114 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 November 1947, bij, maar het accent lag steeds op het gedeelte, dat als winkel is ingericht. Spr. heeft duidelijk laten uitkomen, dat de plaats gehad hebbende verbouwing de doorslag heeft gegeven. Indien die verbeteringen met speculatieve oogmerken waren aangebracht, zouden B. en W. daarvoor niet uit de weg zijn gegaan. Er is echter tevoren overleg ge pleegd. Men is er mede bij het woningbureau gekomen en daar is gezegd, dat de zaak in orde was. Hierin ligt voor spr. de kern van de zaak. Men gaat er van uit, dat Brandsma a priori de huur der zou zijn geworden, indien ,,De Zon" er niet was geweest. Hij is echter slechts gegadigde en het pand zou ook aan een derde kunnen worden verhuurd. De heer Leijenaar: Het pand is hem toegezegd! De heer W. C. Dijkstra: Dat is nu juist het vervelende van de geschiedenis. De heer Leijenaar: Waarom lag er dan op 25 Februari 1946 al een verklaring op tafel, dat Meijer afstand deed van de huur? De heer W. C. Dijkstra: Dat feit houdt geen toezeg ging in aan de heer Brandsma. De heer Algra ontkent hem een toezegging te hebben gedaan. De heer Leijenaar: Dan had de heer Algra moeten zorgen, dat. toen ,,De Zon" op de proppen kwam, Brandsma afgeschreven werd. De heer W. C. Dijkstra: Dat kon de heer Algra niet doen, want de zaak behoorde in de raad te komen. Men moet de zaak niet dramatiseren. Brandsma heeft in de oorlog moeilijkheden gehad. Dat lot deelt hij met talloze anderen. Er is ook gezegd, dat de firma niet safe zou zijn. B. en W. hebben geen reden aan te nemen, dat dit inderdaad zo is. Hoewel na enige aarzeling is het college tot de con clusie gekomen, dat aan de firma ,,De Zon", die na de toezegging van de heer Algra verbeteringen in het pand heeft aangebracht, het perceel moet worden verhuurd. Deze zou, indien hiertoe niet wordt besloten, de ge meente voor schadevergoeding kunnen aanspreken. Het wil spr. voorkomen, dat de zaak moet worden geregeld, zoals in het voorstel is neergelegd. Het voorstel van B. en W. wordt verworpen met 24 tegen 8 stemmen (die van de heren Wiersma, Geerts. J. K. Dijkstra, Witteveen, Stobbe, W. C. Dijkstra, Van der Veen en Van der Schaaf). Punten 16 (bijl. no. 161) en 17. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 18 (bijl. no. 153). De heer Van Rooijen heeft met buitengewoon veel genoegen dit voorstel ontvangen en bestudeerd. Hij is daarbij tot de overtuiging gekomen, dat zijn fractie het zal moeten steunen. Als dit plan doorgaat, krijgt n.l. de directeur van de G.G.D. ruimschoots de tijd om de ^organisatie ter hand te nemen. Een enkele inlichting zou spr. nog graag willen heb ben. Er wordt in de vijfde alinea voorgesteld om dokter Buys voorlopig nog voor de tijd van één jaar met enige werkzaamheden te belasten, maar nu vraagt spr. zich af. of de heer Wiebenga een jaar nodig heeft om een redelijk plan samen te stellen voor een goed georgani seerde gemeentelijke geneeskundige dienst. De heer W. C. Dijkstra (weth.) gelooft, dat de heer Van Rooijen een denkfout maakt door aan te nemen, dat het voor een jaar assumeren van dokter Buys ook betekent een jaar studie van dokter Wiebenga. Zo is het n.l. niet. De heer Wiebenga heeft een bepaalde tijd nodig om zich omtrent de nieuwe dienst te oriënteren. Hij zal daarvoor naar met Leeuwarden vergelijkbare gemeenten moeten reizen en van de daar aanwezige geneeskundige diensten studie moeten maken. De plan nen, die hij t.z.t. concipiëren zal. zullen eerst in B. en W. en dan in de raad besproken moeten worden. Pas daarna kan de reorganisatie geëffectueerd worden. Ge durende al die tijd moet voorzien worden in