12 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 Januari 1948.
zegd, dat deze werkzaamheden worden verricht door
hen, die niet voor uitzending naar buiten in aanmerking
komen. Dit zijn dus degenen, die niet voldoende scho
ling hebben of door ouderdom misschien niet zo vlug
meer zijn. Deze mensen vallen uiteraard vaak al onder
tarief 3, dus het laagste, D.U.W.-tarief en kunnen zelfs
door flink werken niet tot een redelijk loon komen. Hun
beloning ligt dan ook vaak ver beneden het minimum
loon, dat in het vrije bedrijf voor dergelijke werkzaam
heden wordt uitbetaald. Om hierin verandering te
brengen, zou spr. willen zien, dat bij de opdracht van
dit werk aan de Ned. Heide Mij de voorwaarden
worden gesteld, dat ze zich verplicht bij redelijk werk
een minimum uurloon, gelijk aan het contractloon in
de vrije bedrijven, uit te keren. Zouden deze voor
waarden door overheidsbemoeiing worden afgewezen
men weet het niet, maar het zou toch mogelijk kun
nen zijn dan dient een zodanige toeslag te worden
verleend door de Gem. Dienst voor Soc. Zaken, dat
dit minimum loon toch weer wordt bereikt. Spr. wil
over deze kwestie dan ook een voorstel tot de raad
richten.
De heer Rijpma zegt, dat de c.h. fractie het initiatief
van B. en W., om tot verbetering van de sportterreinen
te komen, met instemming heeft begroet. Er is al het
een en ander over de gebrekkige accommodatie gezegd
en ook spr. c.s. hebben meer dan eens gezien, dat de
genen, die 's Zondags naar de sportterreinen trekken,
verschillende dingen moeten meenemen, zoals trapjes,
kisten e.d., om het verblijf daar dragelijker te maken.
Grote drukte is daar eenvoudig een verschrikking en
dit is meer dan eens een aanfluiting voor Leeuwarden
geworden. Het verheugt spr. c.s., dat het college thans
voor een behoorlijke accommodatie zal zorgen. Spr.
stelt er prijs op te verklaren, dat, hoewel hij c.s. niet
behoren tot diegenen, die de sportbeoefening op Zon
dag voorstaan, zij ook in de sport een element van
opvoedkundige waarde zien. Sport buiten de Zondag
heeft dan ook hun volle aandacht. De mensen zijn nu
eenmaal niet allen van dezelfde geestelijke structuur als
spr. c.s. en allen moet het mogelijk gemaakt worden
op een alleszins bevredigende wijze op de sportvelden
te kunnen verblijven. Het opvoedkundige element der
sport schuilt mede hierin, dat jonge mensen met ouders
en bekenden naar de wedstrijden gaan. Maar dan moet
men later niet van deze mensen horen, dat het er een
janboel was.
Wat de beloning der arbeiders betreft, sluit spr. zich
bij de vorige woordvoerders aan.
Ten slotte zou spr. willen vragen - al weet hij niet
of dit punt thans aan de orde gesteld kan worden
of B. en W. pogingen in het werk kunnen stellen om
in die boxen op Cambuur, waar geen wasgelegenheid
is, deze alsnog aan te brengen. Sport en hygiëne be
horen z.i. bij elkaar. Het komt wel voor, dat, als er een
voetbalvereniging speelt en ook de bijvelden in gebruik
zijn, de jongens zich in één box moeten verdringen om
zich te verkleden. Spr. wil B. en W. met aandrang ver
zoeken hieraan aandacht te schenken.
De heer Schalkwijk zal de lof, die het college is toe
gezwaaid, niet verminderen. Hij is van gevoelen, dat
het voorgestelde zeker op zijn plaats is, omdat men in
de loop der jaren heeft moeten ondervinden, dat het
hier met de sportaccommodatie treurig is gesteld. Spr.
zou nog willen vragen, of met het uitvoeren van dit
plan de sintelbaan „van de baan" is. De athletiekbe-
oefenaren hebben er herhaalde malen om gevraagd en
er is hier ook wel eens over gesproken, dat ze op dit
veld zou kunnen worden aangebracht. Maar zoals de
wijziging van het sportveld thans is geprojecteerd, ge
looft spr. wel, dat het moeilijk zou zijn hier zo'n baan
te maken. Is het echter ook niet de bedoeling, op een
eventueel nieuw sportveld in het Oosten, in het Wes
ten of waar dan ook, een sintelbaan aan te leggen?
