70 Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 21 Juli 1948. De Voorzitter zegt, dat, hoewel dit onderwerp eigen lijk in het geheel niet aan de orde is, de wethouder er misschien iets over kan mededelen. De heer Witteveen (weth.) zegt. dat men over een vraagstuk als dit, dat zovele moeilijkheden opwerpt, om niet te zeggen: ergernissen wekt, niet gaarne spreekt. Althans, zo gaat het spr. Toch is'hij wel bereid, nu deze zaak ter sprake komt, hier de nodige mededelingen te doen, en daarbij wil hij graag zo duidelijk mogelijk zijn. Wij leven in een tijd van aanpassing, ook wat de woningbouw betreft. Het was een van de trawanten van de Rijkscommissaris, die tijdens de bezetting in 1941 een beroep op de Nederlandse bouwwereld deed om zich aan te passen aan de omstandigheden. De Nederlanders waren gewend niet eerder een spade in de grond te steken dan wanneer ze verzekerd waren van alle materialen. Maar men moest nu anders te werk gaan. De bezetter, althans een gedeelte van de heren, heeft deze aanpassing niet beleefd. Maar wij, aldus spr., hebben er wèl mee te maken. Het gaat bij de woning bouw en bij het bouwwezen in het algemeen om grote massa's materialen. Men begint met de fundering: het maken van sleuven, enz., practisch gesproken reeds zonder dat men weet wanneer de funderingsmaterialen op het werk zullen verschijnen. Tussen de fundamenten en de schoorsteen ligt bij iedere woning een historie van vele moeilijkheden, die vooral bij degenen, die met de leiding zijn belast, veel ergernis wekken. Zij zouden deze woningen, waarop honderden zitten te wachten, graag afmaken. De moeilijkheden beginnen al bij de formulieren, met alle administratieve rompslomp daar aan verbonden, reizen naar Den Haag, enz. en ze ein digen niet eerder dan bij de laatste dakpan. Het begint bijv. al met een tekort aan stucadoors, timmerlieden, metselaars etc. Wanneer die moeilijkheid is opgelost en het aantal van deze ambachtslieden is iets vermeerderd, dan ontstaat er gebrek aan cement, steen, beton en ijzer, zodat men zich steeds weer moet aanpassen met de werkzaamheden. Het gevolg is, dat de aannemer zijn werk niet behoorlijk kan organiseren. Die situatie vindt men trouwens niet alleen hier ter plaatse, maar in het gehele land. Hierdoor ontstaat een zekere slapheid, soms grenzende aan onverschilligheid, zowel bij werkgever als werknemer. Het is duidelijk, dat geen goede organisatie in een fabriek of bij een bouwwerk en dat geldt natuurlijk voor alle werk betekent, dat er geen logische gang in- en geen ambitie voor het werk is. Men wordt van het ene onderdeel naar het andere geschoven, er ontstaan hiaten, want het een is afhankelijk van het andere. Spr. kan zich voorstellen, dat dit de aandacht van het publiek trekt, althans van dat deel van het publiek, dat nog niet is vergeten, hoe de gang van zaken hier vóór de oorlog was. Het tempo van toen is nog op geen stukken na bereikt. Als oorzaak wordt wel aangewezen het tekort aan arbeidsprestatie. Spr. ziet het zo: het is de werk gever onmogelijk een vlotte organisatie door te voeren en daardoor is de werknemer niet in staat 100 van zijn werkkracht te geven, aangenomen, dat hij dat voor de oorlog wèl deed. Het kan troosten, hoewel het een schrale troost is, dat deze moeilijkheden ook elders bestaan. Het bouwen van woningen is wel enthousiast aangevraagd, maar B. en W. waren er te voren al van overtuigd, dat er met het realiseren van de bouw moeilijkheden zouden komen. Toch had spr. niet kunnen denken, dat het zo stroef zou lopen. Met de bouw van de gemeentewo ningen bij Cambuur en die van de twee woningbouw verenigingen 400 met elkaar alsmede met de 75 