Vergadering van Woensdag 10 Dec. 1947
118 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 November 1947.
De heer Heijstra merkt op, dat de heer Beuving dat
er eerst niet bij gezegd heeft. Spr. blijft er bij, dat, als
men het werk uitvoert in D.U.W.-verband, daarvoor
ook de D.U.W.-voorwaarden zullen gelden.
De heer Stobbe wil de kwestie van de Zondagsrust
niet aan de orde stellen; het standpunt van de C.H.
in dezen is voldoende bekend. Wethouder Geerts heeft
gezegd, dat verschillende clubs ook op de aanleg van
een sportveld hebben aangedrongen, clubs, die aange
sloten zijn bij de Kon. Ned. Voetbal-Bond en dit zou
meebrengen, dat op Zondag gespeeld moet worden.
Spr. hoopt niet, dat dit argument enige waarde zal
hebben voor B. en W., als dit college deze kwestie
aanstonds beter zal bekijken. Spr. meent, dat het niet
juist is, dat men t.a.v. de Zondagsrust afhankelijk zou
zijn van de mening, die sommige verenigingen in ons
land daarover hebben.
De heer Weistra zou naar aanleiding van hetgeen
de heer Kamstra naar voren bracht het volgende willen
zeggen. Spr. werkt zelf bij de pers en hij weet, dat
daar de stukken inderdaad pas j.l. Maandag voor de
raadszitting ontvangen werden; Donderdag j.l. heeft het
betreffende bericht reeds in ..Het Vrije Volk" gestaan.
Spr. meende als raadslid niet de bevoegdheid te hebben
om zijn redacteur de raadsstukken ter inzage te geven,
als de pers ze nog niet van gemeentewege ontvangen
had.
De heer W. C. Dijkstra (weth.) kan hij heeft dat
zoéven al laten blijken heel goed begrijpen, dat hier
van bepaalde zijde wordt gezegd: Wees voorzichtig en
tracteer deze aangelegenheid niet ten koste van de ar
beiders via de D.U.W. Spr. zou t.a.v. dit punt enig
vertrouwen willen vragen. Het is hem althans vanavond
niet mogelijk die concrete zekerheid te geven, die van
het college wordt gevraagd, omdat B. en W. nog in
bespreking zijn en nog niet precies weten, wat zij bij
de komende onderhandelingen zullen kunnen bereiken.
Hij moet dus volstaan met te zeggen, dat B. en W.
een open oog hebben voor de belangen der arbeiders,
dat zij er het beste van zullen pogen te maken en niet
een regeling zullen aangaan, die t.a.v. de arbeiders on
verantwoord zou moeten heten. Verder kan hij tot zijn
spijt niet gaan.
Wat de heer Heijstra heeft gezegd, bevreemdt spr.
enigermate. In een persoonlijk gesprek n.l. heeft deze
verklaard van mening te zijn, dat dit werk wèl in
D.U.W.-verband moest worden uitgevoerd, mits goed
op dreigende gevaren zou worden gelet.
De Voorzitter zou nog enkele woorden aan de op
merking van de heer Kamstra willen wijden. Spr. her
haalt, dat er van de kant van het college geen enkel
onderscheid t.a.v. de verschillende persorganen gemaakt
wordt. Zodra een voorstel aan de raadsleden is ge
zonden het is ten slotte in het geheel geen geheim
stuk ontsnapt verder aan de aandacht van het col
lege wat die raadsleden er mee doen. Het is hun niet
verboden om de inhoud van zo'n voorstel, dat door
hen wordt ontvangen, tenzij er geheim" op staat, door
te geven aan de pers. Als de heer Weistra dacht daar
omtrent scrupules te moeten hebben, is dat naar spr.'s
inzicht overbodig. Wanneer dus het ene persorgaan er
in is geslaagd het stuk eerder te publiceren dan een
ander orgaan daartoe kans heeft gezien, zoals dat hier
schijnt te zijn gebeurd, dan is dat volkomen buiten B.
en W. om gegaan en het college is er ook niet verant
woordelijk voor.
Wat ten slotte de opmerking van de heer Stobbe
betreft, spr. gelooft te mogen herhalen wat hij in eerste
instantie heeft gezegd. Het is zijn persoonlijke mening,
dat het standpunt van de minderheid, zoals dat door
de heer Wiersma is vertolkt, niet kan opgelegd worden
aan de meerderheid, die dat standpunt niet deelt. Daar
staat echter tegenover, dat het ook op zijn plaats is,
dat die meerderheid met het standpunt van de minder
heid rekening kan houden.
Spr. belooft, dat, als t.z.t. het definitieve gebruik van
het terrein in de vergadering van B. en W. aan de orde
komt, het college de zaak ook in die geest zal bekijken.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 20 en 21 (bijl. nos. 164 en 165).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 22. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het
prae-advies van B. en W.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 10 December 1947.
119
Aanwezig: 34 leden.
Afwezig: de heer T. de Jong.
Voorzitter: de heer Mr. A. A. M. van der Meulen,
burgemeester.
Te behandelen punten:
1Vaststelling van de notulen van de raadsver
gaderingen van 16 October en 6 November 1946.
2. Mededelingen.
3. Benoeming van een lid van het bestuur van de
Gemeentelijke Instelling voor Maatschappelijk Hulpbe
toon in verband met het overlijden van de heer T.
Witteveen (bijlage no. 172).
4. Alsvoren van twee leden van het bestuur van
de Gemeentelijke Instelling voor Maatschappelijk Hulp
betoon, wegens periodieke aftreding van mevr. S. H.
W. de Groot-Kuilart en de heer J. IJtsma (bijlage no.
173).
5. Alsvoren van een curator van het Gymnasium
wegens periodieke aftreding van de heer Mr. J. B. J.
