28 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 31 Maart 1948. kant te zijn. Het voorlopig rapport is in zoverre in strijd met de gegevens, die vroeger verstrekt zijn, dat thans de dienst zwaarder belast wordt met personeel dan destijds. De drie stadsartsen, die hier worden aan gegeven als ter beschikking te moeten blijven, zullen bij een aantal geneeskundig bedeelden van 3000 elk 1000 voor hun rekening krijgen. Spr. meent, dat vol gens de wet op de ziekenfondsen de doktoren naast hun gewone practijk een aantal ziekenfondspatiënten mogen behouden van 3000. De verschillende doktoren hier ter plaatse, die verbonden zijn aan een ziekenfonds, hebben naast hun practijk gemiddeld 1600 ziekenfonds patiënten in behandeling. Daaruit blijkt volgens spr., dat de personeelsbezetting, zoals dokter Wiebenga die voor de G.G.D. wenst, te zwaar is. Voorts is het spr. opgevallen, dat dokter Wiebenga het ad 3: ,,De geneeskundige behandeling van maat schappelijk bedeelden" even heeft over sluiting van het Stadsziekenhuis. Zich dit een ogenblik realiserend, zegt hij daar o.a., dat de bedeelden tegen (misschien ver hoogde) premie in een fonds zouden moeten worden overgebracht, waarbij de gemeente dan nog zou blijven zitten met een klein contingent ouden van dagen, zwer vers en schippers, die tegen de geldende tarieven in de ziekenhuizen zouden moeten worden ondergebracht. Nu stelt spr. zich de vraag, of deze onderbrenging in ziekenhuizen, zelfs tegen de geldende tarieven, de ge meente werkelijk duurder zou komen dan instandhou ding van het Stadsziekenhuis voor die bepaalde groep. Even eerder staat in het rapport: „T.z.t. zal kunnen worden overwogen, of het geen aanbeveling verdient door subsidieverlening een particuliere instelling tot nieuwbouw te stimuleren, waarbij dan het beding ge maakt zou kunnen worden, dat b.v. 100 bedden ter beschikking van de gemeente gesteld zouden moeten worden. Spr. vraagt zich af en hoorde daarover gaarne de mening van B. en W. of het wel juist is hier te spreken van een tekort van 100 bedden. Dit wordt natuurlijk niet alleen veroorzaakt door aanvra gen om opname in de ziekenhuizen uit Leeuwarden, maar ook door veel aanvraag uit de provincie. Spr. ziet daarom niet in, dat de gemeente door middel van subsidieverlening een zodanige uitbouw van de be staande ziekenhuizen zou moeten stimuleren, dat er plaats zal zijn voor 100 bedden meer dan thans. Hij meent, dat het mogelijk is, dat van de zijde van de gemeente een zekere overeenkomst wordt aangegaan met een ziekenfonds, waarbij dat fonds voor de ver pleging, enz. van maatschappelijk bedeelden verant woordelijk wordt gesteld. Dat zou z.i. de gemeente financieel voordeliger uitkomen dan subsidieverlening voor de uitbouw van bestaande ziekeninrichtingen. Ten slotte heeft spr. in het rapport gelezen, dat bij eventuele sluiting van het Stadsziekenhuis de verpleeg sters elders te werk dan wel op wachtgeld gesteld zouden moeten worden. Van opwachtgeldstelling zal echter, althans voorlopig, geen sprake zijn; het mag toch van algemene bekendheid worden geacht, dat aan verplegend personeel tegenwoordig een zeer belangrijk tekort bestaat. De Voorzitter herinnert de heer Van Rooijen aan het besluit van de raad om naast dokter Wiebenga tijdelijk aan te stellen dokter Buys en deze te belasten met de clinische leiding van het Stadsziekenhuis, alsmede met de gevallen voor de politiedokter, tegen een salaris van 2500,B. en W. en de nieuwe directeur hadden zich aanvankelijk de oplossing zó voorgesteld, dat hij, nadat hem op die wijze voldoende gelegenheid gegeven was om zich op zijn gebied te oriënteren, met de nodige voorlichting zou komen. Nu is echter dokter Wiebenga in dat opzicht van mening veranderd. Hij heeft gezien, dat hij niettegenstaande de hulp van dokter Buys eigen lijk niet voldoende toekwam aan het werk, dat de op dracht met zich bracht. Vandaar, dat hij met dit nadere verzoek bij B. en W. is gekomen. Dezen hebben dit als juist aanvaard en het daarom tot het voorstel gemaakt dat op het ogenblik voor de raad ligt. Het is mogelijk, dat, als van het begin af in deze zaak gehandeld was, zoals de heer Van Rooijen dat zou gewenst hebben, dokter Wiebenga nu met een nader rapport had kunnen komen. Dat is echter een beetje achterna pratan. B. en W. en raad zijn, voorgelicht door dokter Wiebenga, dit pad gegaan en moeten trachten toch nog tot het doel te komen. Spr. gelooft, dat de opmerkingen van de heer Wier- sma voor een belangrijk gedeelte eigenlijk meer de definitieve inrichting van de G.G.D. betreffen. Het gaat niet op, het onderhavige rapport te vergelijken met het rapport-Geerlings, waarin de toenmalige directeur con cludeerde tot de aanstelling, buiten hem zelf, van een