de werk zaamheden ten behoeve van het Stadsziekenhuis. Op een gegeven ogenblik zal dokter Wiebenga het werk van dokter Buys kunnen overnemen; als de reorganisatie aanstelling van een tweede arts noodzakelijk maakt, zal ook met een opzegtermijn, die deze in acht zal moeten nemen, rekening moeten worden gehouden. De heer Van Rooijen is het niet helemaal duidelijk als de wethouder zegt, dat één jaar gebruikt zal moeten worden én voor studie én voor behandeling in de raad èn voor het zoeken van een opvolger voor dokter Buys. Is het nodig, zo vraagt spr. verder, dat er een opvolger voor dokter Buys komt, als de clinische leiding van het Stadsziekenhuis overgenomen wordt door dokter Wiebenga? De heer AV. C. Dijkstra (weth.) zegt, dat, als hij zich zo heeft uitgedrukt, hij het niet goed heeft gedaan. Spr. nam slechts voor een ogenblik aan, dat dokter Wiebenga mettertijd, na het tot stand komen van de reorganisatie, bij al zijn werkzaamheden niet ook nog het Stadsziekenhuis onder zijn hoede zou kunnen nemer In dat geval zou er een tweede arts gezocht moeten worden en dan zou er met een opzegtermijn, die deze functionaris eventueel in acht zou hebben te nemen, rekening moeten worden gehouden. Pas daarna zou men t.a.v. dokter Buys kunnen zeggen: zijn arbeid is verrich' Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 19 (bijl. no. 154). De heer De Groot meent, dat het voorstel om tot aanleg van een sportveld over te gaan, zeer zeker met vreugde zal worden begroet, niet alleen door sport beoefenaren, maar door allen, die de grote waarde van de lichamelijke opvoeding erkennen. Het lijkt hem juist gezien, dat het beheer van het nieuwe terrein in handen wordt gegeven van de Gem. Commissie voor de Lich. Opvoeding. Het is een bevestiging van de gedachte, dat de overheid in dezen een taak heeft. Wel zou spr. enkele opmerkingen willen maken, allereerst betreffende de bewaking van het terrein. In het voorstel staat, dat die eventueel zou kunnen worden opgedragen aan een onvolwaardige arbeidskracht. Het wil hem nu voorkomen, dat deze niet alleen belast wordt met de bewaking, maar ook met het maaien van het veld en met alle werkzaamheden, die op een sport terrein plegen voor te komen en daarom acht hij een onvolwaardige niet geschikt, te meer niet, daar het veld niet alleen gebruikt zal worden door clubs en onder wijsinrichtingen, maar ook vrijgegeven zal worden voor de jeugd. Enerzijds juicht spr. dit laatste toe, maar anderzijds vreest hij, dat dit wel eens tot onaangename dingen aanleiding zou kunnen geven, gezien de erva ringen met de jeugd ook op andere sportterreinen. Hij gelooft zeker, dat, als het terrein intens gebruikt zal worden, de bewaker elke dag aanwezig moet zijn en vindt dan ook een beloning van 1000,niet redelijk. Hij zou graag willen, dat ze hoger werd gesteld, zodat een volwaardige arbeidskracht in dienst genomen k n worden. Dat voor de bouw van een kleedgelegenheid voor lopig geen materiaal beschikbaar zal worden geste'd. betreurt spr. ten zeerste. Hij had gedacht, dat met pri mitieve middelen toch wel direct een oplossing te vin den was geweest. Hij vraagt nu, welke tijdelijke oplos sing B. en W. zich voorstellen, want een sportterrein zonder behoorlijke kleedgelegenheid is natuurlijk on denkbaar. Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 November 1947. 