58 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 Mei 1948. De" raad moet zich niet voorstellen, dat alle speel tuinen meteen in orde zullen komen. Het gemaakte plan is er een voor de toekomst. De benodigde terreinen zijn ook niet zo maar beschikbaar. Zo is aan „Insulinde" een plaats toegedacht op het terrein, dat nu opgespoten wordt. Momenteel beschikt zij dus niet over een speel tuin. Dat ligt niet aan de geringe steun van de gemeente. Aan ,,De Toekomst" in het Westen is door de ge meente een plaats toegewezen achter school 16, met uitzondering van een terreintje, dat voor plantsoen be stemd was. Dit is een strook van 15 meter. Het bestuur der vereniging vindt het overblijvende gedeelte echter te klein. Dit is, naar spr. gelooft, een zeer persoonlijke mening van dat bestuur. Men is er geweest met een hoofdbestuurslid en deze vond het een heel aardig ter reintje. Nu kan men zeggen, dat de gemeente niet vol doende steun verleent, maar in dit geval is het helemaal een kwestie van de vereniging. Men moet van de ge meente niet alles verwachten. Spr. is er een beetje huiverig voor om alles voor de verenigingen klaar te maken en te zeggen: hier is een speeltuin. Dit is hij niet, omdat het geen belangrijke zaak zou betreffen, of dat hij het geld er niet voor over zou hebben, maar de gemeente heeft een bepaalde er varing opgedaan met openbare speelplaatsen. Deze zijn niet met zorg en moeite aangelegd door degenen, die er bij betrokken zijn en het resultaat is, dat niemand er zich iets van aantrekt. Toen B. en W. het speeltuinplan indienden, stond hun voor ogen de mensen zelf bij het inrichten, enz. te betrekken. Als zij weten hoeveel moeite en geld het kost, wordt het meer gewaardeerd en er beter op ge past. Spr. is dan ook niet enthousiast voor het voorstel van de heer Leijenaar. Zoals uit de begroting blijkt, is het subsidie verhoogd van 300,tot 1.062,57. De bedoeling hiervan is de vereniging „Borniapark" te helpen met de moeilijk heden van de betaling van een afrastering. Buiten de 300,voor ..Rengerspark" is een bedrag van 700,beschikbaar voor het geval een vereniging voor financiële moeilijkheden komt te staan. Wat de afrastering van de speeltuin van .Borniapark" betreft, aan deze vereniging kan via de Centrale een bepaald bedrag toegekend worden. Verder heeft de gemeente ook enige geldleningen gegarandeerd. Dit is ook een grote steun voor de be treffende verenigingen geweest. Dan staat op de be groting van Gemeentewerken nog een bedrag van 460,voor onderhoud van de afkering van de kinderspeelplaats „Rengerspark". Spr. moet ontkennen, dat de speeltuinverenigingen haar plannen niet hebben kunnen realiseren, omdat de uitgetrokken bedragen te gering zijn. Wèl wil hij toe stemmen, dat verschillende verenigingen met moeilijk heden te kampen hebben, maar indien mocht blijken, dat deze optreden als gevolg van financiële bezwaren, dan zijn B. en W. bereid verhoging van de steun in ernstige overweging te nemen. Is er geen speelgelegenheid voor 16-jarigen en iets ouderen, die eigenlijk niet in speeltuinverenigingen thuis horen? vroeg de heer Rijpma. Dat is een vrij moeilijke kwestie, omdat daarvoor geschikte plaatsen niet overal aanwezig zijn. Er is zojuist op gewezen, dat bij school 13 een plein is, dat na schooltijd uiteraard niet gebruikt wordt. Spr. voelt wel voor een onderzoek naar de mogelijkheid dat plein beschikbaar "te stellen, maar dan alleen onder de voorwaarde, die de heer Leijenaar noemt: een bepaalde groep uit de buurt moet er verant woordelijk voor zijn. Zou er van vernieling sprake zijn, dan zou spr. het plein onmiddellijk weer uitsluitend voor de schooljeugd in schooltijd reserveren. Op het sport terrein aan de Fonteinstraat komen wel jongelui van omstreeks 16 jaar voetballen: het wordt voor bepaalde doeleinden verhuurd, maar het is toch heel vaak beschikbaar. Het ligt in de bedoeling ook het nieuwe sportterrein aldaar op de tijden, dat het niet verhuurd wordt aan bepaalde verenigingen, beschikbaar te stellen voor dergelijke jongelui. De heer Rijpma vraagt, of dit ook met kosten ge paard zal gaan. De heer Geerts (weth.): Het is de bedoeling het altijd gratis open te stellen, als het niet verhuurd is. Volgnos. 