100 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 8 October 1947.
daartegen bezwaar, omdat de prijzen belangrijk boven
het gemiddelde uitkwamen. De heer Vegter is toen
naar Den Haag geweest en uiteindelijk heeft hij zich
in verbinding gesteld met een andere aannemer, een
Harlinger firma, en deze heeft, practisch op hetzelfde
bestek er is slechts een heel enkele wijziging aan
gebracht een begroting opgemaakt, die een verschil
opleverde van 10.000,met de eerste. Dit klinkt
misschien wel wat vreemd, maar die dingen komt men
tegenwoordig meer tegen.
Dit alles is oorzaak geweest, dat het plan wat lang
is blijven hangen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 13 (bijl. no. 133).
De Voorzitter zegt, dat de heer T. de Jong heeft
medegedeeld, dat hij niet in staat is om zich voor deze
functie beschikbaar te stellen en in de plaats van hem
stellen B. en W. daarom voor te benoemen de heer
P. de Groot, lid van de raad.
De heer Van der Vlerk zou naar aanleiding van het
ingediende voorstel graag vier punten namens zijn
fractie willen bespreken.
Ten eerste betuigt hij zijn tevredenheid over het feit.
dat B. en W. voorstellen een commissie te doen samen
stellen uit de leden van de raad. Hij hoopt, dat dit een
aanwijzing moge zijn i.z. het voornemen van B. en W.
om in de toekomst de raad meer in te schakelen bij
het daadwerkelijk besturen en regelen van de gemeen
telijke huishouding, waarvoor deze ook de verantwoor
delijkheid draagt.
In de tweede plaats wil hij er zijn leedwezen over uit
spreken, dat het meer dan eens voorkomt, dat niet alle
betrokken stukken ter visie van de leden worden ge
legd. Zo was bij dit voorstel de wet i.z. de verdeling
van woonruimte niet aanwezig en ook lagen de door
de Minister ter zake gegeven richtlijnen er niet bij. Spr.
dringt er bij B. en W. dan ook op aan, alle stukken,
welke de leden nodig hebben om zich volledig op de
hoogte te kunnen stellen, in de portefeuilles te depo
neren.
In de derde plaats zegt spr., dat B. en W. zich be
perkt hebben tot het kleinste aantal leden, dat door de
richtlijnen wordt toegelaten. Het gevolg is, dat B. en
W. zich beperkt hebben tot de drie grootste partijen
in de raad, waardoor de samenstelling van deze com
missie een politieke inslag zal krijgen. Waren 5 leden
het maximum geweest, spr. zou daartegen geen bezwaar
maken, omdat de verdeling der zetels dan uit billijk
heidsoogpunt niet anders zou kunnen gebeuren. Nu de
richtlijnen echter toelaten meer leden te benoemen, had
hij gaarne gezien, dat ten minste iedere groep met een
lid in de commissie vertegenwoordigd zou worden, op
dat de visie van alle groepen tot haar recht zou kunnen
komen. Het woonruimte-vraagstuk is een bij uitstek
nationaal probleem, dat los staat van elke partij-groe
pering. Z.i. had het algemeen belang aanleiding moeten
geven om de commissie op algemeen gemeentelijke
wijze samen te stellen, zodat alle groepen, als vertegen
woordigende de gehele gemeente, in de commissie ver
tegenwoordigd zouden zijn. Dat daarbij rekening ge
houden zou worden met de getalsterkte der fracties,
zou spr. hebben kunnen billijken. Hij weet, dat aan een
grotere commissie bezwaren zijn verbonden, maar even
eens, dat die niet minder aan een kleine commissie
kleven. Hoe het echter zij, de doorvoering van de na
tionale gedachte gaat bij spr. boven het meerdere gemak,
dat een kleine commissie moge bieden. Hij zal dien
aangaande thans geen voorstel indienen, maar zou
gaarne zien, dat een volgende keer met deze door hem
ontwikkelde gedachte rekening gehouden zal worden.