115 De heer Schalkwijk brengt B. en W. de dank van zijn fractie over voor de spoed, die betracht is om de toezegging, bij de begrotingsbehandeling t.a.v. sport velden gedaan, na te komen. Er bestaat op dit gebied een groot tekort, wat ook in het voorstel gezegd wordt. Spr. hoopt, dat B. en W. er van overtuigd zijn, dat dit tekort door de aanleg van dit sportveld niet wordt opgeheven en het hun gezette aandacht blijven schen ken. Waarschijnlijk zullen binnen niet al te lange tijd meer terreinen beschikbaar komen, die voor dit doel gebruikt kunnen worden. Het is thans zo, dat een groot aantal sportliefhebbers zich de gelegenheid zien ont gaan om sport te beoefenen door het tekort aan ter reinen. Bovendien biedt de sportbeoefening in vele ge vallen een mogelijkheid om de jeugd van de straat te houden niet alleen, maar ook om goede hoedanigheden bij haar aan te kweken. Spr. hoopt dus, dat B. en V/. de raad in de toekomst meer van deze plannen zullen voorleggen. Het spijt hem, dat in de kleedgelegenheid die toch noodzakelijk is op een sportveld niet definitief is voorzien. Hij heeft echter de stellige ver wachting, dat dit punt de volle aandacht van B. en W. heeft en dat, zodra mogelijk, zo'n kleedgelegenheid tot stand komt. Als de heer Wiersma beweert, dat er in Leeuwarden een zeer grote behoefte bestaat aan sport- en speel terreinen, gelooft hij, dat niemand van de raadsleden hem zal tegenspreken. De heer Schalkwijk heeft er terecht op gewezen, dat op dit gebied iets voor de jeugd gedaan zal moeten worden. Bij de begrotingsbehan deling is het zo gezegd: ,,Er is tegenwoordig sprake van een zekere verwildering van de jeugd en dat brengt mede, dat te haren behoeve zoveel mogelijk voorzie ningen getroffen zullen moeten worden om daarin ver betering te brengen, voor zover dat althans op de weg der gemeentelijke overheid ligt". Spr. c.s. staan op het standpunt, dat inderdaad de gemeentelijke overheid hier een taak heeft. Dat is trouwens ook duidelijk ge noeg tot uiting gekomen bij de besprekingen te dezer zake tijdens de begrotingsbehandeling, terwijl dit stand punt ook weerklank vond in het gemeenteprogram van de a.r. partij. Ook spr. c.s. zijn het college dankbaar voor dit voorstel, waaruit blijkt, dat B. en W. ook t.a.v. deze materie behoorlijk diligent zijn. Het zou dus hun vol ledige instemming kunnen hebben, ware het niet, dat zij er toch op enkele punten principiële bezwaren tegen hebben. Op pag. 2 komt deze zin voor: ,,Het gebruik van het terrein denken wij ons ongeveer als volgt." Spr. zou daaruit willen afleiden, gezien het woordje ongeveer", dat omtrent het gebruik nog geen positieve regelingen zijn getroffen. ,,Voor de Zondag of Zater dag en één avond per week", aldus gaat het voorstel verder (en spr. legt de klemtoon op Zondag of Zater dag), ,,zal verhuring kunnen plaats vinden aan een van de kleinere voetbalclubs." Spr. meent uit deze redactie te mogen afleiden, dat de dagen van verhuur alleszins facultatief gesteld zijn. Dat zou kunnen betekenen, dat verhuring op Zaterdag, eventueel ook op Zondag, zou kunnen plaats hebben, maar in elk geval wordt de ver huring op Zondag hier niet beslist uitgezonderd. Spr. gelooft niet, dat het juist is op dit ogenblik over het standpunt, dat hij c.s. innemen t.a.v. de heiliging van de dag des Heren, uit te weiden, maar wil er wel op wijzen, dat er tegelijk met hen ook zeer vele anders denkenden zijn, die t.a.v. de Zondagsrust een stand punt innemen, dat wel niet gelijk is aan het hunne, maar dit toch benadert. Er kan in ieder geval niet beweerd worden, dat alle sport en spel de Zondagsrust bevor deren. Spr. wil in dit verband wijzen op een verschijn- se dat zich vooral in het zomerseizoen hier ter stede voordoet. Op bepaalde uren van de Zondag heerst n.l. op het sportterrein ,,Cambuur" niet die rustige sfeer, clie velen in onze stad op Zondag toch wel zouden wensen. Spr. zou B. en W. willen vragen, of het nu niet vol doende is, dat