283 t/m 287 worden onveranderd vastge steld. Volgno. 288. Uitgaven ter zake van de gemeentelijke badinrichting9.800, De heer J. Visser zou er de aandacht op willen ves tigen, dat in de buitendorpen geen enkele badgelegen heid bestaat, terwijl er toch dringend behoefte aan is. Vroeger gebruikte men wel het vaarwater om een bad te nemen en dan bestond de mogelijkheid, dat men na het bad minder vuil was dan tevoren. Tegenwoordig is die mogelijkheid uitgesloten. Afgezien overigens van het meer of minder gewenste er van, gelooft spr., dat het baden in de dorpsvaart wel heeft afgedaan. Hij meent echter, dat door het aanbrengen van douche gelegenheden voor de verschillende dorpen wel iets gedaan kan worden. De Voorzitter antwoordt de heer Visser, dat hij in de M.v.A. wel gelezen zal hebben, dat deze kwestie nader onder ogen zal worden gezien. Spr, herhaalt hier dan ook deze toezegging. Volgnos. 288 t/m 310 worden onveranderd vastqe- steld. Volgno. 311. Kosten van de gemeentelijke bemoei ingen in zake de woningverdeling 18.222.16. Mevr. VondelingVan 't Hof meent, dat dit volg nummer goed aansluit bij dat van de begroting van het Gem. Woningbedrijf, dat haar tot enige opmerkingen noopte. Immers, inwoning kan aanleiding zijn tot min der goede bewoning. Het antwoord van de wethouder op haar vragen heeft spr. volkomen onbevredigd ge laten. Op de begroting van het Woningbedrijf komt een tweede klerk voor en dit zou een soort vermomming van een woninginspectrice zijn. Een stad als Leeuwar den mag inderdaad wel een woninginspectrice in dienst hebben; deze behoeft niet vermomd op een begroting voor te komen. Als het formeel zo moeilijk is thans nog een woninginspectrice ten laste van het Woningbedrijf te brengen, is het dan ook mogelijk haar bij Soc. Zaken aan te stellen? Er bestaat echter een hoofdstuk „Volks huisvesting" en de gemeente moet haar best doen om haar inwoners zo goed mogelijk te kunnen huisvesten. Maar ze moet er ook op toezien, dat haar woningen zo goed mogelijk bewoond worden. Spr. vraagt, waarom het onmogelijk is op deze begroting alsnog een post voor een woninginspectrice uit te trekken. Zij herhaalt, dat een maand uitstel van benoeming voor de bewoning van de nieuwe gemeentewoningen al funest kan zijn. Men kan niet wachten, totdat er door opschuiving in de plaats van de tweede klerk een woninginspectrice benoemd kan worden. De heer De Groot zou gaarne enige algemene op merkingen willen maken met betrekking tot het vraag stuk der volkshuisvesting. Hij heeft dit in de sectie ook al gedaan, maar het antwoord heeft hem niet be vredigd. De volkshuisvesting vormt ongetwijfeld een van de meest urgente en schrijnende problemen van deze tijd Indien over 10 a 12 jaar een enigszins normale toestand op woninggebied bereikt zal worden, is het nodig, dat jaarlijks 40.000 tot 50.000 woningen in ons land ge bouwd worden. In de jaren 1946 en 1947 zijn nog geen 1100 woningen gereed gekomen! Het onlangs tot de Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 Mei 1948. 