Hij dringt daarop met te meer klem aan. omdat hij van
oordeel is, dat in de vertegenwoordigende publiekrech
telijke lichamen zoveel mogelijk gestreefd moet worden
naar een eenheidspolitiek, in het belang van het alge
meen, waardoor de nationale eenheidsgedachte meer tot
haar recht komt. Kan die politiek om der beginselswil'e
niet in alle opzichten worden doorgevoerd, dan moet
toch getracht worden haar, waar het wèl kan, zoveel
mogelijk te bevorderen. In het onderhavige geval kon
dat zeker, waar niet zozeer het beginsel als wel de visie
een hoofdrol speelt.
In de vierde plaats lijkt het spr. minder juist, dat,
waar deze commissie een wettelijk karakter draagt en
als adviescommissie moet fungeren, een wethouder tot
lid wordt gekozen en nog wel tot voorzitter. Evenals
de Administrateur van het Gem. Woningbureau behoort
hij ambtshalve te worden toegevoegd. Wordt hij be
noemd tot lid met gelijke rechten als de andere leden,
dan zou hij optreden als adviseur van het college, waai-
van hij zelf deel uitmaakt. Naar spr. meent, behoort
de commissie zelf uit haar midden haar voorzitter te
kiezen.
De heer Van der Schaaf vraagt zich af, of, als de
heer V. d. Vlerk nadenkt, deze dan nog zijn opmerking
handhaaft, dat het hier een commissie van politieke
samenstelling betreft. Men zal toch moeilijk kunnen
zeggen, dat de combinatie Wiersma en De Groot een
politieke coalitie of iets dergelijks is! (Stem: doorbraak
De samenstelling der commissie wijst er integendeel op,
dat de politiek juist buiten deze zaak is gehouden.
De heer W. C. Dijkstra (weth.) hoopt, dat men hem
wil toestaan enkele algemene opmerkingen te maken,
voordat hij tot beantwoording van het door de heer
V. d. Vlerk gesprokene overgaat.
Het zal zijn opgevallen, dat hier wordt voorgesteld
een commissie te benoemen in een andere samenstelling
dan de tot dusverre geldende, een feit, dat naar buiten
de indruk zou kunnen wekken, alsof de nu zittende
leden hun werk minder goed zouden hebben gedaan, en
niets is minder waar. Deze leden hebben hun taak m t
volle belangstelling vervuld, zij hebben hun tijd en aai -
dacht trouw aan dit uiterst lastige probleem gegeven.
Spr. benut de gelegenheid gaarne om op deze plaats te
zeggen, dat het geenszins motieven van deze aard zi n
geweest, die er toe geleid hebben betrokkenen niet op
nieuw voor te dragen: integendeel, het college heert
de behoefte hun dank te zeggen voor wat zij ten be
hoeve van de algemene zaak hebben gedaan. De reden,
die het college tot een andere samenstelling der com
missie heeft geleid, is hierin gelegen de heer V. d.
Vlerk heeft dat wel juist aangevoeld dat uit dis
cussies in de raad in het verleden meer dan eens is
gebleken, dat men de behoefte gevoelt als raad nauwer
bij dit werk te worden betrokken.
B. en W. hebben de gelegenheid aangegrepen om
de raad in meerdere mate in te schakelen. De heer V d.
Vlerk heeft zijn tevredenheid daarover betuigd, maar
er, naar spr.'s mening, een onvriendelijkheid aan toe
gevoegd, die het college moeilijk kan aanvaarden. Hij
sprak n.l. de hoop uit, dat het college het voornem n
heeft de raad in de toekomst meer in te schakelen ij
het besturen der gemeentelijke huishouding. Dat voor
nemen bestaat echter niet; B. en W. menen, dat de
raad de medezeggenschap bezit, die hem toekomt en
waar nodig, zullen B. en W. ook in de toekomst net
in gebreke blijven de raad in het werk te betrekkon.
De onvriendelijkheid had de heer V. d. Vlerk, naar
spr.'s mening, achterwege moeten laten.
Dat niet alle stukken in de portefeuille aanwezig
waren, betreurt spr.