dit nieuwe terrein op de zes werkdagen der week wordt verhuurd. Men moet niet vergeten, dat het vrij dicht bij de bebouwde kom ligt. Nu moge men aanvoeren, dat andere sport- of speelvelden ook dicht bij de bebouwde kom gelegen zijn, maar daar tegenover wil spr. de aandacht vestigen op ..Cambuur", waar dikwijls meer op het middenveld gespeeld wordt, terwijl dit sportterrein omgeven is door veel bredere straten en ook een veel bredere afscheiding van de woonwijk heeft dan het onderhavige terrein. Dat dit dicht bij de bebouwde kom ligt, zou z.i. een factor zijn, dat de rustige sfeer, die velen der omwonenden op Zon dag wensen, nog meer verstoord wordt dan bij een sportveld als „Cambuur". Spr.'s fractie heeft gemeend t.a.v. dit punt geen stem ming te moeten vragen, maar wel de wens te uiten, zo mogelijk geen verhuring op Zondag te doen plaats hebben, of althans zeer sporadisch, wat de gemeente, die de financiering voor haar rekening neemt, toch zelf in de hand heeft. De heer Heijstra heeft met zeer veel genoegen de raadsbrief gelezen, vooral, omdat er door de uitvoering van het voorgestelde plan weer werk voor een aantal arbeiders komt. Ook voor de sport is dit voorstel van groot belang: spr. wil zich te dezen aanzien aansluiten bij de heer Schalkwijk. Spr. heeft echter bezwaar tegen uitvoering door de D.U.W. Hij vreest, dat dezelfde weg als van vóór 1940 wordt opgegaan. Hij heeft met werkverschaffing en steunverlening enz. té slechte ervaringen opgedaan en hij waarschuwt daarom ernstig tegen uitvoering door de D.U.W., alhoewel dat voor de gemeente voordelig is i.v.m. het in uitzicht gestelde subsidie. Voor de ar beiders is het een strop. Regenverletdagen gelden bij de D.U.W. niet als arbeidsdagen, in het vrije bedrijf wel. Wanneer eenzelfde werk, waarbij dezelfde ar beiders zijn tewerkgesteld, wordt uitgevoerd door een aannemer, gelden voor eventuele toepassing van de overbruggingsregeling verletdagen als werkdagen, ter wijl bij uitvoering door de D.U.W. deze dagen niet als arbeidsdagen tellen. Hierin ziet spr. een aanwijzing, dat men bezig is af te zakken naar werkverschaffing. Hij is tegen uitvoering door de D.U.W. Spr. sluit zich bij de heer De Groot aan t.a.v. wat deze heeft gezegd over de beloning van de terrein knecht. Deze zal toch ten minste 48 uur per week dienst moeten doen, waaronder Zondags en 's avonds. Het zou mooi zijn, wanneer hier een onvolwaardige arbeids kracht tewerkgesteld zou kunnen worden. Men gaat dan in de richting van het streven van de Regering om in bepaalde bedrijven onvolwaardige arbeidskrach ten op te nemen. Deze plaatsing moet echter geschieden tegen vol loon. De heer Kamstra zou graag een vraag willen stellen, die niet rechtstreeks het voorstel betreft, maar er wel ten nauwste verband mee houdt. Het gaat over de publicatie van de raadsstukken, inzonderheid van dit voorstel, gedateerd 12 November. Op 13 November vond spr. dit voorstel al afgedrukt in ,,Het Vrije Volk", dus op hetzelfde moment, dat de raadsleden het in de bus kregen. Spr. leeft dagelijks in de krantenwereld en kwam tot de ontdekking, dat de andere bladen het niet hadden. Er is bij de afdeling Expeditie van het Stad huis geïnformeerd en daar bleek, dat de stukken nog niet aan de kranten waren verzonden. Spr. acht het geen juiste methode, dat blijkbaar aan een bepaalde pers voorrang is verleend. De heer Vellenga acht het, na al hetgeen reeds ge zegd is, niet nodig nogmaals de lof van dit voorstel te zingen. Zijn fractiegenoot heeft op de nadelen, verbonden aan uitvoering in D.U.W.-verband, gewezen. Spr. wil

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1947 | | pagina 5