vol-ambtenaar en een ambtenaar in halve dienst. Men moet n.l. niet vergeten, dat, toen dokter Geerlings zijn rapport uitbracht, de gemeente 52.000 zielen telde en zij thans 77.000 inwoners heeft, dat dus in een ander opzicht de hoeveelheid werk zeer aanzienlijk is toege nomen. Spr. is tot zijn spijt niet in staat om de heer Wiersma te antwoorden op zijn vraag hoe groot het aantal maatschappelijk bedeelden is, die nu door de G.G.D. behandeld worden, maar spr. stelt zich toch voor, dat de vermindering van het aantal, die er ver moedelijk wel zal zijn. bij lange na niet opweegt tegen de vermeerdering van werk, doordat de gemeente in zo grote mate na de totstandkoming van het rapport Geerlings is uitgebreid. Spr. gelooft, dat het volstrekt verantwoord is om nu al vast deze arts-vol-ambtenaar aan te stellen. Wanneer hij een andere vergelijking maakt, dan gelooft hij, dat het werk van de drie stadsartsen toch wel geacht kan worden ongeveer op te wegen tegen het werk, dat dokter Geerlings toegedacht had aan de arts-half-ambtenaar. Ook als men de zaak zo stelt blijkt, dat het zeker wel verantwoord is nu tot aan stelling van een adjunct-directeur over te gaan. Wat betreft de andere vraag van de heer Wiersma of het niet goedkoper is ouden van dagen, zwervers enz. anders dan in het Stadsziekenhuis onder te bren gen, n.l. via de ziekenfondsen in een van de beide par ticuliere ziekenhuizen, deze kwestie speelt thans geer rol. Het Stadsziekenhuis is er en gegeven het tekor aan ziekenhuisruimte, kan het niet gemist worden. Van daar. dat het weinig zin heeft op het ogenblik een defi nitief antwoord op deze vraag te geven. Dat zal ver moedelijk. pas kunnen, als dokter Wiebenga met eer definitief rapport komt, al is spr. er bang voor, dat het Stadsziekenhuis zelfs dan nog niet gemist kan worden omdat het grote tekort aan bedden ook dan nog nie zal zijn opgeheven. Hetzelfde geldt eigenlijk met betrekking tot de vraag of het wel juist is, om door middel van subsidieverle ning een van de beide particuliere ziekenhuizen te stimuleren tot uitbreiding. Ook dat punt is op het ogenblik niet aan de orde. Overigens zal uitbreiding gezien de grote moeilijkheden t.a.v. bouwen, practisch wel uitgesloten zijn. Ook gelooft spr., dat de vraag, of het wel nodig zot zijn het aanwezige personeel bij eventuele sluiting van het Stadsziekenhuis op wachtgeld te stellen, gerust aan de toekomst overgelaten kan worden. Op het ogenbli is ze niet voor beantwoording vatbaar. Waar het in dezen op neerkomt is, dat het werk, dat dokter Wie benga heeft, van zo n omvang is, dat het aanstellen van een adjunct-directeur naast hem voldoende verant woord is, ook al om deze reden, dat, zoals dokter Wie benga in het voorlopige rapport schrijft, datgene wat op het ogenblik als de kern van het werk beschouwd kan worden, in de toekomst voor uitbreiding vatbaar is en dat bij een normale gemeentelijke gezondheids dienst belangrijk meer werkzaamheden gedaan zullen moeten worden. Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 31 Maart 1948. 29 De heer De Vries c.s. hebben dit rapport van A tot Z bestudeerd, maar het als een zeer voorlopig be schouwd. Hun is wel opgevallen, dat de directeur schreef zelf het typewerk te moeten verrichten. Spr. aagt, of het niet mogelijk is daar een andere oplos- sing voor te vinden. Verder vraagt hij, of de Jelsumerstraat niet een zeer ondoelmatige plaats is voor de te plaatsen barak, waar ook personen, wonende in een heel ander gedeelte der id, zich voor ziekencontróle zullen moeten melden. De Voorzitter zegt, dat ook B. en W. dit rapport a een voorlopig beschouwen. Zij achten zich dan ook n hun kant in geen enkel opzicht er aan gebonden, pr. gelooft ook niet, dat dokter Wiebenga zich voor- elt, dat B. en W. of raad zich aan zijn voorlopige .ggesties zullen binden. De kwestie van het typewerk is al vrij geruime tijd leden met de directeur besproken en er is reeds een i. dossing voor gevonden. Wat de plaats der barak betreft, er is gezocht naar n plaats, die iets meer in het centrum zou liggen, maar er was geen geschiktere plaats te vinden dan daar. De barak is ten slotte een vrij groot bouwwerk, dat niet overal geplaatst kan worden. Het staat nu ten slotte maar enkele honderden meters verder dan waar thans de G.G.D. gevestigd is. Degenen, die daar kun nen komen, kunnen ook enkele honderden meters ver der lopen. De heer De Vries acht een centralere ligging toch beter. De Voorzitter merkt op, dat het hier een voorlopige oplossing betreft. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 17 (bijl. no. 51). De Voorzitter doet de deuren sluiten. Na heropening der openbare zitting, sluit de Voor zitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1948 | | pagina 3