gemeentewoningen aan de voormalige Weerklank is men al langer dan een jaar bezig. Voor deze 500 woningen zijn gemiddeld 18 a 20.000 stenen per woning nodig, dat betekent dus met elkaar enige millioenen. Maar elders heeft men ook massa's nodig. Nu B. en W. verleden jaar beslag hebben weten te leggen op de toe wijzing voor een groot aantal woningen, speelt dit de gemeente op het ogenblik enigszins parten in de toe wijzing van materialen. Dit is enerzijds logisch en psy chologisch wel verklaarbaar, maar anderzijds is het zeer onbillijk en onredelijk. Spr. heeft over dit alles wel zijn gedachten, maar het zou te lang ophouden om die hier te ontwikkelen. De kwestie is deze: de practische mo gelijkheid om woningen te bouwen, is niet in overeen stemming met de theoretische wil. Dat is de grote fout, die men in het gehele land ziet. Er is te veel hooi op de vork genomen. De distributie van steen in het bij zonder en ook die van cement is uitermate slecht ge regeld. Men ziet op werken, maar men er nog niet aan toe is, grote tassen steen staan, terwijl op ander werk, maar men er op wacht, nog geen steen is te krijgen. Dit alles is oorzaak, dat hier inderdaad nog betrekkelijk weinig is kunnen worden opgeleverd. Daartegenover wil spr. echter even opmerken, dat, als men vergelijkt met het beeld, dat andere delen van het land te zien geven, Leeuwarden nog geen slecht figuur slaat. De situatie is overigens wel enigszins begrijpelijk. De be vrijding is betrekkelijk nog kort geleden, er waren geen steenfabrieken meer intact en practisch geen materialen aanwezig. Er was geen hout en ijzer; dit zijn immers importproducten. Het is op het ogenblik zo: vandaag is er iets, morgen weer niets. Men moet er als de kippen bij zijn. B. en W. staan dan ook voortdurend op de bres, want men kan beter 10 woningen klaar hebben, dan 100 in aanbouw. De mensen zien naar de bouw en ergeren zich, dat het niet sneller opschiet. B. en W. trachten een deel der woningen „vooruit te halen", om maar vast iets klaar te krijgen. Maar ook daarbij doen zich moeilijkheden voor: men moet b.v. closet-, afvoer- en gasleidingen hebben, die ook moeilijk te krijgen zijn. Dit zijn maar enkele onderdelen, die toch elementair zijn. Wanneer spr. de moeilijkheden, die inderdaad legio zijn, alle zou opnoemen, zou hij de gehele avond nodig hebben; de haren rijzen iemand soms ten berge. Het gevolg van dit alles is, dat de woningen niet op dat tijdstip kunnen worden opgeleverd, waarop B en W. het graag zouden willen; zij zijn er wel ten zeerste van overtuigd, dat er velen dringend op wachten. Een groot nadeel is uiteindelijk ook en dat is be langrijk in deze tijd dat met de lange duur van de bouw een grote kapitaalsinvestering gemoeid is. Di gaat gepaard met een zeer groot renteverlies, dat ove het gehele land een onrustbarend bedrag uitmaakt. De oplossing is slechts, dat de theoretische wil om wonin gen te bouwen aangepast wordt aan de practisch mogelijkheid. Spr. herhaalt, dat dit niet voldoende i het oog is gehouden. Het is te hopen, dat het in d toekomst beter gaat. Nogmaals wil spr. een voorbeeld geven van de on: zaglijke moeilijkheden bij de woningbouw. De firm Friso van Sneek. die hier 102 der woningen bouwt e daar al langer dan een jaar mee bezig is, heeft ruim millioen stenen voor deze woningen nodig. Naar sp schat, is slechts 50 daarvan ontvangen. Die 102 wo ningen zijn gedeeltelijk op kaphoogte; voor een and deel is men nog met de fundering bezig. Nu is de to zegging ontvangen, dat men maandelijks 40.000 stenen zal krijgen. Men kan dus nagaan, dat dit nog een kwestie van maanden wordt. Dit geeft geen bevredi ging. B. en W. hebben direct hiertegen geappellee: i en spr. heeft het vertrouwen, dat dit effect zal hebbe hoewel de perspectieven in de steenindustrie uitermae slecht zijn. Waar dit in zit? Voor spr. is dit onve- klaarbaar. De steenfabrieken werken behoorlijk op toeren, maar de oplevering van deze steen is uitermate moeilijk; men ziet op de fabrieken trouwens ook get n steen staan. Het Noorden heeft tevens het nadeel, d it Af, \*£vy Verslag van de handelingen van de gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 21 Juli 1948. 