Heijmeijer.
6. Voorstel van B. en W. tot verkoop van een
strookje grond aan de Hofstraat te Huizum, aan E.
Faber (bijlage no. 167).
7. Alsvoren tot aankoop van een perceel aan het
Hoogpad (bijlage no. 166).
8. Alsvoren tot wijziging van de gemeentebegroting,
dienst 1947.
9. Alsvoren tot wijziging van de gemeentebegroting
en van de begrotingen van de takken van dienst, dienst
1947.
10. Alsvoren tot wijziging van diverse overeen
komsten van geldlening (bijlage no. 171).
11. Alsvoren tot wijziging van het raadsbesluit van
2 Juli 1947 betreffende wijziging van de verordening
tot heffing van rechten in het openbaar slachthuis (bij
lage no. 170).
12. Alsvoren tot vaststelling van een verordening
tot regeling van de bezoldiging van de ambtenaren in
dienst der gemeente Leeuwarden, wier loon per week
wordt uitbetaald (bijlage no. 168).
13. Alsvoren tot vaststelling van een verordening
op de gemeentelijke kleuterscholen (bijlage no. 169).
Punt 1.
De heer Tiekstra heeft geen opmerkingen t.a.v. deze
notulen, maar zou willen vragen of de notulen van de
begrotingsvergadering 1947 de raadsleden nog voor de
behandeling van de begroting 1948 zouden kunnen be
reiken. Er ligt een jaar tussen beide vergaderingen.
Misschien kan aan deze notulen de voorrang verleend
worden.
De Voorzitter antwoordt, dat deze vraag, strikt ge
nomen, buiten de orde is. Spr. kan echter wel mede
delen, dat naar alle waarschijnlijkheid aan het verzoek
van de heer Tiekstra kan worden voldaan, daar de
notulen der begrotingsvergadering bij de drukker zijn.
De notulen van de vergaderingen van 16 October en
6 November 1946 worden onveranderd vastgesteld.
Punt 2. De Voorzitter deelt mede:
dat Ged. Staten hebben goedgekeurd de raads
besluiten van 8 October 1947 tot aankoop van weiland
aan de Harlingertrekweg en van 19 November 1947
tot wijziging van de gemeentebegroting, dienst 1947,
en tot het aangaan van onderhandse geldleningen tot
een bedrag van 500.000,
b. dat zijn ontvangen: rapporten omtrent kasopne-
ming en controle der administratie van de Gemeente
reiniging, het Openbaar Slachthuis, de Gemeente-ont
vanger en de Centrale Kas;
c. dat in verband met de feestdagen de eerstvol
gende raadsvergadering zal worden uitgeschreven tegen
7 Januari 1948.
Voor kennisgeving aangenomen.
Punt 3 (bijl. no. 172).
De aanbeveling van B. en W. luidt als volgt:
1. P. Graafsma, Huizum;
2. J. Rolf, alhier.
De heren Kamstra en Veenstra vormen het stem
bureau.
Benoemd wordt de heer Graafsma, met 33 stemmen
(1 bilj. van onwaarde).
Punt 4 (bijl. no. 173).
De aanbevelingen van B. en W. luiden als volgt:
vac. mevr. S. H. W. de Groot-Kuilart:
1. mevr. S. H. W. de Groot-Kuilart:
2. D. H. M. Kuperus-Kooi, alhier;
vac. J. IJtsma:
1. J. IJtsma;
2. J. de Bruin, alhier.
Benoemd worden mevr. de Groot-Kuilart en de heer
IJtsma, beiden met 32 stemmen (de heer Heijmeijer 1
stem), 1 bilj. voor een der vacatures blanco en 1 bilj.
van onwaarde voor beide vacatures).
Punt 5. De aanbeveling van Curatoren luidt als volgt:
1. Mr. J. B. J. Heijmeijer;
2. Mr. H. W. A. Schipperijn.
Benoemd wordt de heer Heijmeijer, met 31 stemmen
(de heer Schipperijn 3 stemmen).
Punt 6 (bijlage no. 167).
De heer Schalkwijk heeft uit de stukken begrepen,
dat hier verschil van inzicht bestaat i.z. de prijs van
deze grond. De directeur der Gemeentewerken, die
tevens hoofd van het Prijzenbureau voor Onroerende
Zaken is, schreef in zijn rapport, dat een prijs van
6,per m2 billijk was te achten. Dat zou voor deze
grond dus een bedrag van 60,betekenen. Spr. zou
gaarne van het college willen weten, waarom men later
tot een bedrag van 75,is gegaan, daar de aan
vrager zelf in zijn verzoekschrift een lagere prijs
noemde.
De heer Witteveen (weth.) zegt, dat inderdaad in
het rapport van de directeur der Gemeentewerken een
prijs van 6,genoemd wordt. Uiteindelijk betreft
het hier slechts een advies en de prijs van 6,is
absoluut aan de lage kant; er staat dan ook een prijs
van ten minste f 6.Het gaat ook niet om een strookje
grond van nul en gener waarde. De prijs, die thans
voorgesteld wordt, is redelijk en in geen geval te hoog
te noemen.
De heer Schalkwijk is niet bevredigd. Hij meent, dat
wat dit soort zaken betreft, altijd het advies van de
directeur der Gemeentewerken gevolgd wordt. In diens
kwaliteit van hoofd van het Prijzenbureau voor On
roerende Zaken zal hij toch wel de juiste prijs hebben
opgegeven. De prijs, die hier voorgesteld wordt, staat
zoals men het tegenwoordig zo heel veel meemaakt
dus in geen enkel verband tot de prijs, die gevraagd
moet worden. Deze prijsverhoging frappeert spr. te
meer, omdat dit stukje grond door de aanvrager van