De heer Beeksma (weth.) zegt, dat het voorstel, als
men het op de agenda ziet staan, heel eenvoudig het
aanbrengen van verbeteringen op het sportterrein lijkt
te betreffen. Maar ogenblikkelijk komt er echter nog
het andere, door de heren Vellenga en Beuving aan
gesneden, vraagstuk van de tewerkstelling der arbei
ders bij.
Spr. wil vooropstellen, dat men hier te doen heeft
met een uitvloeisel van de instelling van de maat
schappij. De tekenen zijn aanwezig, dat door selectering
en andere oorzaken een groep mensen is komen te
staan aan de zelfkant der maatschappij, een groep, die
niet in openbare bedrijven of andere inrichtingen een
geregeld bestaan kan vinden. Voor 1940 heeft deze
geschiedenis zich uit den treure herhaald in de werk
verschaffing. Men mag hopen en verwachten, dat deze
nu achter de rug is. De mens is echter hardleers en het
schijnt, dat ook nu weer de tendenz aanwezig is deze
dingen niet beter, maar eerder slechter aan te pakken.
Wanneer men echter de misstanden kent, is men ge
waarschuwd en de middelen zijn aanwezig om tegen
die misstanden te waken.
De D.U.W.-voorwaarden zijn neergelegd in een
contract tussen de D.U.W. en de vakorganisaties.
Maar nu komt het op de uitvoering aan. Daarbij heeft
men weer met mensen te doen. Soms wordt van iets
goeds iets slechts gemaakt door een verkeerde manier
van uitvoering. De vakorganisaties zijn er echter om
hiertegen te waken. Er is een commissie van overleg
tussen de D.U.W. en de vakorganisaties, die eventuele
klachten behandelt en tot oplossing brengt. Van groot
belang is de werkleiding. Deze moet oog hebben voor
de mentaliteit van de arbeiders, welke niet verkeerd
behoeft te zijn, maar een bepaalde groep mensen heeft
nu eenmaal een zekere mentaliteit, dikwijls voortko
mende uit, in ieder geval verband houdende met, hun
maatschappelijke positie. De leiding moet niet alleen
oog, maar ook hart hebben voor deze werkers en zij
moet weten hoe te handelen, opdat de volle prestatie
wordt geleverd. In de eerste plaats moet er dus voor ge
zorgd worden, dat de werkleiding aan de haar te stellen
eisen voldoet, opdat in de best mogelijke verstandhou
ding wordt gewerkt. B. en W. willen gaarne toezeggen
dat hiernaar gestreefd zal worden. Mochten er zich
ondanks deze voorzorgen moeilijkheden voordoen, dan
zijn zij uiteraard bereid langs de weg van overleg daarin
te voorzien. Naar spr.'s mening moeten echter de vak
organisaties hierbij de leiding hebben.
De vragen t.a.v. andere kwesties, b.v. de beschutting
van de arbeiders tegen ruw en nat weer, kunnen mis
schien het beste door de heer Witteveen worden beant
woord. Het spreekt wel vanzelf, dat het college er aan
mee zal werken, dat de mensen op een goede manier
worden te werk gesteld.
T.a.v. de opmerkingen van de heer Beuving over de
lonen deelt spr. mede, dat de lonen bij de D.U.W. zijn
vastgesteld op 60 cent 20 10 cent 82 een
per uur. Bij volle prestatie blijven deze lonen dus iets
beneden die van een vakarbeider in het bouwbedrij:
Wanneer dit uurloon wordt gehaald, dan is dit toch
in vergelijking met de lonen in het algemeen, een be
trekkelijk goed loon. Er komt echter bij, dat ook mensen
te werk gesteld worden, die niet zo goed meer voort
kunnen. Nu stelt de heur Beuving voor, dat ook die
mensen het genoemde loon gegarandeerd wordt. Komen
zij er niet aan toe, dan zou de gemeente of de Dienst
voor Sociale Zaken een toeslag moeten geven, tot zo
danig bedrag, dat het gegarandeerde loon bereikt wordt.
Het wil spr. voorkomen, dat deze garantie in de opzet
van dit voorstel niet aanvaard kan worden. Natuurlij
zou het nog nader onderzocht kunnen worden, maar
zoals dit voorstel in verband met de toelichting luidt,
zullen de betreffende instanties deze garantie zeker niet
aanvaarden. Daar komt nog bij: wie zou de leiding bij
de uitbetaling hiervan in handen moeten nemen?
Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 28 Januari 1948. 13
Spr. herhaalt, dat de werkleiding in dezen van het
allergrootste belang is en daarbij de activiteit van de
vakorganisaties door middel van haar instanties van
overleg.
De heer Witteveen (weth.) rest nog de vragen te
beantwoorden, door de heer Vellenga gesteld.
Wat de verzorging van deze mensen in het schaft
en bij regenweer aangaat, hierbij moet spr. even op
merken, dat B. en W. op de D.U.W.-voorwaarden
geen invloed hebben. Aan de andere kant is het echter
logisch, dat zij voor deze mensen, die uiteindelijk het
werk voor de gemeente uitvoeren, voor behoorlijke
beschutting zorgen en voor keten, waar zij kunnen
schaften. Daar het hier werk van enige omvang betreft,
■zal er dan ook zeker voor gezorgd worden.
Over de uitvoering zelve kan spr. nog niets mede
delen. Aan wie deze zal worden opgedragen, is nog
niet bekeken. De Heide Mij. is hier genoemd, maar het
ligt niet in de bedoeling van B. en W. het werk aan
deze Maatschappij op te dragen. Dat Gemeentewerken
het zelf zal uitvoeren, lijkt spr. niet waarschijnlijk. Zijn
persoonlijke mening is, dat dit een werk is voor het
vrije bedrijf, dat er dus een aannemer ingeschakeld
dient te worden.
Wat de sintelbaan betreft, dit behoort meer tot de
competentie van de wethouder, aan wie de Lichamelijke
Opvoeding gedelegeerd is.
De heer Geerts (weth.) zegt, dat er bij B. en W.
inderdaad plannen zijn geweest behalve de staan-
tribunes ook een sintelbaan te doen maken. Zij hebben
eerst bij de Athletiek Unie prijsopgave gevraagd. Ruw
geschat zou zo'n baan volgens haar 50.000,moeten
kosten. Gemeentewerken berekende de kosten op een
bedrag van 56.000,Tegenover deze uitgave staat
echter geen enkele inkomst en B. en W. hebben op dit
ogenblik gemeend niet tot deze aanleg te moeten over
gaan. Zij hebben voorts nog nagegaan, of de staan-
tribunes, die nu direct om het veld geprojecteerd zijn,
ook in een wijde boog zouden kunnen worden gemaakt,
zodat er ruimte zou blijven voor een eventueel t.z.t. aan
te leggen sintelbaan. Dit zou echter 5000,meer
moeten kosten, omdat de tribunes hierdoor 140 meter
langer zouden worden. B. en W. hebben daarom be
sloten dit voetbalveld niet met een sintelbaan te com
bineren. Dit wil echter niet zeggen, dat het plan voor
een sintelbaan nu definitief van de baan is. Aangezien
echter athletiek niet een sport is, die veel publiek trekt,
kan een sintelbaan wel aangelegd worden op een ter
rein, waar weinig of geen accommodatie voor publiek
is. Het ligt op het ogenblik in de bedoeling, als de
aanleg van nieuwe sportvelden ter sprake zal komen,
ook de kwestie van de sintelbaan te bekijken.
Wat de opmerking van de heer Rijpma betreft i.z.
te geringe wasgelegenheid op het sportveld Cambuur,
meent spr. zich te herinneren, dat er toch ook op het
hockeyveld een box is.
Spr. weet, dat tegelijk met de voetbalclubs ook de
adspiranten op het veld spelen, zodat het wel voor
komt, dat minstens 44 personen van de kleedgelegen
heid gebruik moeten maken.
Als het mogelijk is, hier met niet al te veel kosten
iets aan te doen, zullen B. en W. het zeker niet nalaten.
De heer Vellenga heeft nog niet antwoord gekregen
op zijn vraag, of het College al een overbruggings-
regeling heeft getroffen voor hen, die na afloop van
een D.U.W.-werk weer ontslagen worden. Dienaan
gaande was een toezegging gedaan bij de behandeling
van de aanleg van een sportveld aan de Marnixstraat
in de vergadering van 19 November j.l.
Verder wil spr. nog even opmerken, dat ook hij de
Heide Mij. niet heeft genoemd. De wethouder wierp
n.l. een blik in zijn richting. Spr. heeft het voorstel
wel goed gelezen!
