spr. er echter niet van overtuigd, dat het particulier initiatief hier tekort geschoten is. Daar is hij eigenlijk niet op ingegaan. Spr. neemt aan, dat deze publieke bouwkas zich inder daad in het bijzonder tot de kleine man richt en omdat hij zo het gevoel heeft, dat bij de bestaande particuliere bouwkassen de belangen van de kleine man enigszins achteraan komen, is hij geneigd om B. en W. in dit voorstel te volgen. Hij wil daarbij echter wel de ver klaring afleggen, dat men hier z.i. is genaderd tot de grens van de overheidstaak. De heer Wiersma vindt, dat deze grens niet steeds in concreto is vast te stellen. Spr. evenwel meent, dat ze nu inderdaad is bereikt. Hij acht het niet absoluut verwerpelijk zich met deze materie te bemoeien, omdat, naar de practijk heeft bewezen, de volkshuisvesting en wat daarmede annex is, voor een groot deel op overheidszorg zijn aangewezen. Hij hoopt dan ook, dat, als dit voorstel zal worden aangenomen, de belangen van de kleine spaarders in deze stad daar mede zullen zijn gediend. Maar hij hoopt ook, dat, als deze mensen in het gelukkige bezit zijn van een eigen woning, ze ook baas in die woning zullen zijn en dat dan niet meer een wethouder of een college op een gedeelte daarvan beslag zal leggen. De heer Beeksma meent, dat de wethouder niet is ingegaan op de kern van spr s betoog, waarmee hij heeft willen aantonen, dat de mensen met kleine inkomens juist niet voor deze spaarkas in aanmerking komen. Het bouwen van deze woningen immers wordt voor hen veel te duur en daarom acht spr. het niet een alge meen belang en zou hij dit strikt beperkt willen zien tot de beter gesitueerden. Hij meent, dat de oplossing van het probleem der volkshuisvesting met radicale middelen door de overheid dient te geschieden, maar dat ook de overheid zelf het heft in handen moet houden. Hij gevoelt niets voor de beunhazerij van aller lei bijkomstige lichamen. De heer Geerts (weth.) rectificeert zijn antwoord aan de heer Posthuma. Hij heeft in eerste instantie gezegd, dat de heer Posthuma van onjuiste voorlichting heeft gesproken; hij geeft echter toe, dat deze de voorlichting niet onjuist, doch onvolledig noemde. Spr. had onge veer dezelfde bezwaren als de heer Posthuma. Hij vindt, dat het publiek inderdaad een voorlichting gegeven moet worden, die volkomen verantwoord is. Men moet de mensen duidelijk maken, dat het verkrijgen van een eigen huis een groot offer eist en dat het zeer moeilijk is daartoe te komen. De heer Posthuma heeft het door de bouwkas ge geven voorbeeld aangehaald, maar dat is ten slotte slechts een heel klein deel van de propaganda. De eigenlijke propaganda wordt gevoerd in avondverga deringen, waar iedereen zijn vragen kan stellen en waar ook ongevraagd voorlichting gegeven wordt. Verder houdt de plaatselijke commissie geregeld zitting. De practijk is allicht niet, dat men op één propaganda- avond tot een beslissing komt. De adspirant-spaarder zal daarna eens met de secretaris der commissie willen praten en nog eens met iemand anders; spr. meent, dat er wel drie besprekingen nodig zullen zijn, voordat deze zal besluiten tot toetreding. Door deze mondelinge voorlichting zal z.i. de lichtvaardige indruk, die het door de heer Posthuma bedoelde pamflet heeft gemaakt, wel verdwenen zijn. Spr. kan als typisch voorbeeld, dat de directie van de bouwkas zich juiste voorlichting ten doel stelt, de volgende passage citeren uit een artikel van Mr. Dr. H. J. Wytema in het Tijdschrift voor Overheidsadmi nistratie: „De mens, die zich inspant voor zijn werk in vere- niging of bedrijf, heeft steeds de gevaarlijke neiging groei en bloei van die vereniging of dat bedrijf te stellen vóór het belang, dat er mede wordt nage streefd of gepoogd te dienen, om het even of dit puur eigenbelang dan wel algemeen welzijn betreft." En nu gelooft spr., dat men hier zelf in zijn ijver voor de goede zaak enigszins te ver is gegaan. In het antwoord, dat hij op zijn brief aan de bouw kas ontving, stond: „Wij geven U gaarne de verzeke- ring, dat wij alles zullen doen wat in ons vermogen ligt om de zaak zo objectief mogelijk te belichten." Verder kan spr. nog mededelen, dat de eerste ver gadering, die de bouwkas uitschrijft, onder leiding van het betrokken gemeentebestuur staat. De heer Beeksma, die opmerkte, dat mensen met een klein inkomen niet voor een eigen huis in aanmerking komen, antwoordt spr., dat dit heel moeilijk te beoor delen is, als men in aanmerking neemt, dat de verma kelijkheidsbelasting verleden jaar in Leeuwarden heeft opgebracht 260.000,dat aan vermakelijkheden in Leeuwarden in dat jaar is uitgegeven 1.600.000,— en dat de standplaatsen der kermis 60.000,hebben opgebracht. Hij gelooft niet, dat al dit geld, uitgegeven voor amusement, uit de welvoorziene beurzen gekomen is. Spr. heeft tot dusverre slechts de bezwaren van de verschillende raadsleden beantwoord. Er zijn echter ook bepaalde redenen aan te voeren, die voor het bouwkassparen pleiten. In de tegenwoordige wereld, die door de oorlog en door de gevolgen van de oorlog ontredderd is en in diepe armoede verkeert, is er maar één mogelijkheid tot verbetering van de toestand en die is, dat er meer geproduceerd dan verbruikt wordt. En als nu verschillende mensen er toe gebracht kunnen worden om zoveel mogelijk te sparen, dus om minder te verbruiken, dan gelooft spr., dat Nederland daarmede in algemeen economisch opzicht een belangrijke dienst wordt bewezen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 17 (bijl. no. 124). De heer Schootstra denkt, dat zelden een stuk de raad voorgelegd zal zijn, dat zó de algehele sympathie van raad en burgerij zal hebben gehad. Het onderwerp, dat nu aan de orde is, is een ernstig onderwerp, dat niet getrokken behoort te worden in de sfeer van beraadslaging. Het betreft hier zo ziet de stichting het, die de zaak aanhangig maakte en zo zien ook B. en W. het, die hun volle medewerking geven

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1947 | | pagina 4