71 het ver van de steenfabrieken is verwijderd. Alles moet per schip aangevoerd worden. De schippers zijn er over het algemeen ook niet zo erg op gesteld om naar het Noorden te gaan; het is een lange tocht en er zitten vooral in de winter risico's aan. Na de vorige zomer b.v. wilde men niet hierheen; men was bang om vast :c vriezen. Toen het voorjaar kwam en er geen gevaar meer bestond voor invriezen, was de waterstand zo laag, dat men niet kon varen en de goede plaats niet kon bereiken. Toen de zomer kwam, had men weer andere motieven en werden de gemeente weer door de onwil van de schippers steenladingen door de neus geboord. Hoewel de moeilijkheden dus legio zijn, is het toch spr.'s stellige overtuiging, dat hier aan de Leeuwarder woningbouw zowel door de aannemers als de werk nemers, in verhouding tot werk op ander gebied, wer kelijk met ambitie gewerkt wordt. Het aantal tewerk- gestelden is naar verhouding klein, het kon veel groter zijn, maar, al zou men meer vaklieden kunnen krijgen, zij zouden, gezien de trage materiaalaanvoer, toch geen emplooi kunnen vinden bij deze bouw. Er zal door de moeilijkheden heen geworsteld moeten worden. Het vraagstuk heeft de volle aandacht van B en W. Niets zou hun liever zijn dan snel te kunnen opschieten, ook met het oog op hun verdere plannen. Zij zouden waarschijnlijk al weer met een plan gekomen jn, wanneer er mogelijkheid zou hebben bestaan het innen een bepaalde tijd te realiseren. Zouden zij echter op dit tijdstip met nieuwe plannen komen, zij het niet zeer grote, dan zouden zij daarmee toch nog het gereed- j i omen van de andere woningen concurrentie aandoen. De heer W. C. Dijkstra stelt er prijs op te verklaren, at het niet in de bedoeling van spr.'s fractie heeft elegen om wie dan ook t.a.v. deze zaak in gebreke te stellen. Integendeel. Zij heeft heel wel begrepen, dat ieder, die met de bouw te maken heeft, wel zijn uiterste est zal doen om deze tot een goed einde te brengen. Er bestond in spr.'s fractie echter wel enige behoefte an inlichtingen. Tevens meende zij, dat het misschien poed zou zijn spr. heeft het zojuist al opgemerkt at het college via de pers, die uiteraard van deze dis- assie nota heeft genomen, de burgerij iets over de orzaken van de moeilijkheden op dit gebied zou ver- ti Hen. Dit waren voor haar de redenen om deze kwestie aan de orde te stellen. Spr. dankt de Voorzitter voor het toestaan van v igen, die eigenlijk enigszins buiten de orde waren. Voorts dankt hij de wethouder voor zijn zo uitvoerige ir ichtingen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 8 (bijl. no. 104). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 9 (bijl. no. 114). De heer Posthuma constateert, dat men, hoewel het niet het eerste stuk grond is, dat aan particulieren wordt verkocht, toch betrekkelijk nog aan het begin staat van dergelijke grondverkoop. Spr. c.s. hopen, dat al de grond, die daar ter plaatse gereed wordt gemaakt, bin nenkort als industrieterrein zal worden benut. Bij spr.'s fractie is echter de vraag gerezen, of het geen over weging verdient om deze grond in het vervolg niet te verkopen, maar in erfpacht uit te geven. De