De heer Beuving is niet geheel bevredigd door het
antwoord van wethouder Beeksma. Ook spr. had ge
dacht, dat de oude toestand niet zou terugkeren, maar
thans verkeert men toch vrijwel onder dezelfde verhou
dingen als voor de oorlog. (De heer Bos: bewijzen!).
Op het ogenblik staat in de bladen te lezen, dat in de
werkverschaffing(De heer Wiersma: Nieuws
uit het Oosten!). Spr. hoopt, dat de heer Wiersma niet
weer in deze zin interrumpeert. Men moet in ieder geval
de zaak stellen zo als ze in werkelijkheid is: het gaat niet
over een bericht, dat speciaal in de Waarheid staat. Men
kan in alle dagbladen op het ogenblik lezen, dat er
door heel het land in de werkverschaffing lonen uit
betaald worden van 15,a 18,per week. En
nu is spr. zo vrij te beweren, dat dit practisch dezelfde
toestand betekent als voor de oorlog. Hij is het dan ook
met wethouder Beeksma eens, dat hier voor de werk
leiding een taak ligt, maar het geeft niet veel, als men
dit alleen maar opmerkt. Spr. heeft in zijn inleiding tot
het door hem in te dienen voorstel al gezegd, dat deze
verbetering van de sportvelden hoofdzakelijk zal wor
den uitgevoerd dat is ook uitdrukkelijk medegedeeld
in de bijlage tot 's raads handelingen van 19 Novem
ber j.l. door mensen, die niet voor uitzending naar
buiten in aanmerking komen. Dit zijn zij dus, die de
leeftijd van 60 jaar en ouder bereikt hebben en zij, die
J ongeschoold zijn in dit werk. Nu speelt voor spr. in
de allereerste plaats een rol, dat de ongeschoolde men
sen, ook al werken zij hard, misschien harder dan ge
schoolden, en de ouderen, die zo vlug niet meer kunnen,
practisch niet aan het tariefloon kunnen toekomen. Die
mensen moeten met de werkelijk zware arbeid, die ze
verrichten, toch in staat zijn om een loon te verdienen,
waar ze redelijkerwijze de bestaande levensbehoeften
mee kunnen dekken. Terugkomende op wat spr. zoëven
n.a.v. de lage lonen in de werkverschaffing opmerkte,
is hij zo vrij met nadruk er op te wijzen, dat alle rede
lijkheid in dezen toch zoek is, zelfs wanneer men slechts
met het allernoodzakelijkste levensonderhoud rekent.
Spr. is dan ook van mening, dat hij met dit voorstel
aan de raad moet komen en hij zou dan ook graag
zien, dat het in behandeling werd genomen.
De heer Leijenaar heeft er behoefte aan op de laatste
opmerkingen van de heer Beuving even in te gaan. Hij
had graag gezien, dat deze de uurlonen, door de wet
houder hier genoemd, had aangevochten. Spr. leest
veel critiek over deze aangelegenheid, ook in De Waar
heid, maar de lage lonen, door de heer Beuving ge
noemd, heeft hij toch nog niet kunnen vinden. Er
worden onder bepaalde omstandigheden zeer lage lonen
verdiend, ook naar de overtuiging van spr.'s fractie
veel en veel te laag. maar daar heeft de raad op het
ogenblik niets mee te maken. Er is thans slechts een
voorstel van B. en W. een prachtig initiatief, dat
door spr. s fractie onder de door haar gestelde voor
waarden van harte wordt ondersteund en nu heeft
spr. van de kant der communisten niet gehoord, dat
de feiten, die hier liggen, rechtstreeks worden aange
vochten. Hij acht het mét de heer Vellenga van belang,
dat het gemeentebestuur voor de betreffende categorie
arbeiders werkobjecten zoekt in de stad hunner inwo-
ning. Het is niet gewenst, dat zij, als spr. het wel heeft,
steeds nog uitgezonden worden naar Vollenhove.
De raad zal er dan ook goed aan doen, gezien de
toezegging van de wethouder en gezien ook het belang
rijke motief van werkgelegenheid in de plaats van in
woning en de omstandigheid, dat de feiten niet recht
streeks door de fractie der C.P.N. zijn aangevochten,
het voorstel-Beuving voor kennisgeving aan te nemen.
De heer V. d. Vlerk heeft met belangstelling de
besprekingen gevolgd. Nu weet hij niet. of het voorstel-
Beuving aanstonds in stemming of eerst nog in bespre
king zal worden gebracht. Spr. zou vooraf nog gaarne