Voor zover de opmerkingen van de heer V. d. Vlerk
van algemene aard waren, zal de Voorzitter zeker be
reid zijn daarover iets te zeggen.
W/V
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 8 October 1947. 101
Inderdaad is het kleinste aantal commissieleden ge
nomen en daarvoor hadden B. en W. goede redenen.
De wet laat wel toe meer dan 5 personen in de com
missie te benoemen, maar imperatief is daarbij voorge
schreven, dat de commissie dan moet worden verdeeld
in kamers van 5 personen. Hierdoor zou de werkwijze
een grote vertraging ondergaan. Het is thans reeds een
tijdrovend werk. Men moet vooral niet naast elkaar
koersen. Elke keer zou dan verschil van mening ont
staan. b.v. doordat de zaken niet in dezelfde commissie
op dezelfde tijd en plaats behandeld waren.
De commissie moet zo beknopt mogelijk van omvang
zijn. Men vergete niet, dat B. en W. van de leden
vragen zich Dinsdagsmiddags vrij te maken. B. en W.
menen daarom, dat het niet verantwoord is hiervoor
10 mensen te benoemen, als 5 het goed kunnen doen.
Dit is in het verleden bevestigd.
De achtergrond van het betoog van de heer V. d.
Vlerk is echter de teleurstelling omtrent het feit, dat
niet alle fracties in de commissie vertegenwoordigd zijn.
Hij heeft daarbij allerlei politieke beschouwingen ge
geven, die, naar spr. meent, volkomen buiten de zaak
staan. Als er één aangelegenheid is, waarbij geen sprake
van politiek mag zijn, dan is het deze. Spr. wil wel
zeggen, dat, zolang hij voorzitter van de commissie zal
zijn, het volstrekt onmogelijk gemaakt zal worden de
politiek in haar werk te betrekken.
De heer V. d. Schaaf zeide reeds, dat het te absurd
is om hier politieke tendenzen te suggereren. De samen
stelling der commissie wijst er volgens spr. al voldoende
op, dat deze niet aanwezig zijn.
In hoeverre de nationale eenheidsgedachte in een
aangelegenheid als deze te betrekken is, is spr. niet
duidelijk.
De Voorzitter wil nog even terugkomen op de klacht,
dat stukken als de Woonruimtewet en de richtlijnen
van de Minister ter zake niet ter inzage hebben ge
legen. Deze opmerking is echter minder gericht tot
B. en W. dan tot degene, die de portefeuilles heeft
samengesteld. Overigens is het tot dusverre nooit de
gewoonte geweest om dergelijke stukken ter inzage te
leggen. In al de jaren, dat spr. raadslid is geweest, is
het alleen bij hoge uitzondering gebeurd en de oudere
raadsleden zullen dit kunnen bevestigen. Het is ook niet
wel mogelijk al die stukken, die de raadsleden misschien
zouden willen hebben, in de portefeuilles te doen. Het
is voor hen echter een kleine moeite om even op de
bel in de leeskamer te drukken en de daarna ver
schijnende bode te vragen om het desbetreffende stuk.
Het wordt hun dan wel bovengebracht.
Als men dus meent een bepaald stuk nodig te hebben,
dan handele men in den vervolge overeenkomstig spr.'s
aanwijzing.
Benoemd worden de heer W. C. Dijkstra, met 29 stem
men, de heer De Groot, met 32 stemmen, mevr. Ringe-
naldus-v. d. Wal, met 30 stemmen en de heren Wiersma
en Heitink, elk met 29 stemmen; (de heer V. d. Vlerk 3
stemmen en de heer Beuving 1 stem; 2 bilj. voor alle
vacatures blanco, 3 bilj. voor 1 vacature blanco en 1
bilj. voor 4 vacatures blanco).
De Voorzitter deelt mede nog een punt aan de agenda
te hebben toe te voegen en acht het nodig de bespreking
daarover in besloten vergadering te doen plaats vinden.
Na afloop der besloten zitting sluit de Voorzitter ook
de openbare vergadering.