redenen daarvoor behoeft hij niet in den brede uiteen te zetten. Hij kan kortheidshalve dit zeggen: als na verloop van üjd deze grond in waarde stijgt of door de gemeente gebruikt moet worden voor een of ander doeleinde, raoet ook de mogelijkheid bestaan er over te beschik ken; dan moet men niet die grond behoeven terug te kopen en dus afhankelijk zijn van particulieren. De tegenwoordige tijd heeft wel geleerd spr. denkt aan de misère t.a.v. de Weerklank - hoe uiterst moeilijk het is een stukje grond van particulieren te kopen om j het goede doel te bereiken. Dit vraagstuk is heel moeilijk en spr. denkt niet, dat er een volledige oplossing voor te vinden is. Hij zou dit korte pleidooi willen besluiten met de Voorzitter te vragen, of B. en W. de aangelegenheid nader onder ogen willen zien; misschien kan dan in het vervolg tot uitgifte in erfpacht worden overgegaan. De heer Schootstra zou n.a.v. de opmerking van de j heer Posthuma gaarne een ander belang naar voren willen brengen. Als de gemeente het uitgeven van industrieterreinen wil bevorderen, dan is het voor haar van belang, dat ze ook benut zullen worden. En spr. gelooft wel. dat erfpacht voor velen een bezwaar is, vooral als men de interpretatie van de heer Posthuma hoort. Dan zou men als industrieel er niet zeker van zijn, of men t.z.t. nog niet eens van het in erfpacht verkregen terrein ver jaagd zou kunnen worden. Wil de gemeente inderdaad bewust het uitgeven van industrieterreinen bevorderen ep met name van die ter reinen, die ook in de toekomst en zelfs in de verre toekomst voor industrie benut zullen kunnen worden, dan zou zij goed doen deze ten verkoop aan te bieden. Mocht het mogelijk zijn de prijs van 3,per m2 te reduceren, dan zou ook dat zeer zeker meer industrie naar Leeuwarden trekken. De Voorzitter, zal, omdat de heer Posthuma speciaal hem een vraag gesteld heeft, in plaats van de wet houder antwoorden. Het is de heer Posthuma wel bekend, dat het in Leeuwarden sinds jaar en dag gebruik is om voor woningen grond in erfpacht uit te geven en dat gebruik is ook door het tegenwoordige college tot dusverre gevolgd. Nu betreft het hier een wat speciaal geval, omdat de firma Cohen oorspronkelijk aan de Weer klank een terrein in eigendom had, dat ze aan de ge meente heeft verkocht. De firma verkeert daardoor in de noodzakelijkheid een ander terrein terug te krijgen. Het ligt dus voor de hand, dat zij overdracht in eigen dom op prijs stelt. Spr. wil de heer Posthuma echter gaarne toezeggen, dat B. en W. in het vervolg de uit gifte van industrieterreinen in erfpacht nader zullen overwegen, hoewel ook tot dusverre reeds hun over wegingen in de richting van de suggestie van de heer Schootstra gingen, vooral met het oog op de financiering van industriebouw. Dikwijls wordt door geldgevers meer verlangd dan het bezit van terrein in erfpacht. Dit laatste geeft meer moeilijkheden bij industrie- dan bij gewone woningbouw. B. en W. zijn echter gaarne bereid de kwestie opnieuw te bekijken. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 10 en 11 (bijl. nos. 109 en 105). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punten 12 en 13. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 14 (bijl. no. 101). De heer Wiersma kan over deze zaak kort zijn. Hij wil beginnen met zijn waardering uit te spreken voor de wijze, waarop B. en W. de ontwerpen voor deze regeling bij de organisaties aanhangig hebben gemaakt. Spr. weet, dat deze dat op prijs hebben gesteld. Ze hebben voldoende tijd gehad om deze materie, voordat die in het G.O. aan de orde kwam, te kunnen bekijken.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1948 | | pagina 2