59 'legering gerichte adres van de gezamenlijke Neder landse artsen, betreffende de woningtoestanden in ons and, gewaagt dan ook van een catastrofale ontwik- eling, die een groot gevaar vormt voor de volksge- ondheid. Als oorzaken van het falen van de weder opbouw worden aangegeven: le. gebrek aan deviezen, e. materialenschaarste en 3e. tekort aan geschoolde rbeidskrachten in de bouwvakken. Indien echter de ele honderdtallen millioenen, die nu geworpen zijn en og worden in de bodemloze put van het militairisme, angewend waren voor de bouw van woningen, zou set er nu vrij wat gunstiger voorstaan met de volks- uisvesting in ons land. In onze gemeente zijn ingeschreven 2500 woning- oekenden. Het aantal krotwoningen is ontstellend en ^nadert de duizend. Deze vormen mede een erfenis an de onvoldoende activiteit van de gemeentebesturen an vóór de oorlog. Toen waren er materialen, geld n werkkrachten in overvloed en verkeerde b.v. de Weerklank ook reeds in een deplorabele toestand. Hoe is het gesteld met de woonruimteverdeling in inze gemeente? De grootste lasten komen ook hier weer eer op de schouders van de arbeidersbevolking. Tè eel komt het nog voor, dat ruime huizen niet of onvol- oende belast zijn en dat gezwicht wordt voor de te- nwerking van de bewoners. Want het staat wel vast, at men a-sociale elementen niet uitsluitend behoeft zoeken in de onderste lagen van de bevolking, zij n ook ruimschoots aanwezig in de hogere regionen! Artikel 7 van de Woonruimtewet 1947 geeft B. en V. een vrij ruime bevoegdheid tot het vorderen van oonruimte. Het lijkt spr. noodzakelijk, dat van deze woegdheid een ruimer en straffer gebruik wordt ge- aakt dan voorheen, en dat, zonder aanzien des per- >ons, met kracht wordt opgetreden tegen hen, die een dlijke verdeling van de beschikbare ruimte saboteren. Ten slotte zou spr. willen zien, dat predikanten, die eestal ruime huizen bewonen, ook voor vordering in inmerking kunnen komen. Hij neemt aan, dat dezen ch, op grond van hun Christelijke beginselen, hier- gen niet zullen verzetten. Willen B. en W. de ogelijkheid hiervan onder het oog zien? Nu is spr. deze vraag in de M.v.A. geantwoord, dat volgens schikking van de Minister van Binnenlandse Zaken n 30 Augustus 1947 woonruimte- of inkwartierings- irdering t.a.v. pastorieën of andere woningen van enaren van de eredienst slechts met machtiging van ze bewindsman kan plaats hebben. Spr. zou dan wil- n vragen, of het mogelijk is, dat die machtiging wordt rleend. Hij heeft vernomen, dat in elk geval in één lats in ons land predikanten in dezen wèl worden belast. Voorts zou in overweging kunnen worden genomen, >k de leden van de rechterlijke macht met inwoning l belasten. De heer Wiersma meent, dat de heer De Groot hier ontzettend moeilijk onderwerp aansnijdt. Deze heeft a lid van de commissie, belast met het uitbrengen van a iezen aan B. en W. t.a.v. de woonruimteverdeling in „eeuwarden, enige ervaring en spr. zit met hem in he elfde schuitje. In zekere zin kan spr. iets begrijpen van het geluid, dat de heer De Groot hier laat horen. Deze echter weet vrij nauwkeurig hoe de stand van zaken is. Als hij dan zegt, dat de grootste last in dezen dra kt op de arbeiders, dan is dat in zov'erre waar, dat er ook tal van arbeiders van 2530 jaar zijn, die gaarne een huwelijk zouden willen sluiten en een eigen woning heli kken, maar wie dat thans niet mogelijk is. Dit lot I del zij echter met anderen, die niet tot de arbeiders- stam behoren. Wanneer er sprake is van het dragen van de grootste lasten, dan is dat de categorie, die I sPr- ou willen noemen de beter gesitueerde midden- I stand en ook wel de gewone middenstand. Daar zijn I velen onder, die over een ietwat ruimere woning be schikken dan de arbeiders en op het ogenblik doet zich het verschijnsel voor, dat helaas verschillende van die betrekkelijk al niet grote panden belast moeten worden met samenwoning. Spr. wil er intussen even op wijzen, dat de betref fende commissie, uit politiek oogpunt gezien, zeer heterogeen is samengesteld, maar dat zij, wat haar werk betreft, en blijkens de adviezen, die zij uitbrengt, zeer homogeen is. Spr. wil, nu deze zaak ter sprake komt, toch ook eens zeggen, dat B. en W., die uiteindelijk de beslissingen hebben te nemen, bijna nooit zijn afgeweken van de door haar uitgebrachte adviezen. De commissie staat bloot aan ontzettend veel critiek. Spr. wil er hier slechts dit van zeggen: de commissieleden spannen zich stuk voor stuk en ook als college in om de in de stad aanwezige woonruimte op een zo rechtvaardig, eerlijk en billijk mogelijke wijze te verdelen. Hij weet, dat de heer De Groot het daar absoluut mee eens is. (De heer De Groot heeft ook niet beweerd, dat dit niet het geval was). Ook de heer De Groot treft als lid van deze com missie de critiek van het publiek. Juist omdat er zoveel critiek t.a.v. dit werk bestaat, heeft spr. even de nadruk willen leggen op de inspanning, die de commissie zich getroost. De heer De Groot heeft gewezen op a-sociale elemen ten en heeft gezegd, dat deze niet alleen in de lagere, doch ook vooral in de hogere kringen schuilen, welke laatste zich daar overigens ver boven wensen te ver heffen. Daar zit een element van waarheid in, dat wil spr. niet ontkennen. Hij is in zekere zin blij, dat dit even ter sprake komt. Hij heeft er zojuist reeds op gewezen, dat het vooral een deel van de gegoede en kleine mid denstand is, dat hier de lasten draagt. Wie op de hoogte is met de ellende, die voort kan komen uit samen woning, zal zich zeker niet vrijwillig aanbieden voor inwoning, maar het is wel zo, dat in de zojuist door spr. genoemde kringen het minste verzet wordt ge boden en getracht wordt zich bij een eventuele be schikking op vredelievende wijze aan te passen. Zo is het echter niet bij hen, die zich graag als de notabelen of de elite van de gemeente beschouwd wensen te zien. Er moet hier echter wel onderscheid gemaakt worden: het is spr. bekend, dat men zich ook in die kringen offers getroost heeft. Het grootste gedeelte dier groep evenwel verzet zich met hand en tand, saboteert op alle manieren elke maatregel van B. en W. en van de commissie en weigert absoluut mede te werken, hoewel zij het toch zijn, die de grootste percelen in de stad bewonen. Spr. is dat met de heer De Groot eens, al drukt hij zich misschien even anders uit dan deze het deed. Ook spr. meent, dat speciaal tegen deze groep krachtig moet worden opgetreden. De heer De Groot zou gaarne zien, dat in deze materie wordt gehandeld zonder aanzien des persoons. Daar zijn de leden der commissie het allen roerend met elkaar over eens en dat standpunt brengen zij, voor zover dat binnen het raam van hun mogelijkheden ligt, ook absoluut in toe passing. In dezen is overigens niemand enig verwijt te maken. De Woonruimtewet werkt pas sinds No vember van het vorige jaar en men moet eerst ingesteld zijn op deze wet. Daar het een jonge wet is, hangt men bovendien van de jurisprudentie af. Men kan geen over haaste dingen doen. Eigenlijk kan men niet een zaak verliezen, dat betekent, dat het hek van de dam zou zijn. Voorts heeft de heer De Groot nog enkele opmer kingen gemaakt over de predikanten. Hij zal natuurlijk bedoeld hebben de geestelijken van elke kerkelijke rich ting. Het is juist, zoals in het voorlopige verslag ook van de zijde van B. en W. is gezegd: het gemeente bestuur heeft te dien opzichte geen taak. De geestelijken zijn vrijgesteld. Wel kan het gemeentebestuur bij de betreffende Minister proberen om dat verbod voor deze gemeente opgeheven te krijgen, zodat Leeuwarden via

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1948 | | pagina 11